26 800 XV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2000

nr. 81
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2000

Op 26 januari jl. heb ik met de vaste commissie overlegd over het onderwerp onverzekerbare risico's in het kader van de Anw (26 800-XV, nr. 65). Tijdens dit Algemeen overleg hebben verschillende commissieleden erop aangedrongen, dat ik mij met het Verbond van Verzekeraars zou beraden over de mogelijkheid van een waarborgfonds of een acceptatieplicht voor onverzekerbaren. Ik heb dit toegezegd, en aangegeven dat ik daarbij de volgende vragen aan de orde zou stellen. In de eerste plaats de vraag of er meer zicht zou kunnen worden gegeven op de kenmerken van de groep personen, die voor een individuele Anw-hiaatverzekering is afgewezen. In de tweede plaats de vraag hoe het Verbond aankijkt tegen een waarborgfonds voor onverzekerbare risico's, mede gelet op de ervaringen van verzekeraars met de wet medefinanciering aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (MAAV).

Het Verbond heeft zijn reactie op voornoemde vragen op mijn verzoek schriftelijk aan mij doen toekomen. De betreffende brief van het Verbond (d.d. 11 mei jl.) voeg ik te uwer informatie bij1.

Met betrekking tot de eerste vraag – meer zicht op de samenstelling van de groep personen die voor een individuele Anw-hiaatverzekering is geweigerd – geeft het Verbond aan, dat persoonskenmerken van deze groep door verzekeraars niet worden bewaard. Daarbij spelen praktische redenen een rol, maar uiteraard ook het privacy-aspect. De omvang van de betreffende groep is wel bekend. Blijkens de enquête die het Verbond eind vorig jaar heeft gehouden, gaat het hier om 3% van de circa 23 000 aanvragen voor een individuele Anw-hiaatverzekering. Ik verwijs in dit verband naar mijn brief d.d. 16 november 1999, Kamerstukken II, 1999/2000, 26 800 XV, nr. 16, waarin ik de resultaten van deze enquête heb beschreven. De omvang van de betreffende groep personen kan derhalve worden ingeschat op circa 700 personen.

Alhoewel over de persoonskenmerken van deze groep dus geen nadere gegevens bestaan, attendeert het Verbond er – naar mijn mening terecht – op, dat deze groep van circa 700 personen mogelijk (deels) uit dezelfde personen bestaat als de groep personen die in de SVB-regeling voor onverzekerbaren (op grond van artikel 66a lid 3 Anw) is opgenomen. Het aantal personen dat in de SVB-regeling is opgenomen bedraagt 602.

Eén van de voorwaarden voor toetreding tot de regeling was, dat men het bewijs overlegde dat een particuliere verzekeraar de verzekeringsaanvraag om medische redenen geweigerd had, of een premie verlangde van tenminste 2,5 maal de normale premie. De groep van circa 700 personen die zich wel particulier wilde verzekeren tegen het Anw-hiaat, maar daartoe niet werd toegelaten vanwege een te groot medisch risico, is dus mogelijk nadien in de SVB-regeling opgenomen en via de wettelijke regeling van artikel 66a lid 3 Anw feitelijk alsnog onder de werkingssfeer van de Anw gebracht.

Ik kan het betoog van het Verbond niet met bewijzen staven – daargelaten dat dit vanwege privacy-aspecten niet gewenst zou zijn – omdat het nu eenmaal niet mogelijk is na te gaan of degenen die in de SVB-regeling zijn opgenomen, dezelfde personen zijn als degenen die voor een particuliere verzekering zijn afgewezen. Ik ben het evenwel met het Verbond eens, dat dit wel in hoge mate waarschijnlijk is en dat de omvang van de «brandende huizenproblematiek» daarmee fors gereduceerd is.

De tweede vraag die ik het Verbond voorlegde was de vraag hoe men aankijkt tegen een waarborgfonds of een acceptatieplicht. Uit de reactie van het Verbond op deze vraag blijkt dat het niet mogelijk is een dergelijk privaat fonds in te stellen, aangezien aan de verzekeringstechnische grondbeginselen (onder meer het feit dat de premie betaalbaar moet zijn, hetgeen minimumeisen stelt aan de omvang van de groep personen over welke de premie wordt omgeslagen) niet voldaan kan worden. Het verbond wijst er in dit verband ook op dat het niet mogelijk is degenen die thans reeds een individuele Anw-hiaatverzekering hebben, via een premie-opslag te laten betalen voor zo'n fonds. Daarvoor zou immers een eenzijdige inbreuk op deze reeds gesloten verzekeringscontracten nodig zijn.

Uit de ervaringen die de verzekeraars met de MAAV hebben blijkt eveneens dat de financiering van een dergelijk waarborgfonds in de praktijk op grote problemen stuit. Bovendien bood de MAAV een tijdelijke waarborg, hetgeen uit een oogpunt van financiering nog aanzienlijk minder gecompliceerd is dan de financiering van een structureel waarborgfonds.

Het Verbond heeft, zo constateer ik, mijn vragen diepgaand en nauwgezet bestudeerd en beantwoord. Ik trek uit die beantwoording de conclusie, dat een waarborgfonds voor onverzekerbare risico's niet tot de mogelijkheden behoort. Voorts constateer ik dat een belangrijk deel van de personen die voor een individuele Anw-hiaatverzekering zijn afgewezen, naar alle waarschijnlijkheid nadien in de SVB-regeling voor onverzekerbaren zijn opgevangen. Daarmee is de omvang van de onverzekerbarenproblematiek voor het Anw-hiaat fors gereduceerd.

Dit sterkt mij in de gedachte, dat het wijs is de evaluatie van de Anw af te wachten. Uiteraard wordt daarin nadrukkelijk aandacht besteed aan de problematiek van onverzekerbaarheid voor het Anw-hiaatrisico.

Ik vertrouw erop u met het vorenstaande voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven