26 881
Tijdelijke regels ter beperking van het aantal varkens dat op een bedrijf mag worden gehouden (Tijdelijke wet beperking omvang varkenshouderij)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende tijdelijke regels ter beperking van het aantal varkens dat op een bedrijf mag worden gehouden (Tijdelijke wet beperking omvang varkenshouderij)

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

10 november 1999

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! Doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG L 375), dat, zolang een rechterlijk gebod geldt om het stelsel van varkensrechten van de Wet herstructurering varkenshouderij buiten toepassing te laten, het in voornoemde wet voorziene plafond voor het houden van varkens niet kan worden gehandhaafd en dat het derhalve wenselijk is een voorziening te treffen waarbij tijdelijk een nieuw productieplafond voor het houden van varkens wordt ingevoerd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder bedrijf, Bureau Heffingen, varken, fokzeug, jaar, varkensrecht, fokzeugenrecht, overdracht, niet-gebonden mestproductierecht, grondgebonden deel van het varkensrecht en grondgebonden deel van het fokzeugenrecht hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet herstructurering varkenshouderij.

2. Indien het varkensrecht is bepaald op grond van krachtens artikel 25 van de Wet herstructurering varkenshouderij gestelde regels en deze regels voorzien in een afwijkende bepaling van het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk van het fokzeugenrecht, wordt, in afwijking van het eerste lid, voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk van het fokzeugenrecht, in aanmerking genomen zoals dat is bepaald op grond van de krachtens artikel 25 van de Wet herstructurering varkenshouderij gestelde regels.

Artikel 2

1. Het is verboden op een bedrijf gemiddeld gedurende het jaar een groter aantal varkens, onderscheidenlijk fokzeugen, te houden dan het varkensrecht, onderscheidenlijk het fokzeugenrecht, vermeerderd met een tijdelijk productierecht voor varkens, onderscheidenlijk een tijdelijk productierecht voor fokzeugen, en vermeerderd met de latente ruimte.

2. Het tijdelijk productierecht voor varkens, onderscheidenlijk het tijdelijk productierecht voor fokzeugen, bedoeld in het eerste lid, komt overeen met het aantal varkenseenheden dat wordt bepaald door het verschil tussen het op 1 september 1998 op het bedrijf rustende varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, vermenigvuldigd met 100/90 en het op die datum op het bedrijf rustende varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, zoals dit aantal in voorkomend geval is gewijzigd door toepassing van artikel 4 en met dien verstande dat:

a. de vermenigvuldiging met de factor 100/90 geen betrekking heeft op het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk het grondgebonden deel van het fokzeugenrecht, en dat:

b. indien artikel 24 van de Wet herstructurering varkenshouderij ten aanzien van het bedrijf van toepassing is, in plaats van «100/90» wordt gelezen: 100 gedeeld door het getal voor het percentage dat op grond van dat artikel in plaats van het percentage van 90 is vastgesteld.

3. De latente ruimte, bedoeld in het eerste lid, komt overeen met :

a. het aantal varkenseenheden dat wordt bepaald door de latente ruimte die ingevolge artikel 55a van de Meststoffenwet in mindering is gebracht op het op 31 augustus 1998 geldende niet-gebonden mestproductierecht, zoals deze ruimte in voorkomend geval in afwijking van dat artikel is bepaald op grond van krachtens de artikelen 55, zesde lid, en 61 van de Meststoffenwet gestelde regels, te delen door 7,4 kilogram fosfaat, dan wel,

b. indien het varkensrecht is bepaald op grond van krachtens artikel 25 van de Wet herstructurering varkenshouderij gestelde regels en voorzover krachtens deze regels, te dien einde mede gesteld krachtens de artikelen 55, eerste lid, en 61 van de Meststoffenwet, artikel 55a van de Meststoffenwet buiten toepassing blijft, het aantal varkenseenheden dat wordt bepaald door de latente ruimte ten aanzien waarvan overeenkomstig de krachtens artikel 7, derde lid, van de Meststoffenwet gestelde regels op verzoek van het betrokken bedrijf doorhaling plaatsvindt van de gegevens betreffende het op 31 augustus 1998 geldende niet-gebonden mestproductierecht voor varkens en kippen, te delen door 7,4 kilogram fosfaat.

4. Indien dit artikel op een ander tijdstip in werking treedt dan 1 januari, wordt voor de toepassing van het eerste lid in plaats van «jaar» gelezen: tijdvak vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel tot en met 31 december van het desbetreffende jaar. Indien dit artikel op een ander tijdstip vervalt dan 1 januari, wordt voor de toepassing van het eerste lid in plaats van «jaar» gelezen: tijdvak van 1 januari van het jaar waarin dit artikel vervalt tot het tijdstip waarop dit artikel vervalt. Indien dit artikel in hetzelfde jaar op een ander tijdstip dan 1 januari in werking treedt en vervalt, wordt voor de toepassing van het eerste lid in plaats van «jaar» gelezen: tijdvak vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel tot het tijdstip waarop dit artikel vervalt.

Artikel 3

Het is verboden anders dan op een bedrijf op enig moment een groter aantal varkens te houden dan overeenkomt met drie varkenseenheden.

Artikel 4

1. Een tijdelijk productierecht voor varkens kan geheel of gedeeltelijk overgaan naar een ander bedrijf. De artikelen 17, 18 en 19 van de Wet herstructurering varkenshouderij en het bij of krachtens de artikelen 21, 22 en 23 van die wet bepaalde, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van «varkensrecht» telkens wordt gelezen «tijdelijk productierecht voor varkens» en in plaats van «fokzeugenrecht» telkens wordt gelezen: tijdelijk productierecht voor fokzeugen.

2. Ingeval van overdracht van een bedrijf zijn artikel 20, in samenhang met de artikelen 18, eerste lid, en 19, eerste lid, onder d, van de Wet herstructurering varkenshouderij, en het bij of krachtens de artikelen 21, 22 en 23 van die wet bepaalde, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van «varkensrecht» telkens wordt gelezen «tijdelijk productierecht voor varkens» en in plaats van «fokzeugenrecht» telkens wordt gelezen: tijdelijk productierecht voor fokzeugen.

3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt het tijdelijk productierecht voor fokzeugen in aanmerking genomen als deel van het tijdelijk productierecht voor varkens.

4. Voor de kennisgevingen, bedoeld in de artikelen 18, eerste lid, en 20, eerste lid, van de Wet herstructurering varkenshouderij, alsmede voor de toepassing van de bij of krachtens de artikelen 22 en 23 van Wet herstructurering varkenshouderij gestelde regels, wordt gebruik gemaakt van het daartoe bestemde, door het Bureau Heffingen op verzoek ter beschikking gestelde formulier.

Artikel 5

1. Het gemiddeld gedurende het jaar, onderscheidenlijk gedurende het in artikel 2, vierde lid, bedoelde tijdvak, op een bedrijf gehouden aantal varkens wordt bepaald door de som van de aantallen dagelijks op het bedrijf gehouden varkens te delen door het aantal dagen waaruit het desbetreffende jaar, onderscheidenlijk het tijdvak, bestaat.

2. In bij ministeriële regeling bepaalde gevallen wordt, in afwijking van het eerste lid, het gemiddeld gedurende het jaar, onderscheidenlijk gedurende het in artikel 2, vierde lid, bedoelde tijdvak, op het bedrijf gehouden aantal varkens bepaald door de som van de aantallen op de eerste dag van elke maand op het bedrijf gehouden varkens te delen door 12, onderscheidenlijk door het aantal kalendermaanden waaruit dat tijdvak bestaat.

Artikel 6

1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent het opmaken, bewaren, overleggen en afdragen van gegevens met betrekking tot het op het bedrijf gehouden aantal varkens.

2. Handelen in strijd met krachtens het eerste lid gestelde regels is een strafbaar feit.

Artikel 7

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de krachtens artikel 69, eerste lid, van de Meststoffenwet aangewezen ambtenaren.

Artikel 8

Artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder 1° wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Tijdelijke wet beperking omvang varkenshouderij, de artikelen 2, eerste lid, en 3.

B

Onder 4° wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Tijdelijke wet beperking omvang varkenshouderij, artikel 6.

Artikel 9

De Wet herstructurering varkenshouderij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 31 komt te luiden:

Artikel 31

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip worden het varkensrecht en het fokzeugenrecht verminderd met 5%.

B

In artikel 32, eerste lid, wordt «1 januari 2000» vervangen door: het tijdstip waarop het varkensrecht en het fokzeugenrecht worden verminderd met 5%.

C

Na artikel 32 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 32a

1. Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip worden het varkensrecht en het fokzeugenrecht verminderd met 10%.

2. Bij ministeriële regeling wordt het percentage van 10 verlaagd met het aantal procentpunten dat overeenkomt met het percentage waarmee blijkens de registratie van Bureau Heffingen in de periode tot en met het in het eerste lid bedoelde tijdstip het totaal aan varkensrechten in Nederland gerekend vanaf 1 september 1998 is verminderd. Deze vermindering komt overeen met de som van:

a. het aantal varkenseenheden dat wordt bepaald door de niet-gebon- den mestproductierechten voor varkens en kippen die overeenkomstig de krachtens artikel 7, derde lid, van de Meststoffenwet gestelde regels na 1 december 1997 zijn doorgehaald te delen door 7,4 kilogram fosfaat;

b. het aantal varkenseenheden dat is vervallen na registratie van een kennisgeving als bedoeld in artikel 30, behoudens de varkenseenheden die ook reeds in aanmerking zijn genomen ingevolge onderdeel a;

c. het aantal varkenseenheden overeenkomend met de verminderingen, bedoeld in de artikelen 18, derde lid, en 20, tweede lid.

Artikel 10

1. De artikelen van deze wet vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

2. Het koninklijk besluit waarbij het tijdstip wordt bepaald waarop artikel 2 vervalt treedt niet eerder in werking dan vier maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

3. Het tweede lid is niet van toepassing indien artikel 2 vervalt op 1 januari van het jaar volgend op het jaar van uitgifte van het Staatsblad waarin het koninklijk besluit wordt geplaatst.

Artikel 11

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 12

Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet beperking omvang varkenshouderij.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Naar boven