nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID SCHELTEMA-DE NIE
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
I
In onderdeel A, onder 2, worden in artikel 50, derde lid, na de eerste
volzin drie volzinnen ingevoegd, luidende: Het bevel kan slechts worden gegeven
na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te
verlenen door de rechter-commissaris. Bij dringende noodzaak kan de machtiging
van de rechter-commissaris mondeling worden gegeven. De rechter-commissaris
stelt in dat geval de machtiging binnen drie dagen op schrift.
II
In onderdeel B, onder 2, worden in artikel 51, derde lid, na de eerste
volzin drie volzinnen ingevoegd, luidende: Het bevel kan slechts worden gegeven
na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te
verlenen door de rechter-commissaris. Bij dringende noodzaak kan de machtiging
van de rechter-commissaris mondeling worden gegeven. De rechter-commissaris
stelt in dat geval de machtiging binnen drie dagen op schrift.
III
In onderdeel C, onder 2, worden in artikel 52, derde lid, na de eerste
volzin drie volzinnen ingevoegd, luidende: Het bevel kan slechts worden gegeven
na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te
verlenen door de rechter-commissaris. Bij dringende noodzaak kan de machtiging
van de rechter-commissaris mondeling worden gegeven. De rechter-commissaris
stelt in dat geval de machtiging binnen drie dagen op schrift.
Toelichting
Met het nu voorgestelde amendement wordt de afweging van de inzet van
deze bevoegdheden gebracht op het niveau van functionarissen die reeds vertrouwd
zijn met het nemen van de daaraan verbonden beslissingen. Dit is een belangrijke
waarborg voor een verantwoorde inzet van deze nieuwe bevoegdheden.
Het onderhavige voorstel beoogt de uitoefening van de bevoegdheden verpakkingen
van goederen, met inbegrip van reisbagage, en vervoermiddelen te onderzoeken
en de bevoegdheid personen aan hun kleding te onderzoeken, krachtens een bevel
van de officier van justitie, niet langer te beperken tot de thans in de wet
genoemde concrete aanleidingen, aanwijzingen en verdenkingen, maar deze ook
tijdelijk en in een, door de burgemeester van de betrokken gemeente aangewezen
gebied, te mogen toepassen.
Een dergelijke uitbreiding van politiebevoegdheden noopt tot het aanbrengen
van extra waarborgen. Zoals gesteld is inzet van dit zware instrument uitsluitend
mogelijk op uitdrukkelijk bevel van de officier van justitie.
Het amendement strekt ertoe dat dit bevel slechts kan worden gegeven na
schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen
door de rechter-commissaris. In spoedeisende gevallen kan de machtiging van
de rechter-commissaris overigens ook mondeling worden gegeven.
De rechter-commissaris dient te beoordelen of er voldoende redenen zijn
om dit zware opsporingsinstrument in te zetten. Hij kan zich daarbij door
de officier van justitie en door de lokale driehoek laten adviseren en van
nadere informatie laten voorzien. Voorgeschreven is dat de officier van justitie
bij het voorbereiden van een dergelijke actie reeds, in het kader van de gebiedsaanwijzing
ex artikel 151b van de Gemeentewet, uitvoerig overleg pleegt met de bestuurlijke
autoriteiten en dat dit ook in de driehoek is besproken. Een machtiging moet
op schrift worden gesteld en met redenen zijn omkleed. In de machtiging, en
het daarop gebaseerde bevel van de officier van justitie, dient expliciet
te worden omschreven in welke, naar (aangewezen) gebied en duur (maximaal
twaalf uur) beperkte, nauw omschreven situatie(s), dit opsporingsinstrument
mag worden ingezet. De rechter-commissaris kan in de machtiging eveneens beperkingen
stellen aan de tijdspanne waarbinnen een bevel kan worden gegeven en aan de
periode waarbinnen de acties kunnen worden uitgevoerd.
De vordering tot verlening van de machtiging moet gemotiveerd en voldoende
geconcretiseerd zijn.
Scheltema-de Nie