26 832
Bepalingen ter vrijwaring van kredietinstellingen en andere financiële instellingen tegen aansprakelijkheid in verband met maatregelen die samenhangen met sluiting van betalings- en effectenafwikkelsystemen op 31 december 1999

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).Voorafgaand aan de informele Ecofin-Raad van 16 t/m 18 april 1999 is overleg gepleegd in het kader van de zogenoemde Euro-11 (de aan de muntunie deelnemende lidstaten), voor de gelegenheid uitgebreid met de vier lidstaten die niet aan de muntunie deelnemen. Tijdens dit overleg werd onder andere aandacht besteed aan het feit dat de Europese Centrale Bank («ECB») heeft besloten om het betalingssysteem TARGET te sluiten op 31 december 1999. De reden hiervoor is dat de ECB het wenselijk acht de extra risico's die als gevolg van het overschrijden van de millenniumgrens, te minimaliseren. Hoewel, op grond van de genomen maatregelen, bij de ECB een redelijke mate van vertrouwen bestaat dat de betalingssystemen zonder problemen de overgang naar het nieuwe millennium zullen doorstaan, kan daarover geen absolute zekerheid worden verkregen. Niet alleen is niet geheel zeker of alle millenniumgevoelige onderdelen van de systemen tijdig zullen zijn opgespoord en getest, maar de systemen zijn ook afhankelijk van externe factoren (electriciteit, telecommunicatievoorzieningen, enz.) die buiten de controle van de ECB vallen.

Op dezelfde gronden en vanwege de samenhang tussen TARGET en TOP, het nationale topgirale bruto betalingssysteem van de Nederlandsche Bank [(zoals vastgelegd in de TARGET-regelingen)] is de consequentie van de ECB-beslissing dat TOP, evenals andere betalings- en effectenafwikkelsystemen die met TARGET en TOP samenhangen, op 31 december 1999 buiten werking zal zijn.

Het besluit van de ECB tot buitenwerkingstelling van TARGET op 31 december 1999 en de daaruit voortvloeiende besluiten op nationaal niveau kunnen echter juridische gevolgen hebben voor instellingen die deelnemen aan de systemen die vanwege hun samenhang met TARGET en TOP eveneens op 31 december buiten werking gesteld worden (de «instellingen»). Verplichtingen die op 31 december 1999 opeisbaar worden, kunnen immers wegens sluiting van betalingsen effectenafwikkelsystemen niet op de overeengekomen of voorgeschreven datum worden nagekomen. Hierbij gaat het zowel om opdrachten van cliënten, als om verbintenissen van de instelling zelf tot het voor eigen rekening betalen van een geldsom of leveren van een hoeveelheid effecten. Aangezien 31 december 1999 in Nederland een «gewone» werkdag is, waarop in beginsel de instellingen normaal zaken doen, zou het niet nakomen van die verplichtingen op die datum, maar wel op 30 december, er wellicht toe kunnen leiden dat de instellingen voor de daaruit eventueel voortvloeiende schade aansprakelijk worden gesteld. Daarom zijn de aan het voornoemde overleg deelnemende ministers van Financiën, op initiatief van de ECB, overeengekomen dat de lidstaten geëigende maatregelen treffen om te voorkomen dat in ieder geval de verplichtingen van kredietinstellingen of andere tussenpersonen («credit institutions or other agents») die betrekking hebben op euro's opeisbaar worden of vervallen op 31 december 1999.1

Het wetsvoorstel werkt de bedoeling van de ministers uit door het creëren van een vrijwaring van instellingen voor eventuele aansprakelijkheid voortvloeiende uit het sluiten van TARGET, TOP en daarmee samenhangende systemen, indien zij de bovengenoemde verbintenissen vervroegd nakomen. Daarmee wordt aangesloten bij bestaande conventies in de geld- en valutamarkten. Zo voorzien internationale marktconventies erin dat bij de vaststelling van overheidswege van een nieuwe bank holiday of een andere omstandigheid waardoor geen afwikkeling kan plaatsvinden op de laatste werkdag van een maand, de afloopdatum in financiële contracten op de laatste werkdag voorafgaande aan de bank holiday wordt gesteld. Voorts wordt beoogt met dit wetsvoorstel te voorkomen dat de verplichtingen van cliënten, die ten grondslag liggen aan tijdig aan de instelling gegeven opdrachten, te laat worden nagekomen. Aldus wordt beoogd eventuele fiscale en boekhoudkundige problemen die samenhangen met een mogelijke overschrijding van het jaarultimo als gevolg van het buiten werking zijn van de systemen op 31 december, te voorkomen, en wordt voldaan aan het in internationaal verband gegeven advies om het aantal transacties in de eerste week na de millenniumovergang zoveel mogelijk te beperken teneinde instellingen voldoende gelegenheid te geven eventuele millenniumproblemen het hoofd te bieden.

Het onderhavige wetsvoorstel, waarover overleg is geweest met De Nederlandsche Bank NV, de Stichting Toezicht Effectenverkeer, de Nederlandse Vereniging van Banken en Amsterdam Exchanges NV, voorziet hierin.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In het eerste lid wordt, kort gezegd, bepaald dat een instelling die verplicht is op 31 december 1999 via een systeem een overboekingsopdracht of een opdracht tot verrekening te geven, geen wanprestatie of onrechtmatige daad pleegt, indien deze opdracht in verband met het sluiten van de betalings- en effectenafwikkelsystemen op 30 december 1999 wordt gegeven. Tevens bevat dit lid een hiermee vergelijkbare vrijwaring voor de cliënt van de instelling jegens de wederpartij van die cliënt.

Deze bepaling beoogt uitsluitend een wettelijke vrijwaring tegen eventuele aansprakelijkheid aan de zijde van de instellingen en hun opdrachtgevers ten aanzien van niet nakoming van voornoemde verplichtingen op 31 december, en heeft slechts betrekking op die gevallen waarin de uitvoering van de opdracht wordt belemmerd door het buiten werking zijn van een van de systemen. Met deze bepaling wordt niet beoogd enige andere wijziging in de genoemde rechtsverhoudingen tussen de instelling en haar cliënt aan te brengen. Evenmin is bedoeld een andere wijziging aan te brengen in de rechtsverhouding tussen de cliënt en zijn wederpartij die ten grondslag ligt aan de opdracht aan de instelling. Het staat de cliënt derhalve vrij een andere regeling met de instelling en zijn wederpartij te treffen. Uiteraard blijft ook de zorgplicht van de instellingen bestaan om cliënten op de hoogte te stellen van het buiten werking zijn van de systemen. Het ligt daarbij voor de hand dat instellingen hun cliënten op de hoogte stellen van de datum waarop opdrachten gegeven moeten worden die voor jaarultimo verwerkt moeten worden.

In het tweede lid wordt een overeenkomstige vrijwaring geregeld voor de situatie waarin de instelling niet handelt in opdracht van een cliënt, maar op grond van een op haarzelf rustende verplichting een geldsom of een hoeveelheid effecten dient over te boeken naar een wederpartij. Ook in dat geval komt de instelling door voldoening van die verplichting op 30 december in plaats van op 31 december haar verbintenis niet op de overeengekomen wijze na, maar levert dat geen toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad op.

Artikel 2

Omdat bij het indienen van dit wetsvoorstel onzeker is of de wet, indien het voorstel tot wet wordt verheven, op 30 december 1999 in werking zal zijn getreden, voorziet dit artikel in terugwerkende kracht tot en met 30 december 1999.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Zie ook het verslag van de informele Ecofin van 16 t/m 18 april 1999, kamerstukken II, 1998/99, 21 501-07, nr. 248, blz. 3.

Naar boven