Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26890 nr. 1;77 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26890 nr. 1;77 |
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 15 november 1999
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 17 november 1999.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 17 december 1999.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 6 juni 1995 te Boekarest tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en de Regering van Roemenië, anderzijds, betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen en verblijvende personen (Trb. 1995, 155)1.
Een toelichtende nota bij deze Overeenkomst treft U eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).Het onderhavige verdrag vormt tezamen met andere verdragen van dezelfde strekking, zoals de onlangs gesloten overnameverdragen met Bulgarije (Brussel, 7 oktober 1998; Trb. 1998, 250) en Estland (Brussel, 3 februari 1999; Trb. 1999, 78), een uitvloeisel van hetgeen reeds verschillende malen met de Staten-Generaal is besproken, onder andere in het kader van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, met betrekking tot de betekenis van dergelijke verdragen. De laatste keer dat met de Staten-Generaal hierover van gedachten is gewisseld betreft het overnameverdrag met Slovenië (Wenen, 16 november 1992; Trb. 1992, 197).
De reden dat dit verdrag eerst thans aan de Staten-Generaal ter stilzwijgende goedkeuring wordt voorgelegd, is gelegen in het feit dat het voornemen bestond om dit verdrag tegelijkertijd met een aantal andere overnameverdragen aan de Staten-Generaal voor te leggen. Na de totstandkoming van het verdrag met Roemenië bestond namelijk de verwachting dat de verschillende lopende onderhandelingen met betrekking tot die verdragen binnen afzienbare tijd zouden kunnen worden afgerond. Echter, het eerste overnameverdrag dat na 1995 tot stand kwam was dat in 1998 met Bulgarije.
Door de totstandkoming van het onderhavige verdrag wordt de medewerking verzekerd van de Roemeense autoriteiten bij de terugkeer van Roemenen wier illegaal verblijf moet worden beëindigd nadat ten aanzien van hen onherroepelijk tot verwijdering is beslist op basis van de Vreemdelingenwet.
Deze medewerking wordt gerealiseerd doordat praktische afspraken zijn gemaakt omtrent de te volgen procedure met betrekking tot een verzoek tot overname en doordat is vastgelegd hoe de Roemeense, respectievelijk de Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse nationaliteit kan worden vastgesteld of verondersteld.
De praktijk heeft geleerd dat door het bestaan van dergelijke afspraken de procedures die moeten leiden tot het vaststellen van de identiteit en de nationaliteit van vreemdelingen aanzienlijk worden bekort en dat deze met grotere zekerheid kunnen worden vastgesteld. Dit heeft tot gevolg dat verwijdering na het onherroepelijk worden van het vonnis eerder kan plaatsvinden, hetgeen met name van belang is met betrekking tot personen ten aanzien van wie op grond van de Vreemdelingenwet vrijheidsontnemende of -beperkende maatregelen zijn opgelegd.
In het onderhavige verdrag wordt geen verplichting aangegaan tot het verwijderen van personen. Het vormt geen rechtsbasis voor de beslissing tot verwijdering en bevat geen bepalingen die wijziging brengen in de rechtsbescherming welke een vreemdeling naar het nationale recht van partijen geniet.
Hoewel in de titel en de preambule de regeringen als verdragspartijen worden genoemd, zal het verdrag uiteraard tussen de staten gelden.
Zoals hierboven reeds is aangegeven, is over het onderwerp van overname verschillende keren met de Staten-Generaal gesproken, onder andere in het kader van Schengen (kamerstukken II 1985/86, 19 326 en 1991/92, 1992/93, 22 140) en uiteraard bij de parlementaire behandeling van vergelijkbare overnameverdragen met bijvoorbeeld Frankrijk (Parijs, 16 april 1964; Trb. 1964, 122), de Bondsrepubliek Duitsland (Bonn, 17 mei 1966; Trb. 1966, 166), Oostenrijk (Wenen, 15 februari 1965; Trb. 1965, 60) en Slovenië. In gemeen overleg tussen regering en parlement is bij de goedkeuring van die verdragen gebleken dat het goed is om, waar mogelijk en zinvol, overnameverdragen tot stand te brengen. Tegen deze achtergrond is ervoor gekozen het onderhavige verdrag ter stilzwijgende goedkeuring aan de Staten-Generaal voor te leggen.
Overigens heeft het onderhavige verdrag in materieel opzicht dezelfde inhoud als het overnameverdrag met Slovenië en is daaraan dan ook nagenoeg identiek.
Dit artikel dient in samenhang met Aanhangsel I te worden gelezen en heeft betrekking op de overname van eigen onderdanen door Roemenië. De bepaling heeft tot gevolg dat Roemenië op verzoek van elk van de Benelux-landen gehouden is Roemeense onderdanen die niet of niet meer voldoen aan de op het grondgebied van het verzoekende Benelux-land geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, over te nemen.
In het Aanhangsel wordt weergegeven, aan de hand van welke documenten de Roemeense nationaliteit kan worden vastgesteld of verondersteld. Zoals hierboven gesteld, leiden afspraken hieromtrent tot kortere procedures.
In dat licht is ook van belang de in het derde lid genoemde termijn van vijf dagen waarbinnen op een verzoek tot overname moet worden gereageerd.
Dit artikel dient in samenhang met Aanhangsel II te worden gelezen en bevat een soortgelijke verplichting als artikel 1 voor elk Benelux-land.
Op basis van dit artikel is op de dag van ondertekening van het onderhavige verdrag tevens een notawisseling tot stand gekomen, houdende praktische afspraken omtrent het administratief verwerken van een verzoek tot overname. In de notawisseling wordt aangegeven aan welke instanties en met welke gegevens een verzoek om een reisdocument als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, en artikel 2, vijfde lid, en een verzoek tot overname als bedoeld in artikel 1, derde lid, en artikel 2, derde lid, moet worden gedaan. Tevens worden er terzake termijnen gesteld en worden de plaatsen genoemd waar personen op grond van het verdrag feitelijk kunnen worden overgedragen.
De notawisseling, die als zodanig geen deel uitmaakt van het verdrag en uit zijn aard geen parlementaire goedkeuring behoeft, is opgenomen in Trb. 1995, 155, blz. 13 en volgende.
In dit artikel wordt voorzien in voorlopige toepassing. Voorlopige toepassing was ten tijde van de ondertekening van belang om op korte termijn te kunnen inspelen op het grote aantal Roemenen dat naar Nederland was gekomen en ten aanzien van wie op grond van onherroepelijke uitspraken was beslist dat zij Nederland moesten verlaten.
Dit artikel maakt onderscheid tussen wijzigingen van de bepalingen van het verdrag en wijzigingen van de Aanhangsels. Wijzigingen van de bepalingen van het verdrag behoeven uiteraard parlementaire goedkeuring. De Aanhangsels bevatten de uitwerking van de in artikel 1, tweede lid, en artikel 2, tweede lid, bedoelde gegevens aan de hand waarvan de Roemeense, respectievelijk de Nederlandse nationaliteit kan worden vastgesteld of verondersteld. Deze gegevens zijn opgenomen om de uitvoering van het verdrag mogelijk te maken.
Wijzigingen van de Aanhangsels kunnen in tegenstelling tot wijzigingen van het verdrag zelf onmiddellijk in werking treden omdat zij worden beschouwd als wijzigingsverdragen waarvoor op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring is vereist.
Ingevolge artikel 6 kan de toepassing van het verdrag worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen en Aruba. De regering van de Nederlandse Antillen en de regering van Aruba hebben inmiddels laten weten van de mogelijkheid van uitbreiding van de toepassing voor hun land geen gebruik te willen maken,
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26890-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.