nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 9 november 1999
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
In artikel II, onderdeel C, wordt in artikel 47a, eerste lid, de zinsnede
«aanspraak op heropening» vervangen door: met inachtneming van
de bepalingen van de wet aanspraak op heropening.
2
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel A wordt artikel 8a, vierde lid, vervangen door:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien
van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:
a. de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8, eerste lid, die werkzaamheden
verricht in het algemeen belang en niet in Nederland woont;
b. de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8, eerste lid, die op de
Nederlandse Antillen of Aruba woont; of
c. de gezinsleden van de in de onderdelen a of b bedoelde pensioengerechtigde.
B
In onderdeel B wordt artikel 9a, derde lid, vervangen door:
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien
van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:
a. de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel
a of c, die werkzaamheden verricht in het algemeen belang en niet in Nederland
woont;
b. de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel
a of c, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont; of
c. de gezinsleden van de in de onderdelen a of b bedoelde pensioengerechtigde.
3
In artikel VIII, onderdeel D, wordt aan artikel XII (Overgangsbepaling
Algemene Ouderdomswet en het recht op ouderdomspensioen bij wonen niet in
Nederland) een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de pensioengerechtigde,
die op en na 1 februari 1994 recht heeft op ouderdomspensioen op grond van
artikel II van de wet van 23 oktober 1993 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet
(wijziging in de verhouding van ouderdomspensioen en toeslag, Stb. 592) en
op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet niet in Nederland woont.
Toelichting
1
Deze wijziging in dit onderdeel van artikel 47a, eerste lid, van de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), beoogt een nadere afstemming
met het op dit moment bij de Eerste Kamer in behandeling zijnde wetsvoorstel
tot wijziging van de Ziektewet en enkele andere wetten in verband met het
uitsluiten van het recht op een socialeverzekeringsuitkering bij vrijheidsontneming
en het openstellen van socialezekerheidsregelingen in die gevallen waarin
de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel
buiten een justitiële inrichting plaatsvond (Wet socialezekerheidsrechten
gedetineerden; Kamerstukken I, 1998/99, 26 063, nr. 236).
In het daar voorgestelde artikel 47b (WAO) wordt in het eerste lid de
aanspraak op heropening, nadat betrokkene wordt ontslagen uit detentie, geregeld.
De wijze van heropening van het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering,
vindt bij het onderhavige wetsvoorstel, op dezelfde wijze plaats. Ter voorkoming
van misverstanden wordt met dit onderdeel voorgesteld de redactie van artikel
47a, eerste lid, van de WAO, op dit punt, gelijk te maken aan die van het
voorgestelde artikel 47b, eerste lid, van de WAO.
2
Bij de totstandkoming van het onderhavige wetsvoorstel, maar ook bij die
van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) werd verondersteld dat pensioengerechtigden,
ouder dan 65 jaar, geen werkzaamheden in het algemeen belang (meer) kunnen
verrichten en dat ten aanzien van deze personen derhalve ook niet bij algemene
maatregel van bestuur afwijkende regels behoeven te worden gesteld. Ten aanzien
van missionarissen en zendelingen maar ook ten aanzien van andere personen
die ontwikkelingswerkzaamheden verrichten, kan dit echter wel het geval zijn.
Deze misvatting wordt bij deze nota van wijziging hersteld door een nieuw
onderdeel a in te voegen aan artikel 8a, vierde lid, respectievelijk artikel
9a, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
3
Met ingang van 1 februari 1994 is een wijziging opgetreden in de verhouding
tussen tussen de hoogte van het recht op ouderdomspensioen ingevolge de AOW
en de hoogte van de toeslag waarop de pensioengerechtigde aanspraak kan maken
voor zijn (huwelijks)partner die jonger is dan 65 jaar (Wet wijziging in de
verhouding van ouderdomspensioen en toeslag van 23 oktober 1993,
Stb. 592). Tot 1 februari 1994 was de hoogte van de gehuwde pensioengerechtigde
maximaal 70% van het minimumloon, terwijl de toeslag maximaal 30% van het
minimumloon kon bedragen. Vanaf 1 februari 1994 is deze verhouding niet
langer 70/30, maar 50/50. Artikel II van de Wet wijziging in de verhouding
van ouderdomspensioen en toeslag bevat overgangsrecht. In dit artikel is bepaald,
dat pensioengerechtigden die voor 1 februari 1994 een pensioen en toeslag
hebben toegekend gekregen in de verhouding 70/30, deze aanspraak na deze datum
behouden.
In het overgangsrecht AOW van de Wet BEU (artikel XII) is met het recht
op toeslag en de hoogte van het ouderdomspensioen in de verhouding 30/70,
zoals die zijn toegekend vóór 1 februari 1994 en na die datum
nog steeds worden uitbetaald, geen rekening gehouden. De inwerkingtreding
van de Wet BEU zou betekenen dat personen die in het genot zijn van een 70%
ouderdomspensioen met een 30% toeslag en niet in Nederland wonen (en niet
in een verdragsland), vanaf 1 januari 2000 terugvallen op een 50% ouderdomspensioen
(met behoud van een 30% toeslag). Om dit ongewenste effect te voorkomen, wordt
artikel XII van de Wet BEU aangevuld met een derde lid. Betrokkenen worden
nu drie jaar lang niet geconfronteerd met een wijziging in hun uitkeringssituatie,
bij overige gelijkblijvende omstandigheden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst