nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht met het oog op de invoeging
van een strafuitsluitingsgrond voor het in voorraad hebben van enkele waren,
onderdelen daarvan of merken uitsluitend voor eigen gebruik.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust. En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
12 oktober 1999
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de inwerkingtreding
van de wet van 25 februari 1999 (Stb. 110) wenselijk is artikel 337 van het
Wetboek van Strafrecht te wijzigen met het oog op de invoeging van een strafuitsluitingsgrond
voor het in voorraad hebben van enkele waren, onderdelen daarvan of merken
als omschreven in artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht uitsluitend voor
eigen gebruik;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht wordt, onder vernummering
van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid, een nieuw tweede
lid ingevoegd, luidende:
2. Niet strafbaar is hij die enkele waren, onderdelen daarvan of merken als omschreven in het eerste lid in voorraad heeft uitsluitend voor
eigen gebruik.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,