Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26812 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26812 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Ziektewet, de wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en enkele andere wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet beperking export uitkeringen (Wijzigingswet beperking export uitkeringen).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met de inwerkingtreding van de Wet beperking export uitkeringen in een aantal wetten enkele wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE ZIEKTEWET
Artikel 19a van de Ziektewet wordt vervangen door:
1. Geen recht op ziekengeld heeft de verzekerde gedurende de periode dat hij niet in Nederland woont.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de verzekerde woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op ziekengeld kan bestaan.
3. Indien het recht op ziekengeld op grond van het eerste lid is geëindigd dan wel niet is ontstaan, wordt betrokkene vanaf de dag:
a. dat hij in Nederland woont; of
b. waarop een verdrag in werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden in het land waar betrokkene woont, op grond waarvan recht op ziekengeld kan bestaan;
weer als verzekerde aangemerkt indien hij op die dag aan de overige voorwaarden, bedoeld in artikel 19, voldoet. Deze verzekerde heeft aanspraak op heropening dan wel toekenning van het recht op ziekengeld voor de resterende periode, bedoeld in artikel 29, vijfde lid, artikel 29a, eerste lid, dan wel artikel 29a, zevende lid, met inachtneming van de bepalingen van deze wet. Artikel 44, eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:
a. de verzekerde, die werkzaamheden verricht in het algemeen belang en niet in Nederland woont;
b. de verzekerde, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont; of
c. de gezinsleden van de in de onderdelen a of b bedoelde verzekerde.
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt met wonen in Nederland onderscheidenlijk niet wonen in Nederland gelijkgesteld het langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijven onderscheidenlijk het langer dan drie maanden onafgebroken niet in Nederland verblijven. Voor de toepassing van de eerste zin worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
6. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op ziekengeld kan bestaan.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 20 wordt vervangen door:
1. De verzekerde, bedoeld in artikel 19, heeft geen recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan, is gelegen in een periode dat hij niet in Nederland woont.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de verzekerde op die dag woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering kan bestaan.
3. De persoon, die op grond van het eerste lid geen recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft alsmede de persoon die op grond van artikel 19a van de Ziektewet geen recht heeft op ziekengeld, wordt vanaf de dag:
a. dat hij in Nederland woont; of
b. waarop een verdrag in werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden in het land waar betrokkene woont, op grond waarvan recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering kan bestaan;
weer als verzekerde aangemerkt en heeft met inachtneming van de bepalingen van deze wet
recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is. Artikel 19, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. De artikelen 18, tweede tot en met vierde lid, en 30, eerste lid, onderdeel a, zijn niet van toepassing.
4. De persoon, bedoeld in het derde lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na die dag, wordt vanaf die dag weer als verzekerde aangemerkt en heeft met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering. Artikel 19, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 30, eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:
a. de verzekerde, die werkzaamheden verricht in het algemeen belang en niet in Nederland woont;
b. de verzekerde, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont; of
c. de gezinsleden van de in de onderdelen a of b bedoelde verzekerde.
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt met wonen in Nederland onderscheidenlijk niet wonen in Nederland gelijkgesteld het langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijven onderscheidenlijk het langer dan drie maanden onafgebroken niet in Nederland verblijven. Voor de toepassing van de eerste zin worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
7. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering kan bestaan.
Artikel 43b wordt vervangen door:
1. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ingetrokken, indien de verzekerde niet meer in Nederland woont dan wel niet in Nederland verblijft, vanaf de dag dat dit verblijf onafgebroken drie maanden heeft geduurd.
2. Artikel 20, tweede, vijfde, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 47a, eerste lid, wordt vervangen door:
1. De persoon, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 43b, eerste lid, is ingetrokken, heeft vanaf de dag:
a. dat hij in Nederland woont; of
b. waarop een verdrag in werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden in het land waar betrokkene woont, op grond waarvan recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering kan bestaan; aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is. Artikel 20, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3, tweede lid, onderdeel c en onderdeel f, wordt de zinsnede «artikel 7a, tweede of derde lid» vervangen door: artikel 7a, derde of vierde lid.
Artikel 7a wordt vervangen door:
Artikel 7a. Geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering bij niet in Nederland wonen
1. De verzekerde, bedoeld in artikel 7, heeft geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou ingaan, is gelegen in een periode dat hij niet in Nederland woont.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de verzekerde op die dag woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering kan bestaan.
3. De verzekerde, die op grond van het eerste lid geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, heeft vanaf de dag:
a. dat hij in Nederland woont; of
b. waarop een verdrag in werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden in het land waar betrokkene woont, op grond waarvan recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering kan bestaan; met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is. Artikel 7, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. De verzekerde, bedoeld in het derde lid, die op de in dat lid bedoelde dag niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dat wel het geval is binnen vier weken na die dag, heeft met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering. Artikel 7, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:
a. de verzekerde, die tevens werkzaamheden verricht in het algemeen belang en niet in Nederland woont;
b. de verzekerde, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont; of
c. de gezinsleden van de in de onderdelen a of b bedoelde verzekerde.
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt met wonen in Nederland onderscheidenlijk niet wonen in Nederland gelijkgesteld het langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijven onderscheidenlijk het langer dan drie maanden onafgebroken niet in Nederland verblijven. Voor de toepassing van de eerste zin worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
7. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering kan bestaan.
Artikel 19a wordt vervangen door:
Artikel 19a. Einde van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering bij niet in Nederland wonen
1. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt, indien de verzekerde niet meer in Nederland woont dan wel niet in Nederland verblijft, vanaf de dag dat dit verblijf onafgebroken drie maanden heeft geduurd.
2. Artikel 7a, tweede, vijfde, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 21a wordt als volgt gewijzigd:
1°. Aan het artikelopschrift wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: en na de inwerkingtreding van een verdrag.
2°. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. De verzekerde, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met artikel 19a, eerste lid, is geëindigd, heeft vanaf de dag:
a. dat hij in Nederland woont; of
b. waarop een verdrag in werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden in het land waar betrokkene woont, op grond waarvan recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering kan bestaan; met inachtneming van de bepalingen van deze wet aanspraak op heropening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij op die dag arbeidsongeschikt is. Artikel 7a, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Het artikelopschrift van artikel 22a wordt vervangen door: Geen recht op uitkering in verband met bevalling bij niet in Nederland wonen.
ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE TOESLAGENWET
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4 wordt vervangen door:
Geen recht op toeslag heeft de persoon die onbetaald verlof geniet als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Werkloosheidswet of die met die persoon gehuwd is, ter hoogte van het bedrag van het verlies van inkomen uit arbeid als gevolg van het genieten van dat verlof.
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Geen recht op toeslag heeft de persoon, bedoeld in artikel 2, gedurende de periode dat hij niet in Nederland woont.
2. De persoon, bedoeld in artikel 2, die op grond van het eerste lid geen recht heeft op toeslag, heeft vanaf de dag dat hij in Nederland woont recht op toeslag, indien hij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, voldoet.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt met wonen in Nederland onderscheidenlijk niet wonen in Nederland gelijkgesteld het langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijven onderscheidenlijk het langer dan drie maanden onafgebroken niet in Nederland verblijven. Voor de toepassing van de eerste zin worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE OUDERDOMSWET
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8a wordt vervangen door:
1. Geen recht op toeslag heeft de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8, eerste lid, die niet in Nederland woont.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de pensioengerechtigde woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op toeslag kan bestaan.
3. Voor de pensioengerechtigde, wiens recht op toeslag op grond van het eerste lid niet is ontstaan of is geëindigd, ontstaat respectievelijk herleeft het recht op toeslag op de eerste dag van de maand:
a. waarin hij in Nederland woont; of
b. waarop een verdrag in werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden in het land waar betrokkene woont, op grond waarvan recht op toeslag kan bestaan; en hij voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8, eerste lid.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:
a. de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 8, eerste lid, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont; of
b. de gezinsleden van de in onderdeel a bedoelde pensioengerechtigde.
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt met wonen in Nederland onderscheidenlijk niet wonen in Nederland gelijkgesteld het langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijven onderscheidenlijk het langer dan drie maanden onafgebroken niet in Nederland verblijven. Voor de toepassing van de eerste zin worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
6. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op toeslag kan bestaan.
Artikel 9a wordt vervangen door:
1. In afwijking van artikel 9 is voor de pensioengerechtigde, die niet in Nederland woont, het bruto-ouderdomspensioen gelijk aan het bedrag, bedoeld in artikel 9, tiende lid, onderdeel b, onverminderd artikel 13, eerste lid.
2. Artikel 8a, tweede en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:
a. de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a of c, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont; of
b. de gezinsleden van de in onderdeel a bedoelde pensioengerechtigde.
4. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op ouderdomspensioen bestaat alsof de pensioengerechtigde in Nederland woont.
ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET
Artikel 7b van de Algemene Kinderbijslagwet wordt vervangen door:
1. Geen recht op kinderbijslag heeft de verzekerde die op de eerste dag van een kalenderkwartaal niet in Nederland woont. Evenmin heeft de verzekerde recht op kinderbijslag ten behoeve van het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind, indien dat kind op de eerste dag van een kalenderkwartaal niet in Nederland woont.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de verzekerde dan wel dat kind op de eerste dag van een kalenderkwartaal woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de verzekerde indien hij dan wel het eigen kind, het aangehuwde kind of het pleegkind op de eerste dag van een kalenderkwartaal niet in Nederland woont doch langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijft.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:
a. de verzekerde, die werkzaamheden verricht in het algemeen belang en niet in Nederland woont;
b. de verzekerde, die op de Nederlandse Antillen of Aruba woont; of
c. de gezinsleden van de in de onderdelen a of b bedoelde verzekerde.
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt met wonen in Nederland onderscheidenlijk niet wonen in Nederland gelijkgesteld het langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijven onderscheidenlijk het langer dan drie maanden onafgebroken niet in Nederland verblijven. Voor de toepassing van de eerste zin worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
6. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan.
ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE NABESTAANDENWET
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 32a wordt vervangen door:
1. Geen recht op nabestaandenuitkering ontstaat voor de nabestaande indien hij op de dag van het overlijden van de verzekerde niet in Nederland woont. Geen recht op halfwezenuitkering ontstaat voor de nabestaande indien hij of de halfwees op de dag van het overlijden van de verzekerde niet in Nederland woont. Geen recht op wezenuitkering ontstaat voor het kind indien het op de dag van het overlijden van de verzekerde niet in Nederland woont.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de nabestaande, de nabestaande of de halfwees onderscheidenlijk het kind op de dag van het overlijden van de verzekerde woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering onderscheidenlijk wezenuitkering kan bestaan.
3. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, ontstaat, onverminderd artikel 15, 23 of 27, recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering of wezenuitkering vanaf de dag dat:
a. de nabestaande in Nederland woont en hij voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 14, eerste lid, of de voorwaarden bedoeld in artikel 66a, tweede lid;
b. de nabestaande en de halfwees in Nederland wonen en de nabestaande voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid;
c. het kind in Nederland woont en het voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid.
4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien de nabestaande, de nabestaande en de halfwees onderscheidenlijk het kind niet in Nederland wonen, vanaf de dag waarop een verdrag in werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden in het land waar betrokkene woont, op grond waarvan recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering onderscheidenlijk wezenuitkering kan bestaan.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid afwijkende regels worden gesteld ten gunste van:
a. de nabestaande of het kind, indien de nabestaande, de halfwees of het kind werkzaamheden verricht in het algemeen belang en niet in Nederland woont;
b. de nabestaande of het kind, indien de nabestaande, de halfwees of het kind op de Nederlandse Antillen of Aruba woont; of
c. de gezinsleden van de in de onderdelen a of b bedoelde nabestaande of het kind.
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt met wonen in Nederland onderscheidenlijk niet wonen in Nederland gelijkgesteld het langer dan drie maanden onafgebroken in Nederland verblijven onderscheidenlijk het langer dan drie maanden onafgebroken niet in Nederland verblijven. Voor de toepassing van de eerste zin worden perioden van verblijf samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
7. Onze Minister maakt de landen bekend waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering dan wel wezenuitkering kan bestaan.
Artikel 32b wordt vervangen door:
1. Het recht op nabestaandenuitkering eindigt op de eerste dag dat de nabestaande niet in Nederland woont. Het recht op halfwezenuitkering eindigt op de eerste dag dat de nabestaande of de halfwees niet in Nederland woont. Het recht op wezenuitkering eindigt op de eerste dag dat het kind niet in Nederland woont.
2. Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, herleeft, onverminderd artikel 15, 23 of 27, het recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering of wezenuitkering op de dag dat:
a. de nabestaande in Nederland woont en hij voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 14, eerste lid, of de voorwaarden bedoeld in artikel 66a, tweede lid;
b. de nabestaande en de halfwees in Nederland wonen en de nabestaande voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid;
c. het kind in Nederland woont en het voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid.
3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing, indien de nabestaande, de nabestaande en de halfwees onderscheidenlijk het kind niet in Nederland wonen, vanaf de dag waarop een verdrag in werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden in het land waar betrokkene woont, op grond waarvan recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering onderscheidenlijk wezenuitkering kan bestaan.
4. Artikel 32a, tweede, vijfde, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL VIII. WIJZIGING VAN DE WET BEPERKING EXPORT UITKERINGEN
De Wet beperking export uitkeringen wordt als volgt gewijzigd:
In het artikelopschrift van de artikelen VIII, IX, X, XI, XIII en XIV, wordt de zinsnede «buiten Nederland» telkens vervangen door: bij wonen niet in Nederland.
In de artikelen VIII, IX, X, XI, XIV en XV, wordt de zinsnede «woont buiten Nederland» telkens vervangen door: niet woont in Nederland.
In artikel XI wordt de zinsnede «artikel 4, eerste, tweede, derde en vierde lid,» vervangen door: artikel 4a.
Artikel XII wordt vervangen door:
ARTIKEL XII. OVERGANGSBEPALING ALGEMENE OUDERDOMSWET EN HET RECHT OP OUDERDOMSPENSIOEN BIJ WONEN NIET IN NEDERLAND
1. Artikel 8a van de Algemene Ouderdomswet is gedurende drie jaren na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de pensioengerechtigde, die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet niet in Nederland woont en op die dag op grond van artikel 8 van de Algemene Ouderdomswet recht heeft op een toeslag.
2. Artikel 9a van de Algemene Ouderdomswet is gedurende drie jaren na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de pensioengerechtigde, die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet niet in Nederland woont en op die dag op grond van artikel 9, tiende lid, van de Algemene Ouderdomswet aanspraak heeft op een bruto-ouderdomspensioen gelijk aan het bedrag, bedoeld in artikel 9, tiende lid, onderdeel a of c.
In artikel XIII wordt de zinsnede «buiten Nederland woont» telkens vervangen door: niet in Nederland woont.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2000. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2000, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2000.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26812-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.