nr. 64a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 21 augustus
1998 en het nader rapport d.d. 28 januari 1999, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief
afgedrukt.
Bij kabinetsmissieve van 9 juli 1998, no. 98.003518, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister
van Economische Zaken en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag, tussen
de Regering van Canada, Regeringen van lidstaten van het Europees Ruimte-Agentschap,
de Regering van Japan, de Regering van de Russische Federatie en de Regering
van de Verenigde Staten van Amerika, betreffende de samenwerking inzake het
civiele internationale ruimtestation, met Bijlage, en Akkoord betreffende
de toepassing van het Intergouvernementele Verdrag inzake het ruimtestation
in afwachting van de inwerkingtreding ervan; Washington, 29 januari 1998 (Trb.
1998, 97), met toelichtende nota.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 9 juli 1998,
nr. 98.003518, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake
de bovenvermelde verdragen rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 21 augustus 1998, nr. W02.98.0302, bied ik U hierbij aan.
1. In de toelichting op artikel 21 wordt uiteengezet welke problemen er
ten aanzien van de toepassing van de Amerikaanse octrooiwetgeving kunnen ontstaan
in geval Europeanen in Europa octrooi zouden willen aanvragen voor een uitvinding
gedaan in een Amerikaanse laboratoriummodule, ofwel in de Verenigde Staten
octrooi zouden willen aanvragen voor een uitvinding gedaan in een Europese
laboratoriummodule. Denkbaar is dat de Amerikaanse rechter bewijsmateriaal
met betrekking tot de datum van de uitvinding ontoelaatbaar acht indien dat
materiaal niet afkomstig is uit de Verenigde Staten. Op Europees verzoek en
ten behoeve van de Europese belanghebbenden hebben de Verenigde Staten van
Amerika – zo blijkt uit de toelichtende nota – «een basisnotitie
opgesteld met uitleg over deze problemen en mogelijke oplossingen».
De Raad van State adviseert in de toelichting te verduidelijken wat verstaan
moet worden onder een basisnotitie en wat het rechtskarakter van een dergelijk
stuk is.
In het bijzonder dient te worden aangegeven of van de aldaar gegeven uitleg
ten aanzien van de gesignaleerde problemen enige bindende werking uitgaat.
Voorts verdient het naar de mening van het college aanbeveling aan te
geven hoe de basisnotitie is of zal worden bekendgemaakt.
1. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State is de tweede
alinea van de toelichting op artikel 21 aangepast. Aan de aanbeveling van
de Raad om de vindplaats van de beleidsnotitie bekend te maken kan geen gevolg
worden gegeven omdat die notitie – voor zover bekend – niet is
gepubliceerd.
2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij
het advies behorende bijlage.
2. Aan de redactionele kanttekening van de Raad is gevolg gegeven.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U mede namens mijn ambtgenoten van Economische Zaken en van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn
voornemen de verdragen vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende
goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 21 augustus 1998,
no. W02.98.0302, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging
geeft.
– In de toelichtende nota de eerste vermelding van de afkorting
MoU voorzien van een verklaring: Memorandum of Understanding.