Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 26834 nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 26834 nr. 10 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2006
Bij brief van 20 januari jl., kenmerk 06-Fin-B-05, vraagt de vaste commissie voor Financiën mijn aandacht voor onder meer een brief van de Stichting Grensarbeid, d.d. 1 december 2005. Daarin stelt de stichting aan de orde het feit, dat bij een op aanslag te betalen bedrag aan inkomstenbelasting, voorzover dit bedrag voortvloeit uit de toepassing van de in artikel 27 van het Nederlands-Belgische belastingverdrag 2001 opgenomen compensatieregelingen, heffingsrente in rekening wordt gebracht. Over deze fiscale aangelegenheid, heeft mijn ambtgenoot van Financën u inmiddels een uitgebreide schriftelijke reactie doen toekomen.
Daarnaast vraagt de commissie om de grensarbeidersproblematiek in brede zin te behandelen. In dat verband heeft zij, ter illustratie, als bijlage een brief d.d. 5 januari jl. meegezonden, opgesteld door de heer C uit Sas van Gent. In die brief, gericht aan de vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Volksgezondheid, verzoekt hij om in overweging te willen nemen op korte termijn een hoorzitting over de grensarbeidersproblematiek te willen organiseren en een nieuwe Commissie grensarbeiders in te stellen. Volgens de heer C. is er sprake van opnieuw oplopende problemen voor grensarbeiders. Ter onderstreping van de noodzaak van zo’n hoorzitting wijst betrokkene op onder meer Verordening (EG) nr. 883/2004, die binnen niet al te lange tijd in werking zal treden, het voornemen tot invoering van een nieuwe Werkloosheidswet, de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) die 1 januari jl. in werking is getreden, en de per diezelfde datum in werking getreden Levensloopregeling.
Ik wil allereerst opmerken dat de kwestie van de grensarbeiders reeds geruime tijd op de politieke agenda staat. In dit verband breng ik u de nota’s van de toenmalige staatssecretarissen van respectievelijk Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid in herinnering over de sociale en fiscale positie van grensarbeiders (Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 834, nrs. 1 en 2). Daarnaast heeft de Commissie Grensarbeid, een door de staatssecretaris van Financiën ingestelde commissie met vertegenwoordigers uit diverse geledingen, een rapport – gedateerd 21 mei 2001 – opgesteld, over knelpunten op fiscaal en sociaal terrein voor grensbeiders. Naar aanleiding van deze nota’s en het rapport van de Commissie Grensarbeid heeft een uitgebreide gedachtewisseling met uw Kamer plaatsgehad, zowel schriftelijk als mondeling tijdens een algemeen overleg op 21 december 2001.
Mijn ambtsvoorganger heeft tijdens die gedachtewisseling naar voren gebracht, dat een vergelijking tussen de socialezekerheidspositie van de grensarbeider aan de ene kant en de niet-grensarbeider aan de andere kant niet goed mogelijk is, omdat de rechten en verplichtingen te zeer afhangen van de individuele omstandigheden. In algemene zin kan dan ook niet worden gezegd dat een grensarbeider slechter af is ten gevolge van het werken in het buurland. Dit neemt niet weg, zoals ook door de Commissie Grensarbeid is geconstateerd, dat zich knelpunten kunnen voordoen. Van geval tot geval zal dan bezien moeten worden of een oplossing nodig en mogelijk is. Voor wat betreft het recente verleden verwijs ik, als het gaat om mijn beleidsterrein, naar de verruiming van de vrijstellingsregeling voor de volksverzekeringen en de instelling van een grensinformatiepunt voor een integrale voorlichting aan grensarbeiders.
In deze stand van zaken hebben de door de heer C. naarvoren gebrachte beleidswijzigingen, naar mijn mening, geen verandering gebracht.
Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels is de opvolger van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. Hoewel Verordening 883/2004 al in werking is getreden, kan deze nog niet worden toegepast. Dit komt doordat de toepassing ervan is gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de nieuwe toepassingsverordening die Verordening (EEG) nr. 574/72 zal vervangen. De onderhandelingen over deze nieuwe toepassingsverordening zijn in januari 2006 gestart.
Verordening 883/2004 gaat evenals Verordening 1408/71 uit van coördinatie van sociale zekerheidsstelsels, waardoor de sociale zekerheidsstelsels van de lidstaten op elkaar worden afgestemd. De stelsels van de lidstaten blijven derhalve intact. Via het coördinatieregime wordt bevorderd dat personen die gebruik maken van het vrije verkeer hun (nationale) socialezekerheidsrechten behouden en even goed af zijn dan niet-migrerende personen.
Bij Verordening 883/2004 zijn een groot aantal vereenvoudigingen en wijzigingen doorgevoerd, waarvan sommige specifiek gericht zijn op de positie van grensarbeiders. Als voorbeeld kunnen de wijzigingen in het hoofdstuk Werkloosheid worden genoemd. Volledig werkloze grensarbeiders kunnen aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering in het woonland. Deze werklozen kunnen zich niet alleen in het woonland voor arbeidsbemiddeling ter beschikking stellen, maar er ook voor kiezen om zich ter beschikking te stellen voor arbeidsbemiddeling in de lidstaat waar de laatste werkzaamheden zijn verricht. Dit is een duidelijke verbetering van de positie van grensarbeiders.
Uw Kamer heeft zich kunnen uitspreken over het kabinetsstandpunt ten aanzien van het voorstel van de Commissie voor een vereenvoudiging van Verordening 1408/71 (Kamerstukken II, vergaderjaar 1999–2000, 21 501-18, nr. 126) en over het verloop van de onderhandelingen (Kamerstukken II, vergaderjaar 2001–2002, 21 501-18, nr. 157). Over deze kabinetsnotities heeft twee keer een overleg met uw Kamer plaatsgevonden. De positie van grensarbeiders in het licht van vereenvoudiging is in beide overleggen aan de orde gesteld.
Tijdens de behandeling van het Commissie voorstel in het Europees Parlement heeft het Europees Parlement een groot aantal van die amendementen aangenomen die betrekking hadden op de positie van grensarbeiders. Ik kan u meedelen dat de overweldigende meerderheid van deze amendementen zijn overgenomen in de considerans dan wel de bepalingen van Verordening 883/2004. Tevens heeft het Europees Parlement bij amendement verzocht om een Europa-toets voor grensarbeiders in te voeren, waarbij vooraf overleg zou moeten worden gevoerd over geplande wijzigingen van de stelsels van de lidstaten. Gelet op het feit dat ook Verordening 883/2004 de nationale wetgevingen intact laat, is dit amendement niet overgenomen.
Op 13 oktober 2004 is met uw Kamer een algemeen overleg gevoerd over grensoverschrijdende arbeid. Tijdens dit algemeen overleg is onder meer de kabinetsnotitie over het voorstel voor vereenvoudiging en modernisering van Verordening (EEG) nr. 1408/71 aan de orde geweest (zie ook het verslag van een algemeen overleg vastgesteld op 17 november 2004, Kamerstukken II, vergaderjaar 2004–2005, 29 407, nr. 19).
Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is slechts op één punt een frictie gebleken voor grensarbeiders, als gevolg van het feit dat Duitsland en Nederland verschillende aanvangstijden kennen voor het toekennen van de arbeids(on)geschiktheidsuitkering (in Nederland 102 weken, in Duitsland 78 weken). Zie voor de probleemstelling en het antwoord van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Handelingen 2005–2006, nr. 4, Eerste Kamer, pag. 214.
Wat betreft de nieuwe Werkloosheidswet zijn tijdens de parlementaire behandeling in het geheel geen mogelijke nieuwe knelpunten voor grensarbeiders gebleken.
De heer C. heeft in zijn brief in zeer algemene bewoordingen aangegeven, dat er volgens hem aanleiding zou zijn een nieuwe (permanente) Commissie grensarbeiders in het leven te roepen. Als reden daarvoor voert hij aan, dat er zich oplopende problemen in de praktijk voordoen, waar grensarbeiders mee worden geconfronteerd en waarmee vanuit de politiek te weinig zou worden gedaan om deze op te lossen. Specifiek noemt de heer C. onder meer de nieuwe wetten met betrekking tot de WW en de WIA, die zoals hierboven gemeld, met uitzondering van één frictie in de WIA, voor zover nu bekend geen algemene knelpunten voor grensarbeiders genereren.
In mijn reactie heb ik uiteengezet, dat naar mijn mening de stand van zaken sinds de conclusies van de Commissie Grensarbeid in 2001 onveranderd is. Ten aanzien van de wettelijke regelingen die nog in werking moeten treden, verwacht ik niet dat die straks specifieke knelpunten voor grensarbeiders zullen veroorzaken. Sedert enkele jaren wordt namelijk bij het formuleren van nieuwe wetgeving bezien of deze mogelijk tot negatieve gevolgen zou kunnen leiden voor grensarbeiders.
Gelet op de parlementaire behandeling in 2001 over de (mogelijke) knelpunten voor grensarbeiders op zowel fiscaalals sociaalzekerheidsterrein, gelet voorts op het feit dat nieuwe regelgeving van te voren wordt gecontroleerd op mogelijk negatieve effecten voor grensarbeiders èn gelet op hetgeen ik hiervoor in het bijzonder heb opgemerkt over de nieuwe Verordening (EG) nr. 883/04, meen ik, dat er op dit moment geen aanleiding is om een Commissie grensarbeiders in het leven te roepen. Mocht dat op grond van praktijkgevallen in de toekomst anders blijken, dan acht ik dàt het aangewezen moment om daar een nader onderzoek naar in te stellen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26834-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.