Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26842 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26842 nr. 5 |
Ontvangen 3 december 1999
Van de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen hebben wij met belangstelling kennis genomen. Hierna wordt daarop ingegaan.
De leden van de PvdA-fractie vroegen de regering nog eens aan te geven welke functie het Fes nu vervult en in de toekomst dient te vervullen.
In antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie en aansluitend bij de opmerkingen die deze leden maakten ten aanzien van de aard en functie van het Fes, wordt het volgende opgemerkt.
De leden van de PvdA-fractie merken terecht op dat de functie van het Fes in feite neerkomt op het oormerken van bepaalde overheidsinkomsten ten behoeve van bepaalde overheidsinvesteringen. Voor de financiering van extra investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken, worden bepaalde aardgasbaten geoormerkt, alsmede de rentevrijval (minus eventuele dividendderving) die het gevolg is van het in mindering brengen op de staatsschuld van de opbrengst van vervreemdingen van staatsdeelnemingen en enkele andere opbrengsten.
Het Fes wordt inderdaad gekenmerkt door zowel de aard van de ontvangsten als de aard van de uitgaven. De inzet van ontvangsten uit aardgas leidde ten tijde van het Aardgasbatenfonds (de voorganger van het Fes) tot de slogan «ondergronds vermogen omzetten in bovengronds vermogen». Ook de in een later stadium toegevoegde voedingscomponenten voor het Fes zijn naar hun aard in feite vermogensbestanddelen, waarvan de opbrengsten worden ingezet voor investeringen in nieuw vermogen.
De ontvangsten van het Fes worden van de andere ontvangsten op de rijksbegroting afgeschermd door middel van een apart begrotingsfonds en op deze wijze geoormerkt voor investeringsuitgaven. Redenen voor het instellen van een apart begrotingsfonds binnen de rijksbegroting zijn in de eerste plaats de zekerheid dat de in het fonds apart gezette middelen beschikbaar zijn en blijven voor de bedoelde investeringsprojecten. In de tweede plaats maakt een fonds het makkelijker om met onzekerheden en fluctuaties aan de ontvangstenkant om te gaan. Fluctuaties in de aardgasbaten zijn dan niet direct van invloed op de uitgaven in enig jaar. In de derde plaats maakt een fonds het mogelijk onbesteed gebleven middelen mee te nemen naar het volgende jaar en in zijn algemeenheid in te spelen op de wisselende financieringsbehoefte van grote investeringsprojecten.
De leden van de PvdA-fractie stellen dat door het gebruik van het Fes bij publiek private financieringsconstructies, de overheid zich als betrouwbare partner kan laten gelden.
De regering meent dat onafhankelijk van de financieringsbron de overheid zich in publiek private projecten als betrouwbare partner moet laten gelden. Gelden uit het Fes kunnen, net als gelden uit de specifieke begrotingen, ingezet worden bij publiek private financieringsconstructies.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat investeringen in het versterken van de economische structuur van Nederland een hoge prioriteit verdienen. Deze leden zouden er grote moeite mee hebben als het wetsvoorstel de feitelijke mogelijkheden voor de overheid om op dit gebied de juiste prioriteiten te stellen beperkt.
In reactie op de opmerkingen van de PvdA-fractie kan worden medegedeeld dat het wetsontwerp de mogelijkheden om de juiste prioriteiten te stellen niet beperkt. De voorgestelde veranderingen in de voeding van het Fes geven meer dan in het verleden zekerheid over een stabiele en structurele voeding van het Fes, waardoor de voorgenomen investeringen ook op lange termijn zijn zekergesteld en niet meer direct afhankelijk worden van nog te realiseren incidentele baten.
Zo kunnen zowel de eerder afgesproken zeer grote investeringen als de Betuweroute en de HSL-Zuid, de bijdrage uit het Fes voor het pakket Samen Werken aan Bereikbaarheid (SWAB), de impuls uit maart 1998, alsook het pakket investeringen uit de Regeerakkoord-impuls 1998 integraal worden uitgevoerd. Op dit moment is er voor het bovengenoemde zeer ambitieuze pakket aan investeringen in de periode tot 2010 nog een gering tekort voorzien van f 361 mln. De regering heeft dat tekort bij Najaarsnota 1999 terug gebracht tot f 261 mln. Dit zal er overigens – in combinatie met de huidige verwachting van de nieuwe hogere raming van de gasbaten die in het voorjaar beschikbaar komt – toe kunnen leiden dat in de komende jaren binnen het Fes eerder ruimte ontstaat voor nieuwe infrastructurele projecten, zoals de aanleg van wegen en de verdere verbetering van het openbaar vervoer. Hiermee is tevens ingegaan op het verzoek van de CDA-fractie op een nadere toelichting op het besluit van het de regering om 100 mln aan meevallers door de Najaarsnota toe te voegen aan het Fes.
Zowel de leden van de PvdA-fractie als de leden van de D66-fractie vroegen zich af of de beschikbare middelen voor het Fes niet worden aangetast door niet langer de opbrengst van incidentele baten direct in het Fes te storten maar de vrijvallende rentelasten ten gunste van het Fes te laten komen. De leden van de PvdA-fractie hebben daarbij gevraagd of de optelsom van de contante waarde van de vrijvallende rentebaten gelijk is aan de hoofdsom.
Voor het antwoord op de desbetreffende vraag is de te hanteren discontovoet cruciaal. Indien de discontovoet gelijk is aan de rentevergoeding, is de contante waarde van de stroom van vrijvallende rentebaten precies gelijk aan de hoofdsom. In voorkomende gevallen vindt een aanpassing plaats voor optredende dividendderving. Het effect van rente en dividendderving is goed meetbaar: de in 1999 gerealiseerde schuldreductie a.g.v. van verkoopopbrengsten en common areabaten levert ten behoeve van het Fes een gemiddeld rendement op voor het Fes van bijna 4% (rentevrijval minus dividenderving).
De economische waarde van een storting van de hoofdsom ineens en een structurele rentereeks zijn dus aan elkaar gelijk. Doordat ook de eventueel optredende dividendderving wordt meegenomen, kan de structurele reeks die in het Fes wordt gestort iets ongunstiger uitvallen. Daar staat tegenover dat conform het voorliggende wetsvoorstel de rentevrijval van alle eenmalige vermogensopbrengsten automatisch structureel aan het Fes zal toekomen. In de oude situatie betrof het storten van de opbrengst van het vervreemden van vermogensbestanden in het Fes een «kan» bepaling. In nogal wat gevallen (veiling etherfrequenties, deel opbrengst Rocade, NOB) is in het verleden bepaald dat deze opbrengsten gebruikt zouden worden voor consumptieve uitgaven of voor schuldreductie (waarbij eventueel de rentevrijval een bestemming buiten het Fes had). In de voorgestelde situatie zal de rentevrijval (na saldering met dividendontvangsten) van alle toekomstige eenmalige vermogensopbrengsten automatischten gunste van het Fes worden gebracht, waardoor over een langere periode gemeten de Fes voeding gunstiger zal kunnen uitvallen.
De leden van de PvdA-fractie, de D66-fractie en de GroenLinks-fractie vroegen zich af of de flexibiliteit voor het Fes niet wordt aangetast door niet langer de opbrengst van incidentele baten direct in het Fes te storten maar de vrijvallende rentelasten ten gunste van het Fes te laten komen.
In reactie op opmerkingen van een aantal fracties over de flexibiliteit het volgende. Het ten gunste van het Fes laten komen van de rentevrijval in plaats van de hoofdsom, kan in een situatie waarin het Fes-saldo negatief dreigt te worden, de flexibiliteit op de korte termijn inderdaad beperken, maar op de langere termijn zal hierdoor de stabiliteit en het structurele niveau van de voeding worden vergroot. Bovendien betekent de gewijzigde Fes-voeding wat betreft de aardgasbaten dat de baten over de periode 1999–2010 naar voren worden gehaald, hetgeen de flexibiliteit van het Fes vergroot.
Het fondskarakter van het Fes blijft echter ongewijzigd. Dit betekent dat enerzijds middelen naar het volgende jaar kunnen worden meegenomen indien een project is vertraagd en anderzijds fluctuaties in het betalingsritme binnen het fonds kunnen worden opgevangen.
De leden van de PvdA-fractie, de CDA-fractie, de D66-fractie en de GroenLinks-fractie vragen om een nadere toelichting op de argumentatie voor het storten van de rentevrijval in het Fes i.p.v. de hoofdsom.
In antwoord op de desbetreffende vragen van genoemde fracties wil de regering twee argumenten nog eens voor het voetlicht halen.
In de eerste plaats de EMU-normering. Op basis van Europese regelgeving belasten de uitgaven van het Fes (net als de meeste andere uitgaven op de rijksbegroting) het EMU-saldo. De ontvangsten in het Fes uit hoofde van de verkoop van staatsdeelnemingen tellen echter niet mee in de berekening van het EMU-saldo. Europese regelgeving schrijft namelijk voor dat financiële transacties (zoals bijvoorbeeld verkoop staatsdeelnemingen) niet relevant zijn voor de berekening van het EMU-saldo. In de oude situatie leidde het Fes dus tot een voor het EMU-saldo niet-spiegelbeeldige verwerking, wat aanleiding kon geven tot ongewenste schokken in de meerjarige ontwikkeling van het EMU-saldo.
Door de Fes-uitgaven nu te koppelen aan het (EMU-relevante) rentevoordeel dat optreedt als de hoofdsom van de opbrengst van de verkoop van staatsdeelnemingen ten gunste van de staatsschuld wordt gebracht ontstaat een voor het EMU-saldo spiegelbeeldige verwerking.
Vanwege consistente verwerking in het Fes, is ervoor gekozen om ook voor andere incidentele opbrengsten die ten gunste van het Fes zouden komen, en die wel relevant kunnen zijn voor het EMU-saldo zoals bijvoorbeeld de Common Area-baten, de methode te kiezen om de hoofdsom ten gunste van de staatsschuld te brengen en het rentevoordeel in het Fes structureel te storten.
In de tweede plaats de stabiliteit en duurzaamheid. Door het Fes gedeeltelijk te voeden met de structurele rentevrijval in plaats van met de hoofdsommen ontstaat een meer continue en daardoor duurzamere voeding. Een continue stroom van inkomsten i.p.v. incidentele baten voorkomt ad-hoc besluitvorming en draagt zo bij aan de kwaliteit van een optimale allocatie en meerjarenplanning.
Economisch gezien hangt de keuze tussen het verkleinen van negatief vermogen (aflossen van staatsschuld) en het vergroten van positief vermogen (investeringen), af van het (maatschappelijk) investeringsrendement en de rente op de staatsschuld. De regering baseert haar keuze tussen het aflossen van staatsschuld en het plegen van investeringen echter op meerdere gronden. Voornamelijk is dit het gevolg van het feit dat in de praktijk het onderscheid tussen consumptieve bestedingen en investeringen lastig te maken is en de materie van (maatschappelijke) rendementsberekeningen van overheidsinvesteringen uiterst weerbarstig is.
De PvdA-fractie vraagt zich af hoe het over de tijd uitspreiden van inkomsten zich verhoudt tot de investeringsprioriteiten van de regering?
In antwoord hierop stelt de regering dat geen sprake zal zijn van vertragingen van de bij Regeerakkoord voorgenomen overheidsinvesteringen als gevolg van deze wetswijziging. De begrotingen van het Fes voor zowel het jaar 1999 als het jaar 2000 zijn reeds gebaseerd op deze nieuwe voedingssystematiek, die eveneens bij Regeerakkoord is afgesproken. De investeringsprioriteiten passen binnen de ruimte van het fonds.
De leden van de PvdA-fractie vroegen of de regering het met hen eens is dat bij rendabele investeringen het welvaartseffect groter is naarmate de investering eerder gedaan wordt. Deze leden vroegen zich eveneens af of dit niet a fortiori geldt voor investeringen ter aflossing van uitstaande milieuschulden.
Het rendabel zijn van investeringen is wel een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor welvaartsmaximalisatie. Een extra voorwaarde voor welvaartsmaximalisatie is dat het investeringsrendement hoger is dan elk beschikbaar alternatief. Uiteraard geldt vervolgens dat hoe eerder het meest rendabele project wordt uitgevoerd, hoe groter het welvaartseffect per saldo zal zijn. Dit geldt voor alle investeringen. Daarnaast kan ten aanzien van milieu-investeringen opgemerkt worden dat het voorkómen van milieuschade door middel van preventie uiteraard de voorkeur geniet.
De leden van de PvdA-fractie vroegen de regering of het niet verstandig is de Fes-wet zodanig te wijzigen, dat het mogelijk blijft de afweging te maken tussen het aflossen van de staatsschuld en het direct storten in het Fes. Op deze wijze zou binnen het Fes adequaat kunnen worden ingespeeld op dreigende tekorten en/of nieuwe investeringsprioriteiten. Deze leden vroegen de regering eveneens of het niet belangrijker is aangegane investeringsverplichtingen en gedane beloften na te komen dan de staatsschuld af te lossen.
De in het Regeerakkoord afgesproken wijziging van de voedingssystematiek ten aanzien van de vervreemding van staatsdeelnemingen dient twee doelen. Het eerste is het opheffen van de bestaande asymmetrische werking met betrekking tot de EMU-normering. De uitgaven die ten laste van het Fes komen, leiden tot een belasting van het EMU-tekort. De vervreemding van staatsdeelnemingen leidde in de oude situatie echter niet tot een ontlasting van het EMU-tekort. Deze ongelijke behandeling van uitgaven en ontvangsten leidden in de oude voedingssytematiek per saldo tot een omvangrijke belasting van het EMU-tekort door de Fes-uitgaven. De beschreven asymmetrie wordt met de nieuwe voedingssytematiek opgeheven omdat de structureel vrijvallende rentelasten als gevolg van het in mindering brengen op de staatsschuld van de opbrengst van de vervreemding van staatsdeelnemingen wel leiden tot een verlaging van het EMU-tekort.
In de tweede plaats leidt de toevoeging van vrijvallende rentelasten in plaats van hoofdsommen op de korte termijn ceteris paribus tot een lagere voeding, maar wel tot een continue en daardoor duurzamer voeding, hetgeen op de lange termijn voordelig is.
Adequaat inspelen op nieuwe investeringsprioriteiten en/of dreigende tekorten behoort overigens ook binnen de voorgestelde Fes-wijziging tot de mogelijkheden. Bijvoorbeeld via het bestemmen van meer aardgasbaten voor het Fes of het aanwijzen van andere ontvangsten uit het vervreemden van materiële en immateriële activa en rechten van de staat. Een en andere dient uiteraard te passen binnen de financiële randvoorwaarden uit het Regeerakkoord.
Wijziging van de voedingssystematiek overeenkomstig het nu voorliggende wetsvoorstel brengt afgesproken investeringen niet in gevaar. Immers de begrotingen 1999 en 2000 van het Fes zijn beide reeds gebaseerd op de nieuwe voedingssystematiek. In beide begrotingen zijn de Regeerakkoord-investeringen verwerkt.
De leden van de PvdA-fractie menen dat bij de bepaling van de aanwending van incidentele baten ook de hoogte van de staatsschuld relevant zou moeten zijn.
Deze leden vroegen eveneens of de afweging tussen het aflossen van de staatsschuld en het direct storten in het Fes niet anders bezien moet worden op het moment dat het EMU-saldo op nul staat dan wanneer dit nog niet het geval is.
De regering deelt niet de mening dat de bepaling van de aanwending van incidentele baten afhankelijk is van de hoogte van de staatsschuld of van het financieringssaldo. De voorgestelde wijziging in de aanwending van incidentele baten tracht tegemoet te komen aan de huidige asymmetrische werking van het Fes-fonds met betrekking tot de EMU-normering.
De leden van de PvdA vragen voorts waarom alleen de baten van de Betuwelijn en de HSL worden teruggestort. De leden van D66 vroegen zich af of de wet niet zou moeten worden aangepast omdat geen baten uit PPS projecten worden teruggestort.
In antwoord op de vraag van de fractie kan worden medegedeeld dat dit te maken heeft met het feit dat alleen voor deze projecten de aanvankelijk geraamde private bijdrage uit het Fes wordt voorgefinancierd. Uitgangspunt voor nieuwe PPS-constructies is dat de financiering zowel aan publieke als aan private zijde is geregeld. Voor zover het gaat om (mede) uit het Fes gefinancierde projecten, kan private financiering van PPS direct in mindering worden gebracht op de hoofdsom en vloeit er op een later tijdstip niets meer terug. Het wetsvoorstel hoeft daar dus niet op aangepast te worden. Voor eventuele per saldo opbrengsten van nieuwe PPS-constructies, ligt het in de rede dat eventuele opbrengsten opnieuw via het Fes voor infrastructurele projecten worden ingezet.
De leden van de PvdA fractie vragen of de toezegging van de Minister van Financiën dat de definitieve beslissing over de besteding van de opbrengst van de verkoop van de door de Staat gehouden aandelen in de NIB pas zal worden genomen nadat de Kamer het onderhavige wetsvoorstel heeft behandeld, niet ook van toepassing is op andere incidentele baten zoals voortvloeiend uit de verkoop van aandelen VAM, KLM en uit de opbrengst van de Common Area.
In antwoord op de vragen van de fractie deelt de regering mede dat de toezegging van de Minister van Financiën betrekking had op de beoordeling van de technische uitwerking van het wetsontwerp. Dit betekent echter niet dat daarmee afstand werd genomen van het Regeerakkoord.
De Fes-relevante ontvangsten zijn budgettair verwerkt conform de financiële afspraken in het Regeerakkoord. Het gaat hierbij ondermeer om de door de fractie genoemde incidentele baten voortvloeiende uit verkoop VAM en KLM, en de Common Area opbrengsten.
De leden van de PvdA-fractie gaven aan van mening te zijn dat de voorgestelde wijzigingen in de voedingssystematiek op sommige punten leiden tot het verlaten van het oorspronkelijke uitgangspunt «vermogen voor vermogen» en het aantasten van de financieringsflexibiliteit. Hierdoor wordt de positie van het Fes binnen het begrotingsbeleid minder bijzonder dan deze was. Deze leden vragen zich af of dat een juiste ontwikkeling is.
In antwoord hierop kan worden gesteld dat het uitgangspunt «vermogen voor vermogen» naar de mening van de regering niet is verlaten. Voor het grootste deel van de ontvangsten van het Fes, de aardgasbaten, geldt dit adagium in ieder geval onverkort. Ook daar waar sprake is van voeding van het Fes uit rentevrijval die het gevolg is van storting van de opbrengst ten gunste van de staatsschuld worden de revenuen van vermogensbestanddelen van de overheid aangewend voor investeringen in nieuw vermogen.
Voor zover op de korte termijn de financieringsflexibiliteit wordt aangetast omdat niet meer de hoofdsom in één keer ten gunste van het Fes komt, maar in delen via een structurele reeks rentevrijval, is op de lange termijn juist sprake van een toename van het voedingsniveau van de financieringsstabiliteit.
Onafhankelijk van de appreciatie van beide bovenstaande punten, blijven de argumenten om voor een fondsconstructie te kiezen echter recht overeind staan. Zekerheid over de beschikbaarheid van de voor het Fes bestemde ontvangsten voor investeringsprojecten van nationaal belang, demping van onzekerheden en fluctuaties aan de ontvangstenkant van het Fes en de mogelijkheid om onbesteed gebleven ontvangsten naar het volgende jaar mee te nemen, blijven volgens de regering belangrijke randvoorwaarden voor het kunnen plegen van de voorgenomen investeringen in de economische structuur.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering het juist acht de middelen voor de Fes-investeringen anders te behandelen dan de ICES-investeringen.
De regering acht het juist de middelen anders te behandelen. De regering heeft het Fes ingesteld om investeringen die nodig zijn om de economische structuur van Nederland te versterken te kunnen realiseren. Het gaat dan om zeer omvangrijke projecten of investeringspakketten.
De regering heeft ervoor gekozen een begrotingsfonds in te stellen zodat de benodigde middelen voor dit doel worden gereserveerd. Bij het Regeerakkoord is besloten tot een aantal investeringspakketten, die deels via het Fes en deels via aanvullende posten lopen. De keuze hiertussen is mede bepaald door het wel of niet voldoen aan de Fes-criteria van deze pakketten.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of de regering ook van mening is dat sprake is van een andere behandeling van middelen uit het Fes dan een normale begrotingspost en of het Fes meerwaarde heeft.
Er moet sprake zijn van een andere behandeling dan bij een normale begrotingspost om de benodigde middelen voor de economische structuurversterking te kunnen reserveren. Het gaat vaak om zeer langlopende projecten met een onzeker uitgavenpatroon. Op deze manier heeft het dus meerwaarde.
De leden van de PvdA fractie vragen waarom een onderscheid bestaat tussen «harde» en «zachte» infrastructuur.
Voor het Fes is niet het onderscheid tussen «hard» en «zacht» van belang, maar het belang voor de economische structuurversterking en de omvang van de projecten.
De leden van de PvdA fractie vragen of de investeringen van het ICES-investeringspakket vanuit één systematiek kunnen worden behandeld en of de Fes-criteria niet gelijk gesteld kunnen worden aan de ICES-criteria.
Het lastige van een dergelijke aanpassing is dat investeringen die niet primair tot doel hebben de economische structuur te versterken, maar hieraan bijdragen wel voor de volledigheid in de ICES-overzichten mee worden genomen. Financiering vanuit het Fes zou echter betekenen dat het primaire doel van de projecten wel het versterken van de economische structuur zou moeten zijn.
De leden van de PvdA-fractie vroegen een reactie op enkele argumenten van Van Straaten in een artikel dat in Openbare Uitgaven 1999, nr. 3 is verschenen.
In antwoord op desbetreffende vraag van de leden van de PvdA-fractie kan ik meedelen dat het uitgesloten is dat de voorgestelde wijziging in de voedingssystematiek er toe leidt dat Fes-bijdragen weglekken naar niet Fes-waardige projecten. De criteria voor de uitgaven zijn namelijk niet aangepast. De voordelen van het Fes worden volgens de regering niet aangetast door de nieuwe systematiek. De voeding van het Fes wordt gedeeltelijk meer duurzaam vormgegeven en blijft exclusief bestemd voor investeringsuitgaven ter versterking van de economische structuur. Daarbij komt dat ook het karakter van het Fes als fonds (met spaarmogelijkheid over de jaren heen) voluit overeind blijft.
Op de opmerkingen van Van Straaten over de effecten voor de stabiliteit van het EMU-saldo en de flexibiliteit van het wetsvoorstel wordt elders in deze beantwoording ingegaan.
De leden van de VVD-fractie vroegen of de regering kan aangeven wat de gevolgen kunnen zijn van een eventuele versnelde liberalisering van de gasmarkt, zoals aangegeven in het energierapport 1999, op de in de wetswijziging voorgestelde voedingssystematiek.
Bij de beantwoording van vragen over de Gaswet (Kamerstukken II, 1998–1999, 26 463) wordt uitgebreid ingegaan op de mogelijke effecten van de liberalisering op de gasbaten. Bij de beantwoording komt tevens aan de orde dat een langzamer tempo van liberalisering kan leiden tot een tijdelijk batenvoordeel en dat een sneller tempo leidt tot een tijdelijk nadeel. Bij de beantwoording van de vragen betreffende de Gaswet is, binnen de daar aangegeven randvoorwaarden, aangegeven dat liberalisering van de gehele Nederlandse markt zou kunnen leiden tot een derving van FES inkomsten in een bandbreedte van jaarlijks f 62 mln tot f 185 mln.
De leden van de VVD-fractie gaven aan graag inzicht te willen hebben in een financiële raming van het Fes volgens de nieuwe voedingssystematiek voor de komende jaren.
Zowel de begroting 1999 als de begroting 2000 van het Fes zijn gebaseerd op de nieuwe voedingssytematiek. De financiële meerjarenramingen die bij de desbetreffende begrotingen zijn gepresenteerd, hebben derhalve betrekking op de nieuwe voedingssytematiek. Onderstaand wordt de financiële meerjarenraming uit de begroting 2000 van het Fes weergegeven.
| (x f 1 mln) | t/m 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005–10 | Totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Investeringsimpuls | 4 725 | 918 | 727 | 129 | 2 | 330 | 6 830 | ||
| Overig V&V | 28 | 255 | 290 | 254 | 223 | 276 | 306 | 260 | 1 891 |
| MARIN | 69 | 31 | 100 | ||||||
| BR en HSL | 1 432 | 1 175 | 1 497 | 1 935 | 1 231 | 1 359 | 308 | 1 034 | 9 971 |
| SWAB | 315 | 576 | 415 | 1 305 | |||||
| Nog te verdelen | 15 | 50 | 64 | 71 | 326 | 326 | 1 958 | 2 810 | |
| Investeringsimpuls 98/ | 381 | 828 | 897 | 1 054 | 976 | 654 | 11 571 | 16 361 | |
| Voorfinanciering | |||||||||
| Totale uitgaven | 6 569 | 3 350 | 3 807 | 3 279 | 2 581 | 2 937 | 1 924 | 14 822 | 39 268 |
| Naar Infrafonds | 3 092 | 3 517 | 2 924 | 2 295 | 2 464 | 1 439 | |||
| Staatsdeelnemingen | 7 200 | 7 200 | |||||||
| Overig vermogen | 1 322 | 1 322 | |||||||
| Common area | 2 505 | 2 505 | |||||||
| Overig aardgas | 500 | 1 743 | 1 868 | 1 826 | 1 453 | 1 370 | 1 411 | 11 912 | 22 083 |
| Extra export gas | 2 646 | 2 646 | |||||||
| Incidentele baten | 75 | 150 | 225 | 300 | 300 | 300 | 1 800 | 3 150 | |
| Totale ontvangsten | 14 173 | 1 818 | 2 018 | 2 051 | 1 753 | 1 670 | 1 711 | 13 712 | 38 907 |
| Jaarsaldo | – 1 532 | – 1 789 | – 1 228 | – 828 | – 1 267 | – 213 | – 1 110 | ||
| Cumulatief saldo | 7 606 | 6 073 | 4 285 | 3 057 | 2 230 | 962 | 750 | – 361 |
Het jaarsaldo is het batig (nadelig) saldo van uitgaven en ontvangsten over het betreffende begrotingsjaar. Het cumulatief saldo is het batig (nadelig) saldo tot en met het betreffende begrotingsjaar. Dit laatste saldo is als batig (nadelig) saldo opgenomen in de saldi artikelen van de Fes-begroting. De gasbaten in de periode 2005 tot en met 2010 zijn evenals in de de meerjarenramingen van de vorige begroting, gebaseerd op een dollarkoers van f 1,85 en een olieprijs van 17,5$ per vat.
Uit de meerjarige doorkijk in bovenstaande tabel blijkt dat het fonds bij deze ramings veronderstellingen1 in 2010 een nadelig saldo heeft van f 361 mln. Bij Najaarsnota is inmiddels voorzien in een tekortverlaging van f 100 mln.
De leden van de VVD-fractie gaven aan prijs te stellen op een nadere uiteenzetting van de geschatte dividendopbrengsten. Deze leden vroegen zich daarbij af hoe lang de geschatte dividendopbrengsten daarbij worden doorgetrokken naar latere jaren en of hieraan een limiet is gesteld.
De op de bespaarde rentelasten in mindering te brengen dividendderving wordt vastgesteld aan de hand van de meerjarenraming in de begroting voor het jaar waarin de vervreemding wordt gerealiseerd. Voor de jaren na de meerjarenraming wordt hetzelfde bedrag gehanteerd (geëxtrapoleerd) als het bedrag in het laatste jaar van de meerjarenraming. Dit is de gebruikelijke extrapolatiesystematiek.
Evenals de structurele rentevrijval, wordt ook de dividendderving structureel afgetrokken. Hieraan is geen limiet gesteld. Hieruit resulteert een constante, structurele reeks die ten gunste van de Fes-voeding komt.
De leden van de VVD-fractie waren benieuwd naar de directe en de indirecte kosten van aandelenvervreemding door de Staat en vroegen zich af of hiervoor een percentage genoemd kan worden.
Onder directe kosten worden de kosten verstaan die direct met de vervreemding verbonden zijn. Het gaat daarbij om kosten van bijvoorbeeld een financieel adviseur, een bankensyndicaat of een juridisch adviseur. Deze kosten hangen nauw samen met het soort vervreemding. Wanneer een onderneming reeds aan de AEX is genoteerd, zoals in het geval van Hoogovens en KLM, is verkoop een minder complexe aangelegenheid dan wanneer een beursgang moet worden opgezet. Bij onderhandse verkopen is de lengte en complexiteit van de onderhandelingen weer een belangrijke graadmeter. Het is derhalve niet goed mogelijk een normpercentage aan te geven. De praktijk leert echter dat de kosten voor een privatisering variëren van ruwweg 1 tot 5 procent van de bruto opbrengst. De Kamer wordt van deze kosten altijd op de hoogte gebracht.
De indirecte kosten zijn zo mogelijk nog lastiger te ramen. Dit zijn de kosten die, in incidentele gevallen, een vervreemding vergemakkelijken. Denk hierbij aan het, voorafgaand aan een verkoop, egaliseren van de financiële relatie van het bedrijf met de Staat. Zo kan de Staat bijvoorbeeld een langlopende verplichting aan een bedrijf afkopen middels een eenmalige storting. De opbrengst van de verkoop dient alsdan gecorrigeerd te worden voor deze storting. De positie van de Staat als zakelijke verkoper zou in het gedrang komen wanneer deze mogelijkheid zou worden afgesneden omdat een dergelijke storting wel ten laste van het betrokken vakdepartement plaats zou vinden doch de meeropbrengst uit de verkoop indirect in het Fes zou vloeien. Een dergelijke situatie heeft zich in 1999 nog niet voorgedaan. Uiteraard vindt verantwoording na afloop van de verkoop, mocht deze situatie zich voordoen, wél plaats.
De leden van de VVD-fractie vroegen op welke post op de begroting de rentevrijval met betrekking tot de opbrengst verkoop Roccade NV ad 400 mln is verwerkt.
In antwoord op deze door de VVD-fractie gestelde vraag kan de regering U mededelen dat de rentevrijval is verwerkt op het hoofdstuk Nationale Schuld. De verwerking heeft plaatsgevonden in de begroting 1997.
De VVD-fractie vroeg naar een nadere toelichting op de financiële ruimte die sinds het Regeerakkoord beschikbaar is gekomen voor structuurversterking.
De financiële ruimte in het Fes is bij begroting 1999 geheel aangewend voor de uitvoering van de in het Regeerakkoord vastgelegde investeringen. Hierdoor resulteerde in de begroting 1999 een tekort van f 720 mln ultimo 2010. Daarna zijn f 359 mln extra ontvangsten beschikbaar gekomen door een verhoging van de aardgasbatenraming. De begroting 2000 laat daardoor nog een tekort zien van f 361 mln ultimo 2010. Dit tekort is inmiddels bij Najaarsnota met f 100 mln teruggebracht.
De leden van de VVD-fractie vroegen zich af waarom het bedrag in het laatste jaar van de meerjarenraming van dividendinkomsten, structureel wordt doorgetrokken. Deze leden vroegen waarom niet voor bijvoorbeeld een meerjarig gemiddeld is gekozen.
Zoals reeds elders uiteen is gezet, is de gebruikelijke systematiek voor het extrapoleren van ramingen naar jaren die vallen na de meerjarenraming het doortrekken van het bedrag van het laatste jaar van de meerjarenraming.
Bovendien zijn de dividendramingen veelal constante reeksen, evenals de constante reeks van de vrijvallende rentelasten. Het nemen van een meerjarig gemiddelde voor de dividendderving betekent daardoor meestal geen wijziging ten opzichte van het voorstel van de regering, maar zou in voorkomend geval wel een miskenning kunnen betekenen van een meerjarige op- of afloop van de ramingen in de richting van een structureel hoger- of lager dividend.
De leden van de VVD fractie vragen of niet het risico bestaat dat dividenden dermate hoog worden vastgesteld dat geen structureel vrijvallende rentebaten aan het Fes kunnen worden toegevoegd.
De regering acht dit geen realistisch gevaar. Het kan voorkomen dat een vervreemding geen netto-toevoeging aan het Fes genereert omdat het dividendrendement (of eventueel een vaste vergoeding op preferente aandelen) hoger is dan de vrijvallende rentebaten. Dit kan zich voordoen bij een lage rentestand en bij een hoog dividendrendement. Bij dat laatste wordt dan echter aangenomen dat een structureel hoge kasstroom naar de belegger (dividend) samengaat met een lage ondernemingswaarde (opbrengst). Dit is strijdig met gangbare nettocontantewaardemethode, waarbij de ondernemingswaarde wordt afgeleid van de voor beleggers beschikbare kasstromen. In de gangbare gevallen zal deze situatie zich dan ook niet voordoen. Een hoger dividend levert dan immers een hogere ondernemingswaarde op. In het algemeen ligt het dividendrendement beneden het rendement op staatsobligaties.
Overigens wordt het in de vraag genoemde risico nog verder verkleind doordat de in de meerjarencijfers opgenomen dividendramingen (die bepalend zijn voor de berekening van de dividenderving) veelal behoedzaam zijn geraamd en dus aan de lage kant zijn.
De leden van de CDA-fractie vroegen waarom de liberalisering van de gasmarkt niet in het Regeerakkoord werd genoemd als reden voor dit wetsvoorstel. Tevens vroegen deze leden of andere oplossingen zijn overwogen dan het nu voorliggende voorstel, die zoveel mogelijk aansluiten bij de oude voedingssytematiek.
Voorop stelt de regering dat in een Regeerakkoord tussen coalitiepartners op hoofdlijnen van (nieuw) beleid, afspraken worden gemaakt. Dat is de functie van het document. Er wordt in het Regeerakkoord geen uitwerking gemaakt van alle relevante overwegingen voor nieuw beleid.
De toenemende liberalisering van de gasmarkt noopt tot een verandering van de voedingssystematiek. In een zich verder liberaliserende markt zullen de export en import van gas alleen maar toenemen. Daarnaast zal het aantal partijen dat in gas handelt verder toenemen. Bij de export van een kubieke meter gas is dan niet meer aan te geven of dit een kubieke meter Nederlands gas is, geïmporteerd gas is dan wel een combinatie van beide. Over Nederlands gas zijn afdrachten verschuldigd die worden geheven bij de producent. Over geïmporteerd gas zijn geen afdrachten verschuldigd. Handhaven van de oude systematiek zou betekenen dat alle gasstromen gevolgd zullen moeten worden om het juiste volume voor de FES-voeding vast te stellen. Dan nog is het de vraag wat in een vrije markt onder extra export moet worden verstaan. In een vrije markt is het administratief niet meer haalbaar exact vast te stellen wat extra export van Nederlands gas is. Handhaving van de bestaande systematiek is derhalve geen reële optie. Ook zijn er geen oplossingen beschikbaar die voldoende kunnen aansluiten bij de huidige systematiek. De voorgestelde wijziging biedt een adequate oplossing omdat de productie van Nederlands gas maatgevend is voor de niet-belastingmiddelen en uitsluitend de producenten van Nederlands gas zijn niet-belastingmiddelen verschuldigd. Bovendien sluit de voorgestelde systematiek aan bij de doelstelling van de voeding, namelijk ondergronds vermogen omzetten in bovengronds vermogen.
De leden van het CDA veronderstelden dat de voeding van het Fes op de korte termijn sterk fluctueert als gevolg van de toevoeging van de vrijvallende rentelasten in plaats van de hoofdsommen. Zij vroegen de Regering waarom als motief voor deze wijziging in het Regeerakkoord de stabilisatie van de voeding wordt genoemd.
Het antwoord op deze vraag blijkt uit een vergelijking van de oude situatie met de nieuwe situatie. In de oude situatie kwamen eenmalige opbrengsten in het geheel ten gunste van het Fes. Dergelijke opbrengsten werden derhalve slechts eenmaal – in het jaar van vervreemding – verantwoord en veroorzaakten daardoor een (omvangrijke) hobbel in de Fes-ontvangsten. Door het min of meer grillige verloop van de verkopen van staatsdeelnemingen, bestond de kans op sterk fluctuerende Fes-inkomsten juist in de oude situatie.
In de nieuwe situatie komt de opbrengst van vervreemdingen niet meer direct ten gunste van het Fes, maar ten gunste van de staatsschuld. De hierdoor structureel vrijvallende rentelasten komen, verminderd met gederfde dividendontvangsten, ten gunste van het Fes. In de nieuwe situatie betreft het een structurele voedingsreeks. Het gevolg van de nieuwe systematiek is derhalve juist een structurele constante reeks.
De fracties van PvdA, VVD en CDA vragen naar de onderbouwing van de 41,5%. In onderstaande tabel wordt aangegeven hoe het percentage berekend is en wat de effecten zijn op de FES-voeding. Het percentage van 41,5% is berekend op basis van de cumulatieve ramingen over de periode 1999–2010, zoals die ten tijde van het RA gehanteerd werden:
| Niet Belasting Middelen | FES «oud» | FES «nieuw» | Cumulatief voordeel nieuwe methodiek | |
|---|---|---|---|---|
| 1999 | 4,223 | 0,800 | 1,753 | 0,953 |
| 2000 | 4,247 | 1,100 | 1,763 | 1,616 |
| 2001 | 3,773 | 1,200 | 1,566 | 1,982 |
| 2002 | 3,500 | 1,200 | 1,453 | 2,235 |
| 2003 | 3,500 | 1,400 | 1,453 | 2,288 |
| 2004 | 4,300 | 1,200 | 1,785 | 2,873 |
| 2005 | 4,300 | 1,200 | 1,785 | 3,458 |
| 2006 | 4,500 | 1,300 | 1,868 | 4,026 |
| 2007 | 4,600 | 2,300 | 1,909 | 3,635 |
| 2008 | 4,900 | 3,000 | 2,034 | 2,669 |
| 2009 | 5,200 | 3,200 | 2,158 | 1,627 |
| 2010 | 5,200 | 3,800 | 2,158 | – 0,015 |
| Totaal | 52,243 | 21,700 | 21,685 | – 0,015 |
Op basis hiervan ontstaat dan een percentage van 41,5%, zijnde 21,700 miljard gedeeld door 52,243 miljard. Tevens is opgenomen onder de kolom FES «nieuw» 41,5% van de NBM. Het verschil van 15 miljoen tussen FES «oud» en FES «nieuw» is toe te schrijven aan afrondingen. In de raming van NBM is tevens opgenomen de verwachte verhoging van de gasprijs van tuinders. Bovenstaande raming is gebaseerd op de volgende veronderstellingen ten tijde van het RA:
| 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004–2010 | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| olie $/vat | 15,5 | 15,0 | 14,5 | 14,0 | 14,0 | 17,5 |
| dollarkoers | 1,95 | 2,00 | 2,03 | 2,05 | 2,05 | 1,85 |
De leden van de CDA fractie vragen naar de financiële ruimte voor het FES bij verschillende olieprijzen en dollarkoersen.
In algemene zin kan hier het volgende over opgemerkt worden. Bij een olieprijs van circa 20$/vat en een dollarkoers van f 2,00 heeft een structurele mutatie van de olieprijs met 1 $/vat een structureel effect op de totale aardgasbaten van circa f 500 miljoen en een structurele mutatie van 10 cent dollarkoers een structureel effect van circa f 450 miljoen. De totale aardgasbaten bestaan ongeveer voor 2/3 uit NBM en 1/3 uit VPB en van de NBM is 41,5% bestemd voor het FES. Dit betekent dat een olieprijsverhoging van 1$/vat leidt tot een additionele FES voeding van circa f 140 miljoen (namelijk f 500 miljoen * 2/3 * 41,5%), en een verhoging van de dollarkoers met 10 cent tot een additionele FES voeding van f 125 miljoen (f 450 miljoen * 2/3 * 41,5%).
De wet voorziet niet in het tussentijds aanpassen van het percentage, hiervoor is een wetswijziging noodzakelijk. De wet biedt volgens artikel 2, lid 1, sub e, wel de mogelijkheid om meer ontvangsten uit de winning van koolwaterstoffen te bestemmen voor de voeding van het fonds.
De leden van de CDA fractie merken op dat de gewone aardgasverkopen belangrijker worden voor het FES en dat daarmede de mogelijkheid vervalt om in de toekomst via extra gasverkopen het Fonds extra te voeden.
De Regering deelt deze zienswijze niet. Immers extra gasverkopen zijn alleen mogelijk via extra productie en ook deze extra productie leidt tot extra FES inkomsten.
De leden van de CDA-fractie vroegen zich af of door de wijziging in de voedingssystematiek met betrekking tot de eenmalige opbrengsten niet de mogelijkheid wordt uitgesloten om bij tegenvallende aardgasopbrengsten het Fes additioneel te voeden ten einde de voorgenomen investeringen te kunnen waarborgen. Ook vroeg deze fractie zich af hoe de regering tegenover de gedachte zou staan om in plaats van de voorgestelde methodiek te kiezen voor een jaarlijkse afweging bij de Fes-begroting.
In antwoord op de betreffende vraag van de CDA-fractie kan de regering mededelen dat de wijziging van de voedingsmethodiek naar de mening van de regering losstaat van de mogelijkheden om bij tegenvallende aardgasopbrengsten het Fes additioneel te voeden.
De gedachte om te kiezen voor een jaarlijkse afweging bij de Fes-begroting spreektde regering niet aan omdat met dit wetsvoorstel juist meer zekerheid voor het fonds wordt beoogd. Door het Fes gedeeltelijk te voeden met de rentevrijval in plaats van met de hoofdsommen ontstaat een meer continue en daardoor duurzamere voeding. Een continue stroom van inkomsten i.p.v. incidentele baten voorkomt ad-hoc besluitvorming en draagt zo bij aan de kwaliteit van een optimale allocatie en meerjarenplanning.
De leden van de CDA fractie vragen zich af in hoeverre de nieuwe voedingssystematiek van invloed zal zijn op de beoogde investeringen uit het fonds en het reeds bestaand Fes-tekort. Tevens wordt een naderemotivatie voor de gewenste terugwerkende kracht van het wetsvoorstel verlangd.
In antwoord hierop stelt de Regering dat geen sprake zal zijn van vertragingen van de bij Regeerakkoord voorgenomen overheidsinvesteringen als gevolg van deze wetswijziging. De begrotingen van het Fes voor zowel het jaar 1999 als het jaar 2000 zijn reeds gebaseerd op deze nieuwe voedingssytematiek, die eveneens bij Regeerakkoord is afgesproken. De investeringsprioriteiten passen binnen de ruimte van het fonds. Zoals in de ontwerpbegroting 2000 is gemeld, resulteren de tot 2010 geplande uitgaven en inkomsten in een gering tekort in 2010 van f 360,8 mln. Hierin zijn alle uitgaven begrepen welke zijn voorzien in het Regeerakkoord, en later in een brief aan de Kamer1 zijn uitgewerkt.
Het in de begroting 2000 geraamde tekort bedraagt f 360,8 mln ultimo 2010. Een deel van dit tekort ad f 100 mln wordt gedekt bij Najaarsnota via een lagere bijdrage van het Fes aan het Infrastructuurfonds. Voor het Infrastructuurfonds staat daar tegenover een f 100 mln hogere bijdrage vanuit de begroting van VenW. Het resterende tekort zal naar verwachting verdwijnen bij de actualisatie van de gasbatenramingen bij Voorjaarsnota.
Reeds met ingang van de begroting 1999 van het Fes is conform de afspraken in het Regeerakkoord de nieuwe voedingssystematiek gehanteerd. Omdat de wet slechts interne financiële gevolgen heeft voor de rijksoverheid en door de terugwerkende kracht geen belangen van derden worden geschaad, is, gelet op het belang van het op eenduidige wijze kunnen toepassen van de nieuwe toerekeningssystematiek, het toepassen van terugwerkende kracht doelmatig en acceptabel.
De CDA-fractie verzocht de Regering de exacte uitwerking van de nieuwe rentesystematiek inzichtelijk te maken met een rekenvoorbeeld, waarbij eveneens wordt aangegeven wat wordt bedoeld met korte en lange termijn.
In antwoord op deze vraag wordt een rekenvoorbeeld gegeven op basis van een verkoop ter waarde van f 1 mrd en een rentepercentage van 5% op het moment waarop het geld wordt ontvangen. Door de oude en de nieuwe situatie te beschrijven, wordt duidelijk wat met korte en lange termijn wordt bedoeld. Indien in de oude situatie de opbrengst van f 1 mrd direct ten gunste van het Fes komt, neemt in het jaar van verkoop de Fes-voeding eenmalig toe met f 1 mrd. In de nieuwe situatie wordt f 1 mrd in mindering gebracht op de staatsschuld. De hierdoor bespaarde rentelasten ad f 50 mln structureel komen – na aftrek van eventuele dividendderving – ten gunste van het Fes. Het verschil is dat in de oude situatie de voeding in het jaar van verkoop (korte termijn) veel hoger is dan in de nieuwe situatie. De voeding in de oude situatie betreft echter slechts een eenmalig bedrag, terwijl de voeding in de nieuwe situatie een structurele constante reeks is. Na een groot aantal jaren (lange termijn) overtreft de cumulatieve omvang van de rentereeks (nieuwe situatie) de opbrengst van de totale verkoop (oude situatie).
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering met de toevoeging van 100 mln aan het Fes uit uitgavenmeevallers bij de Najaarsnota niet handelt in strijd met haar eigen voornemens om voortaan extra baten ten gunste van de staatsschuld te laten komen. Tevens vroeg de CDA-fractie of dit niet in strijd is met het voornemen om het wetswijziging Fes met terugwerkende kracht te laten ingaan.
In antwoord op desbetreffende vraag van de leden van de CDA-fractie kan de regering meedelen dat het hier niet een eenmalige opbrengst in de vermogenssfeer betreft maar een meevaller bij de uitgaven onder het uitgavenkader Rijksbegroting in enge zin. Het toevoegen van deze incidentele ruimte aan het Fes is dus niet in strijd met het wetsvoorstel. Dit staat dus geheel los van invoering met terugwerkende kracht.
De fractie van D66 gaf aan geen moeite met de voorgestelde veranderingen in de voeding uit aardgasbaten te hebben, mits ook zeker is dat in een geliberaliseerde gasmarkt het niveau gelijk blijft.
In de eerste plaats wordt de Europese markt geliberaliseert en blijft de liberalisering niet beperkt tot Nederland. Dus ook onder de oude voedingssystematiek zijn effecten van liberalisering te verwachten. In de tweede plaats zijn de ramingen opgesteld op basis van de meest recente verwachtingen, waarin de verwachte effecten van de liberalisering zijn opgenomen.
De leden van de D66-fractie vroegen zich af of de over een langere periode uitgesmeerde voeding geen vertraging van de overheidsinvesteringen zullen opleveren.
In antwoord hierop stelt de Regering dat geen sprake zal zijn van vertragingen van de bij Regeerakkoord voorgenomen overheidsinvesteringen als gevolge van deze wetswijziging. De begrotingen van het Fes voor zowel het jaar 1999 als het jaar 2000 zijn reeds gebaseerd op deze nieuwe voedingssystematiek, die eveneens bij Regeerakkoord is afgesproken. Voor de aardgasbaten betekent de wijziging in systematiek overigens een versnelling van de voeding.
De leden van de D66 fractie vragen of de ICES-investeringen belangrijker en voordeliger zijn.
Het is geen kwestie van belangrijker of voordeliger. Het gaat om reservering van middelen uit vermogen en die gebruiken ten behoeve van investeringen in nieuw vermogen.
De leden van de D66 fractie vragen of de voor Fes-projecten benodigde middelen vanwege een hogere bescherming niet in het Fes gestopt kunnen worden.
In antwoord hierop merkt de regering op dat de benodigde middelen voor Fes-projecten reeds geoormerkt zijn en worden geraamd als ontvangsten voor het Fes.
De leden van de fractie van GroenLinks vroegen zich af of het Fes wel echt nodig is. Deze leden zagen verschillende alternatieven, bijvoorbeeld het creëren van extra uitgavencategorieën op de begroting van het Infrastructuurfonds of het per afzonderlijke begroting maken van beleidsafspraken zoals die nu voor het Fes gelden. Gevreesd werd voor het doorbreken van de algemene indeling op de rijksbegroting, waardoor het verkrijgen van een duidelijk beeld wordt bemoeilijkt.
In reactie op de opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks, wordt benadrukt dat het Fes een verdeelfonds is. Alle verschillende ontvangsten van het Fes worden in eerste instantie op de desbetreffende departementale begrotingen geraamd, waar de ontvangsten zich daadwerkelijk voordoen. Vervolgens worden de voor het Fes bestemde ontvangsten binnen het Fes geregistreerd. Alle uitgaven die ten laste van het Fes worden gedaan, worden overgeboekt naar de desbetreffende beleidsbegrotingen, vanwaar de daadwerkelijke uitgaven plaatsvinden. Aansluitend bij de suggestie van deze leden, vindt een groot deel van alle daadwerkelijke Fes-uitgaven inderdaad plaats via het Infrastructuurfonds.
Het Fes is aldus een registratie van alle financiële stromen (op diverse begrotingen) die samenhangen met economische structuurversterking en draagt juist bij aan het verschaffen van een duidelijk totaalbeeld. Tezamen met de fondsconstructie, waarmee specifieke afspraken zijn vastgelegd over bijvoorbeeld welke middelen voor het Fes zijn geoormerkt en de vrijheden die bestaan ten aanzien van verschillen tussen het verloop van ontvangsten en uitgaven, heeft het Fes een significante toegevoegde waarde boven het alleen op de diverse begrotingen verantwoorden van investeringsprojecten.
De leden van de fractie van GroenLinks vroegen zich af hoe de samenhang wordt vormgegeven tussen de uitgaven uit het Fes en de uitgaven uit het Infrastructuurfonds ten behoeve van het Bereikbaarheidspakket en welke consequenties dat heeft voor de inzichtelijkheid van de geldstromen uit beide fondsen.
De uitgaven voor het bereikbaarheidspakket uit het Regeerakoord (f 12 mld t/m 2010) worden gefinancierd uit het Fes. Aangezien de feitelijke kasritmes van de verschillende projecten niet één op één parallel lopen met de bijdragen uit het Fes (budgetten conform het Regeerakkoord voor de perioden 1999–2002 en 2003–2010), is afgesproken dat de bijdragen uit het Fes als programmafinanciering beschikbaar worden gesteld. In samenhang met het bestaande budget en met de totale in de jaren t/m 2010 geprogrammeerde investeringen in het Infrastructuurfonds, kan zo het gehele investeringsprogramma in uitvoering worden genomen.
De daadwerkelijke uitgaven uit het Bereikbaarheidspakket worden dus per project geraamd en verantwoord op de begroting en in de verantwoording van het Infrastructuurfonds. Ook is inzichtelijk welke bijdrage per jaar uit het Fes als programmabijdrage voor het Bereikbaarheidspakket beschikbaar is. Conform Regeerakkoord is die bijdrage f 2 730 mln voor de periode 1999–2002 en f 9 270 mln voor de periode 2003–2010. Totaal f 12 mld.
De leden van de fractie van GroenLinks vroegen zich af of een buffer van 10% van de inkomsten uit aardgas voldoende is om de meerjarig geraamde uitgaven te kunnen doen. Daarnaast verzochten deze leden om een meerjarenraming van de inkomsten en uitgaven van het Fes, en de daarmee samenhangende uitgaven van het Infrastructuurfonds.
In antwoord op deze vraag wordt eerst ingegaan op de reden van het aanhouden van een bufferpercentage. De buffersystematiek heeft als doel te voorkomen dat het Fes een negatief saldo krijgt, met name door tegenvallende aardgasbaten. Om dit te voorkomen mogen niet meer uitgaven worden geraamd dan beschikbaar is uit het batig saldo van het vorige jaar plus de ontvangsten in dat jaar, verminderd met een percentage (voorheen 25%, nu 10%) van de aardgasbaten in dat jaar.
Op de tweede plaats de verlaging van het bufferpercentage van 25% tot 10%. Deze verlaging houdt verband met de gewijzigde grondslag waarover het percentage wordt berekend. Voorheen betrof de grondslag de geraamde ontvangsten uit extra export van aardgas. Voortaan betreft de grondslag 41,5% van alle aardgasbaten (niet-belastingmiddelen). De nieuwe grondslag is significant minder aan fluctuaties onderhevig dan de extra export. Hierdoor volstaat een bufferpercentage van 10%.
Voor het gevraagde overzicht van de meerjarige uitgaven en inkomsten van het Fes en het deel dat daarvan beschikbaar is voor het Infrastructuurfonds, wordt verwezen naar het overzicht dat hiervan elders in deze beantwoording is gegeven conform de begroting 2000 van het Fes.
De leden van GroenLinks vragen of er nieuwe criteria worden gehanteerd voor uitgaven binnen het Fes.
In antwoord hierop stelt de regering dat geen nieuwe criteria voor uitgaven worden gehanteerd. Financiering vanuit het Fes blijft gebonden aan de criteria die in de wet zijn opgenomen.
De leden van de GroenLinks fractie vragen of de regering een inhoudelijke wijziging van het Fonds voorstaat in de richting van duurzame economische structuurversterking.
In antwoord hierop wordt vastgesteld dat de regering met deze wetswijziging in het geheel geen inhoudelijke wijzigingen ten aanzien van de uitgaven(categorieën) voorstelt. Het behelst hier slechts een aanpassing van de voedingssystematiek. Wel heeft het duurzaamheidsaspect bij de voeding meer reliëf.
Bij de investeringen in economische structuurversterking worden de wettelijke en beleidsmatige eisen ten aanzien van inpassing en duurzaamheid uiteraard gehanteerd. Welke investeringen dan ten laste van het Fes komen, is een afweging die telkens kan worden gemaakt. De regering is dan ook geen voorstander van inhoudelijke wijzigingen van de criteria van het Fes.
De leden van de fractie van GroenLinks vroegen de regering waarom het concept van projectfinanciering wordt losgelaten. Tevens vroegen deze leden wat de risico's hiervan zijn en op welke manier die worden ondervangen.
In antwoord hierop kan worden gesteld dat het concept projectfinanciering niet wordt losgelaten. Uit het Fes worden grote projecten en investeringspakketten gefinancierd die bestaan uit een samenhangend geheel van projecten.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn van mening dat het Fes door de vele regels en wijzigingen die daarop zijn aangebracht, voor de Kamer een tamelijk ondoorzichtige constructie is geworden. Deze leden vragen de Regering op welke wijze verbetering wordt gebracht in de begroting en verantwoording van het Fes, mede in het licht van «Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording».
In antwoord op deze vraag wordt, aansluitend bij hetgeen hierover eerder is gesteld, onder de aandacht gebracht dat het Fes een verdeelfonds is. De daadwerkelijke ontvangsten en uitgaven worden begroot en verantwoord door de diverse departementen. Doelstellingen, kengetallen en verantwoordingsinformatie met betrekking van de verschillende Fes-projecten zal dan ook in de desbetreffende departementale begrotingen en verantwoordingen moeten worden verwerkt.
Het Fes heeft met name tot taak een financiële basis voor- en een overzicht te bieden van overheidsinvesteringen in economische structuurversterking. Voor het Fes houdt dit in dat met name inzicht wordt geboden in de totale meerjarig geraamde en gerealiseerde uitgaven en ontvangsten, alsmede in de hoogte van de batige saldi die nog beschikbaar zijn om geplande uitgaven mee te financieren.
De Kamer zal nog nader worden geïnformeerd over de gevolgen van bovengenoemd stuk voor de begrotingspresentatie van het Fes.
Artikel 2, eerste lid, onderdeel c
De leden van de CDA-fractie hebben voorts vragen gesteld over de met private opbrengsten samenhangende stortingen in het Fes.
In antwoord op deze vragen van de CDA-fractie kan worden medegedeeld dat aangezien het nu nog onduidelijk is op welke wijze private partijen zullen participeren bij de Betuweroute en de HSL-Zuid, voor zowel de mogelijkheid van kosten van aanleg, alsook voor de mogelijkheid om deel te nemen aan de exploitatie van de railprojecten de mogelijkheid is geschapen de betreffende inkomsten terug te laten vloeien naar het Fes. Zoals in het wetswijzigingsvoorstel aangegeven: «tot ten hoogste het nominale bedrag uit het Fes dat is besteed voor de voorfinanciering van de geraamde private bijdragen in de aanleg». Dit kan bij de exploitatie een bedrag betreffen inclusief de infraheffing.
Aangezien het niet uitgesloten wordt geacht dat de private bijdragen het nominale voorgefinancierde bedrag overstijgen, is de mogelijkheid geschapen ook die meerontvangsten of een deel daarvan voor het Fes te bestemmen. Dat wordt terzake verstaan onder «andere inkomsten» uit art. 2, eerste lid, onder d. Over aanwending van PPS-baten die de financieringsbehoefte van het desbetreffende project te boven gaan, zal de regering en beslissing nemen op moment dat een dergelijk concreet project zich voordoet. Die evt. baten behoeven niet per se via het Fes te worden geleid.
Artikel 2, derde lid, onderdeel b
De leden van de CDA-fractie vroegen waarom de opbrengst van de verkoop van de aandelen Netherlands Car bv niet bij deze regeling is betrokken, waar deze middelen wel heenvloeien en hoe het staat met de opbrengst van de verkoop van de Nationale Investeringsbank (NIB).
In antwoord op de door de CDA-fractie gestelde vragen kan de regering mededelen dat de opbrengst van de verkoop van de aandelen van Netherlands Car bv als een van de uitzonderingen in het wetsontwerp Fes is opgenomen omdat reeds was besloten de opbrengst voor de afdekking van de schuld van de Staat aan Netherlands Car bv in verband met verliezen op de Volvo-400 te gebruiken. De opbrengst van de verkoop van de Nationale Investeringsbank wordt aangewend conform de systematiek van het voorliggende wetsontwerp. De opbrengst komt ten gunste van de Staatsschuld en de daardoor optredende rentemeevaller minus de dividendderving komt ten gunste van het Fes.
De CDA-fractie verzocht de Regering artikel 2, lid 5 van artikel I, onderdeel A, te verduidelijken middels een rekenvoorbeeld.
In antwoord op deze vraag kan het volgende rekenvoorbeeld worden gegeven. Bij een verkoop van f 1 mrd en tegen een rentepercentage van 5% bedraagt de jaarlijkse (structurele) rentevrijval f 50 mln. Indien in de meerjarenramingen van het verkopende departement sprake is van een dividendraming van bijvoorbeeld f 10 mln per jaar, dan zal de Fes-voeding structureel worden verhoogd met f 40 mln per jaar, zijnde de structurele rentevrijval (f 50 mln per jaar) minus de structurele dividendderving (f 10 mln per jaar).
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering van mening is dat het kleine velden-beleid mede uitgangspunt is voor stabiliteit in het productievolume. Tevens vragen deze leden wat de consequenties zullen zijn op de opbrengsten van de gasbaten als er onverhoopt geen mijnbouwactiviteiten in de Waddenzee plaats mogen vinden.
Zoals in de Derde Energienota is uiteengezet wordt voor de komende jaren een gemiddeld Nederlands productieniveau van 80 mrd m3 verantwoord geacht. Dit niveau is mede gebaseerd op het Nederlandse kleine velden beleid, dus in die zin is dit beleid mede uitgangspunt van de stabiliteit in het productievolume.
Verder vraagt de VVD fractie naar de opbrengsten uit het Waddengas indien er geen mijnbouwactiviteiten in de Waddenzee mogen plaatsvinden. Op de lange termijn zal dit een negatief effect op de gasbaten hebben, want als er geen mijnbouwactiviteiten worden toegestaan, dan wordt dit gas niet geproduceerd en de gasbaten zijn direct afhankelijk van de Nederlandse productie. Als bij wijze van rekenvoorbeeld uitgegaan wordt van 100 mrd m3 Waddengas met een opbrengst van f 10 miljard (omzet minus productiekosten) dan leidt dit tot een batenderving voor de Staat van f 7 miljard. Hiervan is 2/3 NBM, waarvan 41,5% bestemd is voor het FES, dus in totaal voor het FES circa f 2 miljard.
De leden van de VVD-fractie vroegen of de regering de consequenties kan aangeven voor het Fes-fonds indien de overheid besluit haar staatsdeelneming in Gasunie en/of EBN te vervreemden.
Vervreemding van Gasunie en/of EBN is niet aan de orde. Een eventuele vervreemding zou overigens direct effect op de gasbaten hebben en daarmee op de inkomsten van het FES. Bij een eventuele vervreemding zal het effect op de gasbaten in de afwegingen betrokken moeten worden.
De leden van de VVD-fractie hadden gevraagd in welke sectoren nog vervreemding mogelijk is van materiële en immateriële activa en rechten van de Staat.
Bij de beantwoording van deze vraag zij in de eerste plaats benadrukt dat alleen al de staatsdeelnemingen zich uitstrekken tot een veelheid van sectoren. De discussie of vervreemding daarvan mogelijk is, is in de eerste plaats een politieke. De regering verwijst hierbij naar recente discussies over privatisering van ondernemingen met een veronderstelde nutsfunctie. Met de vraag is, naar wordt aangenomen, niet bedoeld een volledige opsomming te verkrijgen van alle andere activa van de Rijksoverheid die mogelijk vervreemd kunnen worden. Voor een overzicht van bezittingen van de Staat wordt verwezen naar de Staatsbalans (Miljoenennota bijlage 11). Op het gebied van rechten worden, zoals bij uw Kamer bekend, een aantal veilingen van frequentiegebruik overwogen. Daarnaast kan tentatief gedacht worden aan verdere concessieverlening (bijvoorbeeld transport, energie) en wellicht op termijn ook aan emissierechten.
De fracties van VVD en CDA hebben gevraagd om een onderbouwing van het bufferpercentage van 10%.
De verlaging van het percentage van 25% naar 10% is gebaseerd op de volgende overwegingen. Bovenstaande tabel laat zien dat onder de nieuwe FES voeding de inkomsten veel gelijkmatiger over de tijd zijn verdeeld dan onder de oude FES voeding. Dit komt omdat de berekeningsbasis is verbreed. Ter verduidelijking: de totale gasbaten zijn gebaseerd op een verwacht Nederlands productieniveau van circa 80 mrd m3. De fluctuaties in dit volume zijn relatief beperkt. Onder de «oude» FES-wet was de voeding gebaseerd op extra exportvolume. Deze bedraagt voor de komende jaren circa 10 miljard m3 per jaar. Een mutatie van 1 mrd m3 minder extra export door bijvoorbeeld een warme winter werkt dan al voor 10% door in het FES. Onder de «nieuwe» FES wet werkt dezelfde mutatie van 1 mrd m3 export voor ongeveer 1% door in het totale productievolume. Hieruit blijkt dat volumefluctuaties een aanzienlijk kleinere invloed hebben op de FES voeding onder de nieuwe systematiek dan onder de oude systematiek, waardoor de schommelingen in de voeding zullen afnemen. Wel is het zo dat in de nieuwe FES voeding ook het binnenlands volume van belang is, maar het binnenlands volume is ongeveer even groot als het export volume (ieder circa 40 mrd m3).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26842-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.