26 852
Wijziging van enkele belastingwetten (technische aanpassingen)

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 november 1999

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.

ARTIKEL VII, onderdeel B, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Onder vernummering van het vijfde tot en met negende lid tot zesde tot en met tiende lid, wordt na het vierde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

5. Een verkrijging als bedoeld in het vierde lid en het daarover verschuldigde recht wordt geacht betrekking te hebben op, in de eerste plaats: het ondernemingsvermogen, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, onder 1°, in de tweede plaats: het ondernemingsvermogen, bedoeld in dat onderdeel, onder 2°, en voor het overige: het in dat onderdeel, onder 3°, bedoelde overige ondernemingsvermogen. Ingeval de belastingschuldige het ondernemingsvermogen heeft verkregen tegen een tegenprestatie of onder een last wordt voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel a, onder 3°, de waarde van die tegenprestatie of die last niet in mindering gebracht op het verkregen ondernemingsvermogen.

Toelichting

Het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt en LTO-Nederland hebben mijn aandacht gevraagd voor de toepassing van de 25%-regeling in de kwijtscheldingsregeling voor het schenkings- en successierecht bij bedrijfsopvolging. Het gaat dan om situaties waarin door de bedrijfsopvolger ter zake van de verkrijging van het ondernemingsvermogen nog een bedrag moet worden opgeofferd. De vraag rijst dan of in de grondslag van de 25%-regeling ook het ondernemingsvermogen in aanmerking moet worden genomen waarvoor de bedrijfsopvolger moet betalen (het in artikel VII, onderdeel B, voorgestelde artikel 26, vierde lid, onderdeel a, onder 3°, van de Invorderingswet 1990). Dit kan het beste geïllustreerd worden aan de hand van een voorbeeld.

Stel dat een onderneming (in dit voorbeeld: zonder quota of grond die zich leent voor verpachting) met een waarde in het economische verkeer van 100 aan de bedrijfsopvolger wordt verkocht voor 60. In deze transactie ligt een schenking besloten van 40. Moet nu de 25% worden berekend over 40 of over 100?

Mede vanwege de ontwikkeling dat de waarde in verpachte staat van landbouwgronden steeds hoger wordt maar dat de rentabiliteit van de bedrijven veelal niet in die mate meegroeit, stel ik voor in de wetgeving uitdrukkelijk vast te leggen dat de 25% ook kan worden berekend over het gedeelte van de onderneming waarvoor een tegenprestatie is verschuldigd (in het gegeven voorbeeld dus over 100). De tegenprestatie (in het voorbeeld: 60) wordt derhalve niet in mindering gebracht op het saldo van het verkregen ondernemingsvermogen. Bij het voorbeeld betekent dit dat uiteindelijk over 15 schenkingsrecht wordt ingevorderd (40 – (25% van 100)) en dat het schenkingsrecht over 25 wordt kwijtgescholden. De term «saldo van het verkregen ondernemingsvermogen» is hiervoor gebruikt om aan te geven dat de tot het ondernemingsvermogen behorende passiva die in het kader van de voortzetting van de onderneming mede overgaan niet worden gezien als een tegenprestatie of last; deze passiva maken immers een onderdeel uit van het verkregen ondernemingsvermogen.

Ter wille van een gelijke behandeling beperkt zich dit voorstel niet tot landbouwbedrijven maar heeft het betrekking op elke categorie ondernemingen.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven