26 852
Wijziging van enkele belastingwetten (technische aanpassingen)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 9 november 1999

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de fracties van de PvdA, VVD, CDA en D66 hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten (technische aanpassingen). Met betrekking tot één onderdeel zouden de leden van de PvdA-fractie vragen willen stellen, temeer omdat zij menen dat het hier om meer gaat dan een technische aanpassing. Het betreft het voorstel tot schrappen van de mogelijkheid om buitengewone lasten in aftrek te nemen samenhangende met uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen die jonger zijn dan 27 jaar, indien het recht op kinderbijslag op grond van de Wet Beperking export uitkeringen (BEU) is uitgesloten.

Het verheugt de leden van de VVD-fractie dat de regering zo spoedig invulling heeft kunnen geven aan de door de Kamer en de Raad van State geuite wens de maatregelen in het kader van het Belastingplan 2000 te splitsen in afzonderlijke wetsvoorstellen.

Over het merendeel van de onderdelen van het onderhavige wetsvoorstel hebben de leden van de CDA-fractie geen opmerkingen. Ten aanzien van het onderdeel «invorderingswet 1990 de kwijtscheldingsregeling» leven wel aantal vragen.

Ook de leden van de fractie van D66 hebben bij het onderhavige wetsvoorstel een enkele vraag en opmerking.

1.2. Wet op de inkomstenbelastring 1964

1.2.1. Energie

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het ontwikkelen van EnergiePrestatieAdviezen (EPA). Zij hopen dat op zeer korte termijn toegesneden EPA-methoden voor de meest gangbare gebouwtypen beschikbaar zullen komen en vragen in dit verband aan de regering wanneer die kunnen worden verwacht.

1.2.2. Buitengewone lasten-aftrek en de Wet beperking export uitkeringen

In de memorie van toelichting hebben de leden van de VVD-fractie kunnen lezen dat de regering voorstelt de buitengewone lastenaftrek aan te passen in verband met het per 1 januari 2000 in werking treden van de Wet beperking export uitkeringen. Zij ondersteunen de door de regering voorgestelde aanpassing van de buitengewone lastenaftrek in dit kader.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering dit voorstel onder andere verdedigt met een verwijzing naar de beoogde opbrengst van de Wet BEU die dreigt weg te lekken. Zij wijzen er op dat de Wet BEU geen zelfstandige budgettaire doelstelling had, maar beoogde fraude tegen te gaan en handhaving te bevorderen. Kan de regering duiden hoe groot het budgettaire effect is waar zij zich zorgen om maakt? Waarom is de buitengewone lasten problematiek op geen enkele wijze naar voren gebracht door de regering toen het overleg met de Kamer over de Wet BEU plaatsvond? Deze leden wijzen ook op het feit dat er bij de behandeling van de Wet BEU een evaluatietermijn van twee jaar is afgesproken en vragen zich af wat de afweging is geweest om deze evaluatie niet af te wachten. Houdt de regering overigens rekening met het Besluit afwijkende regels BEU dat 1 januari aanstaande in werking treedt?

Tenslotte constateren de leden van de PvdA-fractie dat de Wet BEU een overgangstermijn van 3 jaar heeft met betrekking tot geldende rechten. Zij vragen de regering of ook is overwogen inzake de buitengewone lastenaftrek een vergelijkbare overgangsbepaling op te nemen.

1.3. Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen

De regering tracht door middel van een wijziging van artikel 1 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie manipulatie ter verkrijging van afdrachtvermindering te voorkomen. De leden van de VVD-fractie zijn ook van mening dat manipulatie ter verkrijging van afdrachtvermindering moet worden voorkomen en denken dat de door de regering voorgestelde wijziging van artikel 1 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie manipulatie een stap in de goede richting is.

1.5 Invorderingswet 1990

Met grote belangstelling hebben de leden van de VVD-fractie kennisgenomen van de door de regering voorgestelde wijziging van de Invorderingswet 1990. De regering wil de kwijtscheldingsfaciliteit inzake successie- en schenkingsrecht bij bedrijfsopvolging wijzigen.

In het verleden gold een verpachte-waarderesolutie in geval van bedrijfsopvolging in de agrarische sector. Deze resolutie hield in dat bij een overdracht van een bedrijf in de land- en tuinbouw voor grond de waarde in verpachte staat werd gehanteerd. De thans voorgestelde wijziging in de Invorderingwet 1990 houdt in dat de kwijtscheldingsfaciliteit afgemeten kan worden aan de waarde welke in het economische verkeer aan de gronden, in het bijzonder de cultuurgronden, kan worden toegekend. In de artikelsgewijze toelichting zegt de regering dat het niet de bedoeling is dat door deze voorgestelde maatregel bedrijfsopvolgers in de agrarische sector in een nadeliger positie zouden komen te verkeren dan dat het geval was bij toepassing van de verpachte-waarderesolutie. Aangezien de waarde in het economische verkeer de nieuwe maatstaf voor hantering van de kwijtscheldingsfaciliteit zal zijn, betwijfelen de leden van de VVD-fractie dat de bedrijfsopvolgers niet in een nadeliger positie komen te verkeren.

Uit de brief van LTO-Nederland van 26 oktober 1999 blijkt dat voorafgaande aan de voorgestelde wijziging van de Invorderingswet 1990 overleg heeft plaatsgevonden tussen LTO-Nederland en het ministerie van Financiën. De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het feit dat er een conceptbesluit, inhoudende dat voor grond de waarde in verpachte staat kan worden gehanteerd, is opgesteld. Waarom is afgezien van de lijn die voorgesteld is in dit conceptbesluit en kan de regering aantonen door middel van rekenvoorbeelden dat het doel van de voorgestelde wijziging gerealiseerd wordt? De leden van de VVD-fractie doelen hiermee op een rekenvoorbeeld in de oude situatie waarbij de verpachte-waarderesolutie van toepassing is, en in de nieuwe situatie waarbij de voorgestelde wijziging van de Invorderingswet 1990 toepassing is.

De verpachte waarde resolutie is ingetrokken, zo merken de leden van de CDA-fractie op. Op aandrang van de Tweede Kamer heeft daarover overleg plaatsgevonden tussen het ministerie van Financiën en de agrarische sector. Waarom heeft de Tweede Kamer daarover geen rapportage ontvangen? Deze rapportage was wel toegezegd. Kan de regering het concept-besluit dat op 2 juni 1999 tot stand is gekomen aan de Tweede Kamer overleggen? Wijkt dit concept-besluit af van de nu voorgestelde wettelijke regeling. Zo ja, waarom? Vanuit de agrarische sector (NAJK en LTO Nederland) wordt nu het signaal gegeven dat in dit wetsvoorstel een aanpassing van de faciliteit wordt voorgesteld die zonder meer leidt tot een aanzienlijke verzwaring van de belastingdruk voor jonge ondernemers. Wat zijn de aanleiding en de noodzaak dat de agrarische sector bij bedrijfsoverdrachten wordt geconfronteerd met hogere heffingen? Kan de regering ingaan op de berekeningen in de brief van LTO Nederland van 26 oktober 1999?

Indien het vierde lid van artikel 26 wordt aangepast zou een oplossing gevonden kunnen worden, aldus de leden van de CDA-fractie. Hoe beoordeelt de regering de volgende aanpassing:

Het vierde lid dient dan als volgt te worden aangepast:

«De in het derde lid bedoelde kwijtschelding wordt verleend tot het gezamenlijke bedrag van het recht dat kan worden toegerekend aan:

a. Indien het een verkrijging als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, betreft:

1. de waarde van quota, vergunning en ontheffingen, concessies en andere dispensaties van publiekrechtelijke aard, voor zover die waarde is begrepen in de waarde van het verkregen ondernemingsvermogen;

2. het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van de tot het landbouwbedrijf behorende onverpachte cultuurgronden en de waarde in verpachte staat van die cultuurgronden, voor zover die waarde is begrepen in de waarde van het verkregen ondernemingsvermogen;

3. 25% van de waarde van het verkregen ondernemingsvermogen, nadat die waarde is verminderd, doch niet verder dan tot nihil met hetgeen daarin is begrepen aan waarde als bedoeld onder 1 en 2.»

Is de regering bereid dit met een nota van wijziging aan de Tweede Kamer voor te stellen?

Ook de leden van de fractie van D66 verzoeken de regering in te gaan op de brief van het NAJK van 22 oktober 19991 en de brief van LTO Nederland van 26 oktober 19991, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de wijze waarop de kwijtscheldingsfaciliteit afgemeten kan worden aan de waarde welke in het economisch verkeer aan cultuurgronden kan worden toegekend.

De voorzitter van de commissie,

Van Gijzel

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GL), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GL), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA) en Kuijper (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GL), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GL), Hindriks (PvdA), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA) en Timmermans (PvdA).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven