26 840
Wijziging van de Meststoffenwet in verband met een aanscherping van de normen van het stelsel van regulerende mineralenheffingen

nr. 8
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 maart 2000

Artikel I van het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel 1 van onderdeel A komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt onderdeel o vervangen door:

o. klei- of veengrond: grond die is gelegen buiten de gebieden, bedoeld in de artikelen 4 en 5, tweede lid, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998 en die zijn aangegeven op de kaarten in bijlage I bij dat besluit, zoals deze bijlage luidde op 1 januari 1998;.

B

In onderdeel 1 van onderdeel F wordt aan het derde lid van artikel 19 de volgende volzin toegevoegd:

Voor op klei- of veengrond gelegen bouw- of braakland is de in de vorige volzin bedoelde hoeveelheid stikstof in de jaren 2001 en 2002 150 kilogram.

C

In onderdeel 1 van onderdeel H wordt aan het derde lid van artikel 26 de volgende volzin toegevoegd:

Voor op klei- of veengrond gelegen bouw- of braakland is de in de vorige volzin bedoelde hoeveelheid stikstof in de jaren 2001 en 2002 150 kilogram.

Toelichting

De onderhavige derde nota van wijziging voorziet ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel in een verruiming van de verliesnormen in de jaren 2001 en 2002 voor stikstof voor bouw- en braakland, gelegen op klei- of veengronden.

Aan het onderhavige wetsvoorstel ligt het zogenoemde aanvullende stikstofbeleid ten grondslag, dat werd aangekondigd bij brief van 2 december 1998 (kamerstukken II 1998/99, 24 445, nr. 43). Daarin wordt voorzien in een stapsgewijze aanscherping van de stikstofverliesnormen in de jaren 2001 tot en met 2008 (artikel I, onderdelen F en H). Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven, is dit beleid op het punt van de normstelling na 2001 inmiddels achterhaald, en heeft de regering bij brief van 10 september 1999 (kamerstukken II 1998/99, 26 729, nr. 1) scherpere verliesnormen, niet alleen voor stikstof, maar ook voor fosfaat, aangekondigd voor de jaren 2002 en 2003. Dat betekent dat in feite alleen de in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen stikstofverliesnormen voor 2001 nog betekenis hebben.

Hoewel het normentraject zoals aangekondigd in de brief van 2 december 1998 op alle landbouwgrond in Nederland betrekking heeft, wordt daarmee primair beoogd de mineralenbelasting in gebieden met zandgronden terug te dringen. Dit omdat voor deze uitspoelingsgevoelige gronden een extra inspanning moet worden geleverd om de doelstelling van de Nitraatrichtlijn ten aanzien van het nitraatgehalte van het grond- en oppervlaktewater te realiseren. Wat de mineralenbelasting in gebieden met klei- of veengronden betreft heeft voortschrijdend inzicht evenwel tot de conclusie geleid dat de relatie tussen de mineralenbelasting in deze gebieden en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater minder eenduidig is en dat hierover minder bekend is dan over de belasting van grondwater in gebieden met zandgronden. Dit punt is onderwerp van gesprek geweest tijdens het overleg van 19 februari 2000 tussen de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en LTO-Nederland. Onder meer is afgesproken dat tot 2003 voor gebieden, gelegen op klei- of veengronden, ruimere stikstofverliesnormen zullen gelden, in afwachting van de uitkomst van de totale evaluatie van het mest- en ammoniakbeleid in 2002. Verwezen wordt naar de brief van voornoemde ministers aan de Tweede Kamer van 25 februari 2000, kenmerk kab 2000/1847. Voor bouw- en braakland betekent deze verruiming, neerkomend op een verliesnorm van 150 kilogram stikstof per hectare voor 2001 en 2002, een wijziging ten opzichte van het in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen normentraject van het aanvullende stikstofbeleid, waarin immers uitgegaan wordt van 125 kilogram stikstof per hectare voor 2001 en 110 kilogram stikstof per hectare voor 2002. Deze derde nota van wijziging brengt het in dit wetsvoorstel opgenomen normentraject in overeenstemming met deze verruiming. Deze wijziging heeft overigens alleen feitelijke betekenis voor 2001, nu de normen voor de jaren na 2001, zoals eerder opgemerkt, zullen worden geregeld in het in de brief van 10 september 1999 aangekondigde wetsvoorstel. Ook in dat wetsvoorstel zal worden voorzien in ruimere verliesnormen voor gronden, gelegen in klei- of veengebieden, voor het jaar 2002.

Of de tot het bedrijf behorende percelen landbouwgrond zijn gelegen op klei- of veengrond, wordt bepaald aan de hand van de zogenoemde «kaarten uitrijbepalingen dierlijke meststoffen», behorende bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998 (artikel 1, eerste lid, onderdeel o, van de Meststoffenwet, zie onderdeel A van deze nota van wijziging). Percelen die zich niet bevinden binnen een gebied dat op deze kaarten worden aangemerkt als gebied waarbinnen ingevolge voornoemd besluit beperkingen gelden aan het uitrijden van dierlijke meststoffen, zijn gelegen op klei- of veengronden.

De Minister van Landbouw. Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Naar boven