26 880
Verbod tot het maken van onderscheid op grond van leeftijd bij werving, selectie, scholing en bevordering bij de arbeid (Wet verbod op leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid)

nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 september 2000

Op 14 juni 2000 is het nader verslag vastgesteld over het Wetsvoorstel verbod op leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid (kamerstuk II, 1999–2000, 26 880 nr. 7). Naar aanleiding daarvan deel ik u, mede namens de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het volgende mee.

Zoals ook vastgesteld door diverse leden van uw Kamer tijdens het AO van 30 mei 2000 over de Sociale Raad, bestaat er een samenhang tussen enerzijds de concept-richtlijn tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep op grond van artikel 13 van het Eg-verdrag en anderzijds het Wetsvoorstel verbod op leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid. Eén van de non-discriminatiegronden in de concept-richtlijn is namelijk leeftijd.

De concept-richtlijn verschilt op twee belangrijke punten van het Wetsvoorstel verbod op leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid, namelijk ten aanzien van de werkingssfeer en ten aanzien van de systematiek. Het wetsvoorstel heeft uitsluitend betrekking op werving en selectie, scholing, arbeidsbemiddeling en bevordering. De concept-richtlijn verbiedt leeftijds-discriminatie op het gehele terrein van de arbeid. Zo vallen ook de terreinen ontslag en arbeidsvoorwaarden onder de werkingssfeer van de concept-richtlijn. Verder wordt in het wetsvoorstel een gesloten systeem van uitzonderingsgronden gehanteerd, terwijl de concept-richtlijn ten aanzien van leeftijd een (half-)open systeem van uitzonderingsgronden kent. Dit houdt in dat op grond van de concept-richtlijn zowel direct als indirect onderscheid naar leeftijd objectief te rechtvaardigen is. In de concept-richtlijn is een niet-limitatieve lijst van situaties opgenomen waarin direct onderscheid naar leeftijd in elk geval objectief te rechtvaardigen is.

De uiteindelijke inhoud van de richtlijn staat in dit stadium nog niet vast. Wel zal naar verwachting de richtlijn een ingrijpende wijziging van het wetsvoorstel noodzakelijk maken, met name waar het gaat om uitbreiding van de werkingssfeer op de terreinen arbeidsvoorwaarden en ontslag. Het is ook zeker niet uitgesloten dat dit zal leiden tot een wijziging van de systematiek van het wetsvoorstel. Het Franse voorzitterschap streeft ernaar om nog voor het eind van het jaar 2000 een akkoord over de richtlijn te sluiten.

Gezien het bovenstaande is het wenselijk met de beantwoording van de vragen over het Wetsvoorstel verbod op leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid te wachten tot het moment dat inhoudelijk meer zekerheid bestaat over de concept-richtlijn op grond van artikel 13.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. E. Verstand-Bogaert

Naar boven