nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 24 november 1999
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.
ARTIKEL VII, onderdeel B, tweede lid, wordt vervangen
door:
2. Onder vernummering van het vijfde tot en met negende lid tot zesde
tot en met tiende lid, wordt na het vierde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:
5. Een verkrijging als bedoeld in het vierde lid en het daarover verschuldigde
recht wordt geacht betrekking te hebben op, in de eerste plaats: het ondernemingsvermogen,
bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, onder 1°, in de tweede plaats:
het ondernemingsvermogen, bedoeld in dat onderdeel, onder 2°, en voor
het overige: het in dat onderdeel, onder 3°, bedoelde overige ondernemingsvermogen.
Ingeval de belastingschuldige het ondernemingsvermogen heeft verkregen tegen
een tegenprestatie of onder een last wordt voor de toepassing van het vierde
lid, onderdeel a, onder 3°, de waarde van die tegenprestatie of die last
niet in mindering gebracht op het verkregen ondernemingsvermogen.
Toelichting
Het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt en LTO-Nederland hebben mijn
aandacht gevraagd voor de toepassing van de 25%-regeling in de kwijtscheldingsregeling
voor het schenkings- en successierecht bij bedrijfsopvolging. Het gaat dan
om situaties waarin door de bedrijfsopvolger ter zake van de verkrijging van
het ondernemingsvermogen nog een bedrag moet worden opgeofferd. De vraag rijst
dan of in de grondslag van de 25%-regeling ook het ondernemingsvermogen in
aanmerking moet worden genomen waarvoor de bedrijfsopvolger moet betalen (het
in artikel VII, onderdeel B, voorgestelde artikel 26, vierde lid, onderdeel
a, onder 3°, van de Invorderingswet 1990). Dit kan het beste geïllustreerd
worden aan de hand van een voorbeeld.
Stel dat een onderneming (in dit voorbeeld: zonder quota of grond die
zich leent voor verpachting) met een waarde in het economische verkeer van
100 aan de bedrijfsopvolger wordt verkocht voor 60. In deze transactie ligt
een schenking besloten van 40. Moet nu de 25% worden berekend over 40 of over
100?
Mede vanwege de ontwikkeling dat de waarde in verpachte staat van landbouwgronden
steeds hoger wordt maar dat de rentabiliteit van de bedrijven veelal niet
in die mate meegroeit, stel ik voor in de wetgeving uitdrukkelijk vast te
leggen dat de 25% ook kan worden berekend over het gedeelte van de onderneming
waarvoor een tegenprestatie is verschuldigd (in het gegeven voorbeeld dus
over 100). De tegenprestatie (in het voorbeeld: 60) wordt derhalve niet in
mindering gebracht op het saldo van het verkregen ondernemingsvermogen. Bij
het voorbeeld betekent dit dat uiteindelijk over 15 schenkingsrecht wordt
ingevorderd (40 – (25% van 100)) en dat het schenkingsrecht over 25
wordt kwijtgescholden. De term «saldo van het verkregen ondernemingsvermogen»
is hiervoor gebruikt om aan te geven dat de tot het ondernemingsvermogen behorende
passiva die in het kader van de voortzetting van de onderneming mede overgaan
niet worden gezien als een tegenprestatie of last; deze passiva maken immers
een onderdeel uit van het verkregen ondernemingsvermogen.
Ter wille van een gelijke behandeling beperkt zich dit voorstel niet tot
landbouwbedrijven maar heeft het betrekking op elke categorie ondernemingen.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend