nr. 43
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2000
Tijdens het AO over de meerjarenafspraken zorgsector d.d. 23 juni 1999
(26 204, nr. 38) heb ik toegezegd de Kamer nader te informeren over de
uitslag van de gesprekken met de beroepsgroep over «dat tarieven van
de medisch specialisten zijn gestegen, waardoor het voor enkele specialisten
voordeliger is om op het oude verrichtingensysteem terug te vallen».
Ik heb toegezegd er alles aan te doen om binnen de lumpsumbenadering te blijven.
Ik heb daartoe de volgende stappen ondernomen.
Op 19 januari 2000 heb ik de door het College tarieven gezondheidszorg
(Ctg) opgestelde beleidsregel inzake de aanpassingssystematiek van het inkomensbestanddeel
in de maximumtarieven voor vrije beroepsbeoefenaren afgekeurd. Reden voor
die afkeuring was dat het uit de voorgelegde beleidsregel resulterende mutatiepercentage
voor de inkomenstrend (+3,02%) ook doorwerkt in de tarieven voor medisch specialisten.
Gedachte hierachter is dat ik de specialisten die niet met een lumpsum werken,
dus niet deelnemen aan een lokaal initiatief, niet wil «belonen»
ten opzichte van de specialisten die wel met een lumpsum werken. Ik vind dat
hier in onderscheid moet worden gemaakt.
Bij mijn afkeuring heb ik het Ctg laten weten dat ik, vooruitlopend op
een nieuwe beleidsregel, er geen bezwaar tegen heb dat het percentage van
3,02% wel wordt gehanteerd voor de inkomenstrend in de lumpsumberekening voor
medisch specialisten.
Een belangrijk argument voor mij is dat de afkeuring van de beleidsregel
geen effect heeft op specialisten die deelnemen aan een lokaal initiatief
omdat het inkomensdeel van de lumpsummen wel met 3,02% mag worden verhoogd.
Hierdoor wordt het verschil tussen lumpsummen en de opbrengst van de tarieven,
dat verrekend wordt via de verpleegtarieven voor de ziekenhuizen, groter.
Dit vind ik passend in het licht van de vrijwaring voor medisch specialisten
die deelnemen aan een lokaal initiatief. Een effect van deze gedachte is dat
specialisten die overwegen om uit een lokaal initiatief te stappen daarin
nu geremd worden.
Bij brief d.d. 16 mei 2000 heeft het Ctg mij de nieuwe beleidsregels voorgelegd
(V-0000-1.0.2.-4 en V-5600–4.0.-2) die ik heb goedgekeurd. In deze beleidsregels
is de trendsystematiek voor de tarieven en lumpsummen vastgelegd. De tarieven
muteren met het laagste mutatiepercentage van respectievelijk het inkomens-,
het personeelskosten- en het overige kostenbestanddeel. Dit betekent dat de
tarieven muteren met +1,17% en de lumpsummen gelijk met de inkomenstrend,
is +3,02%.
Gedachte die aan het verschil in benadering ten grondslag ligt, is dat
de tarieven voor medisch specialisten nog steeds niet onderbouwd zijn. Ik
heb tijdens een bestuurlijk overleg op 6 april 2000 met de Orde van Medisch
Specialisten afgesproken dat zodra de tarieven normatief onderbouwd zijn,
de mutatiesystematiek ook integraal van toepassing zal zijn op de tarieven
voor medisch specialisten.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers