Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26800-XIV nr. 121 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26800-XIV nr. 121 |
Vastgesteld 14 juli 2000
De vaste commissies voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 en voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 22 juni 2000 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en minister Herfkens voor Ontwikkelingssamenwerking over:
– de brief van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 7 mei 1999 inzake voortgangsrapportage wereldvoedseltop (LNV-00–458);
– de brief van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 8 december 1999 inzake zuivelexport en Jamaica;
– de brief van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 1 februari 2000 inzake verslag FAO/Nederlandse conferentie Maastricht;
– de brief van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij d.d. 21 juni 2000 inzake wereldvoedseltop (TRC 2000/5737).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Geluk (VVD) constateerde dat het er vooralsnog niet in zit, ondanks de verhoging van de voedselproductie, dat de doelstelling van het halveren van het aantal ondervoede mensen in de wereld per 2015 wordt gehaald. Daar moet dus meer aan gebeuren, temeer omdat de wereldbevolking snel toeneemt. Duurzame en multifunctionele landbouw moeten wereldwijd worden gestimuleerd, ook via research, kennis en scholing, want met behulp daarvan kan voedselzekerheid en -veiligheid worden bevorderd. Voorts werkt dit goed uit voor het plattelandsbeleid en de maatschappij op zichzelf. Over het begrip multifunctionele landbouw wordt binnen FAO-verband nog niet eenduidig gedacht, omdat veel landen een andere cultuur hebben. Dit begrip moet daarom op de FAO-agenda blijven staan. Nederland geeft veel geld uit aan ontwikkelingssamenwerking, al heel lang, maar hoe staat het met de vooruitgang in de derdewereldlanden? Welke zaken zijn er in dat kader goed en welke zijn er fout gegaan?
De heer Geluk was voor liberalisering van de wereldhandel, ook wat betreft landbouwproducten. De bestaande barrières moeten zoveel mogelijk worden weggenomen. Ook dat stimuleert duurzame en multifunctionele landbouw. De overgang naar een liberaler handelsklimaat moet gefaseerd gebeuren. Het is goed dat Nederland aandringt op steun voor de zwakste landen, bijvoorbeeld door schuldenvrijstelling, Dan kunnen ook deze landen de uitdagingen van het nieuwe handelsklimaat het hoofd bieden, gelijkwaardig deelnemen en een sterke landbouwsector ontwikkelen. Nu hebben ze vaak meer last van de beschermende maatregelen dan van de vrije markt. De Europese Unie, de FAO en de andere multilaterale organisaties moeten dat aspect nader uitwerken. Water is heel belangrijk voor landbouwproductie en voedselzekerheid. Hoe staat het met het beleid terzake? Er moet in FAO-verband in ieder geval iets worden gedaan met de uitkomst van het wereldwaterforum. Wat doet de regering daarmee?
De heer Geluk stemde in met de duidelijke brief over Jamaica. Ook uit de ervaringen met dat land blijkt dat er, als je de productie wilt verbeteren, veel moet gebeuren aan onderwijs en management. De schade aldaar, veroorzaakt door de EU, had eventueel kunnen worden vergoed, maar dan hadden daar heel goede gronden voor moeten bestaan. Dat was bij Jamaica niet het geval.
De heer Waalkens (PvdA) pleitte voor een extra inzet, gericht op verlaging van het aantal ondervoede mensen in de wereld. Het huidige tempo is te traag. De ambities moeten omhoog, maar het totale budget voor voedselzekerheid, nationaal en internationaal, loopt terug. Daar wat moet wat aan gebeuren.
De Nederlandse positie wat betreft voedselzekerheid is onduidelijk. Het beleid is te veel versnipperd. Het wordt tijd voor een eenduidige visie. Wie is de eerstverantwoordelijke voor dit beleid? Komt het Europese voedselzekerheidsbeleid nog aan de orde bij de regionale FAO-conferentie? Zijn er dan ook politieke bestuurders aanwezig? Het wordt hoog tijd dat de FAO actie onderneemt op dit punt, want haar positie wordt zwakker. Toch kan deze organisatie juist bij het monitoren van wat er gebeurt met voedselzekerheid en het uitlokken van innovatie een belangrijke rol spelen. Nederland moet zijn stevige positie binnen de FAO ook beter benutten.
Tijdens de achtste CSD-zitting in New York bleek ook dat de deelname van de FAO aan het mondiale debat moet verbeteren, want de FAO nam niet deel aan de multi-stakeholdersdialogue, terwijl andere organisaties dat wel deden. Het is goed dat de minister van LNV tijdens die bijeenkomst aandacht heeft gevraagd voor een duurzame plattelandsontwikkeling en om voortzetting van de multi-stakeholdersdialogue. Deze zaken moeten een prominente plek krijgen in het partnershipconvenant, waarover Nederland en de FAO momenteel onderhandelen.
De verdere liberalisatie biedt onder bepaalde voorwaarden kansen aan iedereen. De landen binnen de EU, maar ook andere blokken zijn jarenlang bezig geweest hun eigen voedselproductie op te voeren, op basis van een hoge beschermingsgraad, met als uitvoeringsinstrumenten exportrestituties en importheffingen. De landbouw en de voedselproductie in de EU zijn inmiddels voor een groot deel exportgericht. In Nederland is de landbouw bijna voor tweederde afhankelijk van export. De minst ontwikkelde landen moeten dus markttoegang krijgen tot Europa, zodat ze minder last hebben van de gesubsidieerde export. De Nederlandse oproep om het gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid in die zin aan te passen en coherent te maken, is alleszins gerechtvaardigd, want anders krijgt het thema voedselzekerheid geen plek in het Europese beleid.
IMF en Wereldbank spelen ook een rol, want deze organisaties zetten de minst ontwikkelde landen vaak op een onverantwoorde manier voor het blok. Kijk naar Jamaica. Men heeft de importheffingen aldaar moeten verlagen, op instigatie van het IMF, maar dat heeft geleid tot een instroom van gesubsidieerde en goedkopere producten, waardoor de lokale productie om zeep is geholpen. Daar moeten FAO, IMF en Wereldbank iets aan doen. Overheid en bedrijfsleven moeten proberen, als het kan gezamenlijk, om duurzame ontwikkeling steeds meer handen en voeten te geven. Een aantal multinationals is inmiddels positief bezig op dit punt, maar een aantal andere gaat nog te veel uit van de eigen positie. Dat moet worden voorkomen.
Mevrouw Van Ardenne-Van der Hoeven (CDA) vroeg hoe het komt dat nu al duidelijk is dat de doelstelling van een wereldwijde halvering van het aantal ondervoede mensen in 2015 niet wordt gehaald. Het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft, is zelfs weer toegenomen. Dat wil zeggen dat het aantal ondervoeden ook toeneemt. De FAO-landen moeten veel eerder dan pas over vijf jaar bij elkaar komen, want er moet actie worden ondernomen. Hoe komt het dat er in een aantal landen wel vooruitgang is geboekt? Waarom is dat niet gelukt in Cuba en Noord-Korea? Burundi is weliswaar een conflictland, maar andere conflictlanden staan niet op de lijst van landen die kampen met ondervoeding.
Landbouw en armoede zijn niet meer in. Ze staan wereldwijd niet hoog meer op de politieke agenda. Het gaat nu om de nieuwe kenniseconomie. Er was vroeger veel meer commitment, ook wereldwijd, om de armoede aan te pakken, ook via de 20/20-doelstelling. Ook Nederland zegt nu dat dit in kwantitatieve zin geen doelstelling meer is, maar dan kun je de FAO-doelstelling ook wel vergeten. Is het dus wel verstandig de 20/20-doelstelling los te laten?
Burundi is een conflictland. Daar worden geen landbouwproducten meer geproduceerd, geen voedsel. Toch heeft Nederland vorig jaar slechts 2 mln. uitgegeven aan conflictpreventie in Afrika. Dat bedrag moet omhoog, want in dit soort landen is voedselproductie heel belangrijk. Wellicht kan er ook wat meer geld ter beschikking worden gesteld voor het mijnenruimen, want de minister heeft nu weer de beschikking over het bedrag dat haar ministerie toekomt. De 500 mln. is wat dat betreft niet extra. Dan kunnen er nog meer gewassen worden gekweekt.
Migratie is ook een probleem, want daardoor is men niet in staat in de eigen omgeving aan voedselproductie te doen. Wordt dit thema betrokken bij de landenproblematiek? Hoe staat het met de coherentieresolutie? Jamaica moest de grenzen openstellen. Vervolgens kwam Europa met dumpartikelen, naast een programma om de zuivelboeren bij te staan, maar dat werkte volstrekt averechts.
Klopt het dat de voedselproductie in Zuid-Soedan is gestagneerd door een overmaat aan voedselhulp? Als dat het geval is, dan moet er goed naar dat instrument worden gekeken. Er moet meer onderscheid worden gemaakt tussen ondervoeding en gebrek aan voedsel. Ondervoeding kan worden veroorzaakt door gebrek aan kennis, maar dat heeft niets te maken met een gebrek aan voedsel. Kennis over voedsel en voedselproductie is ook heel belangrijk. Er moet ook goed worden gekeken naar het partnerschapsprogramma met de FAO. Het voedsel moet daar terechtkomen waar dat het hardste nodig is. Misschien moet daar ook meer in worden geïnvesteerd.
Bij de sectorkeuze zetten niet alle landen in op voedselproductie, landbouw en plattelandsontwikkeling. Komt dat door de zwakke positie van de ministers van landbouw in die landen? Is bijstelling nog mogelijk? Mevrouw Van Ardenne vond dat voedselproductie, landbouw en plattelandsontwikkeling prioriteit moeten krijgen op de agenda. Is er al meer bekend over het prima initiatief van de Wereldbank om met een verzekeringssysteem risico's bij prijsschommelingen te voorkomen?
Er is in het verleden veel gedaan aan Agenda 21 en duurzame, multifunctionele landbouw, maar ook dit glijdt een beetje weg. Toch is het van groot belang dat de duurzaamheid overeind blijft, nationaal en internationaal, ook met het oog op de beheersing van het water, de watersystemen en het milieu.
Mevrouw Vos (GroenLinks) vond ook dat nog veel te veel mensen honger lijden. Er moeten snel concrete stappen worden gezet. De FAO moet zich veel actiever inzetten, maar ook het Nederlandse beleid behoeft aanscherping. Vindt er nog dit jaar een bespreking plaats van de stand van zaken? Klopt het dat Nederland achterblijft wat betreft zijn aandeel in de implementatie van het 20/20-initiatief? Het is teleurstellend dat dit initiatief niet in de begroting is meegenomen, niet alleen qua reservering, maar ook als het gaat om de strategie om met name de allerarmsten te bereiken.
Ook wat betreft de coherentie kloppen diverse zaken nog niet. Liberalisering van de markt is hard nodig, met name op het punt van de markttoegang tot Europa. Voor een aantal producten uit derdewereldlanden is die nog steeds niet goed geregeld, maar daardoor is het voor die landen heel moeilijk op eigen kracht een goede economie op te bouwen. Het is ook kwalijk dat Europa nog steeds werkt met exportsubsidies voor producten op kwetsbare markten in derdewereldlanden. De minister van Landbouw is nogal terughoudend op dat punt, maar vindt hij ook niet dat de exportsubsidies op Europese landbouwproducten moeten worden afgebouwd?
De huidige EU-visserijakkoorden leiden nog steeds tot sociale en ecologische schade aan de visserij in met name Afrikaanse landen, terwijl dat een belangrijke bron van voedsel en werkgelegenheid is. Deze kwestie krijgt te weinig status in de uitvoering van het OS-beleid. Het wordt tijd voor een coherentieproef op dit punt. Is de evaluatie van het Europese visserijbeleid al afgerond? Welke beleidsconsequenties worden daaraan verbonden?
Mevrouw Vos vond de reactie van de minister van Landbouw op de kwestie-Jamaica nogal teleurstellend. IMF en Wereldbank hebben Jamaica gedwongen de invoerheffingen omlaag te brengen, zonder iets te doen aan de exportsubsidies. Dat heeft echter geleid tot lagere prijzen op de wereldmarkt, waar de Jamaicaanse boeren de dupe van zijn geworden. De minister moet voortvarend inzetten op een versnelde afbouw van de exportrestituties. Ook moet er beter naar het beleid van IMF en Wereldbank worden gekeken, vooral als het gaat om de gevolgen voor bepaalde landen. Stel dat Europa minder zuivel op de Jamaicaanse markt neerzet. Vult Australië dat gat dan op? Wil de regering nadenken over een notitie over het Nederlandse voedselzekerheidsbeleid, duurzame landbouw en duurzaam landgebruik? Hoe staat het met de groenregeling?
De heer Ter Veer (D66) constateerde tevreden dat, als er wordt gesproken over ontwikkelingssamenwerking, landbouw en voedselvoorziening daar inmiddels ook bij horen. Er gaan ook al volksvertegenwoordigers mee naar de conferenties van WTO, UNCTAD en CSD. Het gaat de goede kant op, want tot dusverre werd daar vooral in gesloten winkeltjes geopereerd.
De opgave om het aantal ondervoede mensen wereldwijd omlaag te brengen, is een heel moeilijke, temeer omdat de wereldbevolking nog groeit van zes naar acht miljard. Deze toename zal vooral plaatsvinden in de landen die toch al kampen met te weinig voedsel. Dat wil eigenlijk zeggen dat het probleem nog groter is.
In het gestelde over het politiek, institutioneel en macro-economisch beleidsklimaat miste de heer Ter Veer de samenhang met wat FAO, Wereldbank, IMF, WTO, UNDP en CSD doen. De FAO moet zich assertiever opstellen in de richting van de andere VN-organisaties, maar ook naar de regeringen van de lidstaten toe. De FAO moet meer focussen op beleid en op good governance. Met IMF, Wereldbank en UNDP gaat het gelukkig beter. Daar gaan de deuren steeds meer open.
In WTO-verband moet er worden gestopt met exportsubsidies. De landen die dit aangaat, moeten tegelijkertijd stoppen met de productie van overschotten, met name wat betreft rundvlees. Voorts moet elk land een eigen strategie voor voedselpolitiek uitzetten en daarmee naar de WTO komen. De WTO moet haar rol ook nog eens overdenken, ook in relatie met de G77-landen en met name China. Institution building is goed, maar een gegeven moment moet er resultaat worden geboekt, vooral op het punt van markttoegang voor de minst ontwikkelde landen.
Coherentie is ook van groot belang, met name in Europa. Dit loopt aardig, maar er is nog een lange weg te gaan. Wat betreft de 17+4-landen moet er meer aandacht voor voedselzekerheid en ondervoeding komen.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij was pessimistisch over het in 2015 halen van de doelstelling met betrekking tot het aantal ondervoede mensen. Ook hier ontbreekt het aan coherentie tussen de inspanningen van ontwikkelingslanden en die van ontwikkelingslanden, industrielanden en internationale organisaties.
Het thema landbouw krijgt te weinig aandacht, vooral als het gaat om plattelandsontwikkeling. Vandaar het initiatief, samen met het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Portugal, Zuid-Afrika, Botswana, Namibië en Mozambique, om te komen tot een pilot, gericht op samenwerking. Dat is de SADC (South African Development Community). Het doel is te komen tot praktische verbeteringen op het gebied van landbouw. Dit jaar of begin volgend jaar volgt er een conferentie, maar de eerste reacties zijn zeer positief. Ook het contact met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op dit punt zal worden geïntensiveerd. Ook China en Saoedi-Arabië hebben veel behoefte aan praktische informatie en bijdragen, bijvoorbeeld over voedselzekerheid. Voedselveiligheid speelt daar ook een rol bij, want Saoedi-Arabië sluit de rundvlees- en zuivelmarkt voor West-Europa, omdat men onvoldoende informatie heeft over voedselveiligheid. Kijkend naar de ervaringen met BSE en salmonella wil men alleen maar vlees en zuivel uit landen waar die problemen zich niet voordoen.
Nederland zet sterk in op de bevordering van de multifunctionaliteit. Dit is al aan de orde geweest bij de conferentie in Maastricht, maar de discussie daarover wordt voortgezet bij de regionale FAO-conferentie. Op dit punt is overigens nog wel sprake van polarisatie, want de Cairns Group relateert die met de afscherming door Europa van de markt en het bemoeilijken van de toegang daartoe voor derdewereldlanden. De Nederlandse bijdrage is erop gericht te voorkomen dat deze kwestie in een verkeerd perspectief wordt geplaatst. Gelukkig was er in Maastricht sprake van een positievere toonzetting, al slaan Australië en Nieuw-Zeeland nog steeds op een andere trom.
De coherentie met betrekking tot het Europees landbouwbeleid vereist nog steeds zeer veel aandacht. Er is veel te lang sprake geweest van een gesloten structuur op dit punt. De minister heeft die kwestie al wel aan de orde gesteld in de Landbouwraad van maart jl. Ook buiten Europa valt er nog veel te doen op dat punt. De VS hebben hun landbouwsteun sinds 1996 verachtvoudigd. Europa is daar zeer kritisch over, maar er moet ook worden geprobeerd te voorkomen dat die steun verstorend uitpakt. Het ministerie onderzoekt momenteel in welke mate de Amerikaanse landbouwsubsidies concurrentieverstorend werken. Het afgelopen jaar zijn er echter ook nieuwe tendensen gesignaleerd. Het gesloten kader van DG-6 wordt steeds meer geopend, ook intern. De commissaris voor handelspolitiek heeft de integratie van de landbouw inmiddels ook als breder kader ingezet. Europa is in Seattle gelukkig niet alleen op het terrein van de landbouw beoordeeld. Het aantal medestanders neemt ook toe. De groep van landbouwministers die deze problematiek in bredere zin aan de orde wil stellen, wordt steeds groter.
De minister ontkende dat hij zich terugstellend opstelt als het gaat om het aanpakken van de exportrestituties. Er is ook een- en andermaal, nationaal en internationaal, aandacht gevraagd voor het vervroegen van de hervorming van het Europese zuivelbeleid op dit punt. Feit is echter dat Nederland niet eenzijdig veranderingen kan aanbrengen in de externe positie van de Nederlands landbouw, zonder een interne hervorming alhier. De Nederlandse zuivelsector moet dus bereid zijn die hervorming te vervroegen, zodat die gereed is als de MOEL-landen in 2005, 2006 Europees toetreden. Er is dus sprake van een intrinsiek verband tussen de exportrestituties en de hervorming van het zuivelbeleid. Daar komt bij dat de regering zich destijds, door akkoord te gaan met de Agenda 2000, heeft verbonden het zuivelbeleid voorlopig buiten haakjes te plaatsen. De discussie daarover loopt nu. Nederland zet overigens 80% van zijn zuivel binnen Europa af en 20% daarbuiten. Men heeft hier dus vooral te maken met de Europese markt, maar die kent geen grensbescherming. Dus kan Nederland geen beperking opleggen aan zijn doorvoerfunctie. De minister vond het een versimpeling van de werkelijkheid te stellen dat de positie van de Jamaicaanse zuivel in het geding is geraakt door alleen de exportrestituties. In de huidige omstandigheden en kijkend naar de lage prijzen, valt het niet uit te sluiten dat Australië of Nieuw-Zeeland die markt overneemt.
Er ontbreekt nogal wat aan de externe presentie van de FAO. De FAO bevindt zich in een zeker isolement als het gaat om de relaties met andere organisaties. Er is nauwelijks sprake van goede samenwerking met de Wereldbank. Dat moet veranderen. Het aanwezige technisch vermogen ten behoeve van de primaire productie moet behouden blijven, maar daarnaast moet de FAO meer aandacht geven aan de primaire productie en de keten in het algemeen, dus ook aan de monitoring. Ook Nederland als belangrijke contribuant zal de verantwoordelijkheid van de FAO meer moeten prikkelen. De minister sprak de hoop uit dat het partnerschapakkoord tot duidelijke resultaten leidt. Thema's als duurzame landbouw en bosbouw en de relatie tussen voedselzekerheid en voedselveiligheid moeten worden benadrukt. Dan krijgt de relatie van de FAO met het algemene thema van de voedselzekerheid ook een sterker accent.
De minister twijfelde of een notitie over het voedselzekerheidsbeleid wel zoveel zin heeft. Hij vond het beter eens in de twee jaar te rapporteren over de actiepunten en die dan in een breder perspectief te plaatsen. De eerstvolgende rapportage zou dan in mei 2001 kunnen verschijnen.
De coherentie op visserijgebied staat al sinds 1997 op de EU-agenda. Bij de totstandkoming van nieuwe visserijakkoorden wordt gestreefd naar een consequente toepassing van de coherentietoets. Een goede kosten-batenanalyse is daarbij van groot belang, maar de concurrentie op korte termijn speelt ook een rol. Dat is in het verleden met bijvoorbeeld Japan ook gebleken. Door een langetermijnbeleid moeten problemen op dat punt worden voorkomen. De minister zegde toe dat hij het rapport van het onderzoeksbureau, opgesteld in opdracht van de Europese Commissie, dat inmiddels is uitgekomen aan de Kamer zal toezenden.
Het bedrijfsleven heeft vooral een praktische rol bij duurzame ontwikkeling, maar ook wat dat betreft zijn er bemoedigende ontwikkelingen. De ervaringen in China waar enkele demonstratieprojecten voor zuivel en sierteelt zijn opgezet, met een bijdrage van LNV, zijn heel positief. Het Nederlandse bedrijfsleven is zeer geïnteresseerd in die vorm van samenwerking. Daar wordt mee doorgegaan.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zag ook niet zoveel in een aparte notitie over voedselzekerheid, vanwege de overlap met het ontwikkelingsbeleid als zodanig. Armoedebestrijding is bij uitstek het middel om de toegang tot voedsel te vergroten. Het meeste wat er op het gebied van ontwikkelingssamenwerking gebeurt, moet daaraan bijdragen.
Er zijn in het verleden zeker dingen fout gegaan. Datgene wat je met hulp kunt bereiken, is lang overschat. Een thema als coherentie op de diverse beleidsterreinen heeft wereldwijd echter veel meer impact dan het hulpbeleid. Het is heel belangrijk aan te sluiten bij de initiatieven van de bevolking, want anders heeft hulp weinig zin. Een goed bestuur is essentieel, want hulp aan landen met een slecht bestuur heeft geen zin. Individuele projecten moeten passen in een breder beleid, want anders zijn ze, als een donor zich terugtrekt, op termijn niet houdbaar. Er zijn dus nogal wat lessen uit het verleden te trekken. In dat kader wordt momenteel de slag gemaakt naar een brede sectorale benadering. Kleine projecten worden niet meer gesteund.
Kennis en onderwijs zijn heel belangrijk. Nederland doet daar via de CGIAR (Consultative Group on International Agricultural Research) heel veel aan, zowel met geld als inhoudelijk. De CGIAR-instituten worden zoveel mogelijk gesteund opdat, bij voldoende good governance, iets met die kennis kan worden gedaan. Investeren in basisonderwijs – daarover is ook een motie aangenomen – is essentieel voor voedselzekerheid. Het gaat niet zozeer om de productie als wel om de toegang tot voedsel. Ondervoeding ontstaat in de meeste gevallen niet door tekort aan voedsel, maar door een scheef samengesteld dieet. Als daar door middel van basisonderwijs meer kennis over wordt verschaft, dan kan ondervoeding worden bestreden. Nederland trekt de kar als het gaat om de schuldenproblematiek en de initiatieven op dat punt.
De essentie van de waterconferentie is dat de deelnemers, regeringen, organisaties en private sector, profit en non-profit, zich verantwoordelijk voelen voor de zorglijke situatie als het gaat om de wereldwijde beschikbaarheid van water en daar consequenties uit trekken. Bij de begrotingsbehandeling wordt erop teruggekomen, ook in relatie tot de aangenomen motie. De kwestie komt de volgende keer ook aan de orde in de CSD. De waterconferentie wordt over twee jaar in Bonn vervolgd. Daarnaast komt er nog een conferentie in Tokio. Van groter belang is echter dat organisaties als Wereldbank en FAO hun verantwoordelijkheid nemen. De minister zegde toe ervoor te zorgen dat dit onderwerp aan de orde blijft komen.
De minister vond niet dat het totale budget voor voedselzekerheid terugloopt. De vraag is echter wat je onder voedselzekerheid verstaat. Nederland doet heel veel op allerlei terreinen die relevant zijn voor voedselzekerheid. Het is bijvoorbeeld van groot belang dat meisjes naar school gaan, want dan doen zij kennis op over voedsel. Investeringen daarin zijn investeringen in voedselzekerheid. De Nederlandse FAO-bijdrage gaat weliswaar omlaag, maar de FAO is maar één van de ongeveer 30 organisaties die zich bezighouden met voedsel. De financiële impact van die lagere bijdrage is dus tamelijk marginaal. Daar komt bij dat de FAO zich vooral bezighoudt met het stellen van normen en het formuleren van standaarden en niet zozeer een hulpkanaal is. De verlaging van die bijdrage betekent echter niet dat Nederland als donor minder gaat bijdragen, want er wordt momenteel ook gesproken over een partnerschapprogramma met de FAO. De Britten doen er misschien ook aan mee, bijvoorbeeld via onderlinge taakverdeling. De thema's die in dat kader aan de orde komen, zijn onder andere voedselzekerheid en duurzame landbouw. De Britten zijn heel actief bezig met duurzame bosbouw. Het is dus de vraag of dat thema nog eens moet worden opgenomen. Een andere les uit het verleden is dat het met het oog op de coherentie ook geen zin heeft als landen apart geld voor hetzelfde thema geven. De FAO werkt inderdaad te weinig samen binnen het kader van het bredere VN-systeem. Daar moet iets aan gebeuren, want anders dreigt dat systeem nog meer weg te glijden. Willen de VN serieus worden genomen, dan moet er onderling worden samengewerkt, want een instelling als de Wereldbank kan niet met elk apart onderdeel van de VN afspraken maken. Daarom is men momenteel bezig met het opzetten van UNDAF. Daarin spreekt het gehele VN-systeem met één mond. Eén van de criteria bij de beoordeling of een organisatie wel of geen geld krijgt, heeft betrekking op de mate waarin zij bereid is met anderen samen te werken.
De discussie in de OS-raad over een betere Europese coherentie is al jarenlang vrij vruchteloos, met name vanwege de binnenlandspolitieke opinies. Met het oog daarop heeft de commissaris besloten tot een bepaalde taakverdeling. De Commissie gaat zich nu beperken tot vijf thema's met comperatief voordeel. Het gaat onder andere om voedselzekerheid, transport, handelsgerelateerde technische assistentie en good governance. Ook de minister vond taakverdeling de beste manier om te komen tot coördinatie, maar het zou zonde zijn geen gebruik te maken van de bestaande kennis in Nederland op het gebied van het voedselzekerheidsbeleid. Daarover vindt nog overleg plaats. Als dit doorgaat, dan hoeft er geen bilateraal programma meer te worden ontwikkeld. Eigenlijk is dat heel goed, want per slot van rekening gaat het om doelmatigheid en effectiviteit.
Het in een steeds sneller tempo opschroeven in Europa van de standaarden voor voedselveiligheid kan ertoe leiden dat producten van armere landen van de markt worden geweerd, omdat die niet meer voldoen aan de standaarden. Dat is heel slecht voor de coherentie. Dus moeten de ontwikkelingslanden worden geholpen ook aan die standaarden te voldoen, zodat ze hun marktaandeel niet kwijtraken. Nederland maakt zich daarom constant sterk voor coherentie. De minister doet dat in de OS-raad, de minister van Landbouw in de Landbouwraad. Gelukkig komt er steeds meer draagvlak voor coherentie. Er komt ook nog een coherentie-impact-assessmentkantoor bij de Europese Commissie.
De taakverdeling op het brede terrein van ontwikkelingssamenwerking ligt gecompliceerd, want de meeste bewindslieden hebben wel iets in hun portefeuille zitten dat raakvlakken vertoont met ontwikkelingssamenwerking. Het is het beste om pragmatisch te opereren. In de praktijk werkt het prima. Uiteraard blijft ontwikkelingssamenwerking het kanaal voor hulpbesteding.
De Nederlands inzet blijft te allen tijde gericht op het realiseren van markttoegang voor de minst ontwikkelde landen. Er wordt samengewerkt met IMF en Wereldbank; daar doen zich inmiddels heel wat beleidsverschuivingen voor, bijvoorbeeld als het gaat om het toetsen van de effecten van de liberalisering op de armste landen. Belangrijk is echter ook dat de productiviteit in de ontwikkelingslanden wordt verhoogd. Dat kan deels door het toelaten van competitie, dus marktopening.
Het halen van de ondervoedingdoelstelling is zeer landenspecifiek. Good governance, de schuldenproblematiek en de handelsmogelijkheden spelen een zeer belangrijke rol. Landen waar het beter gaat voeren een goed beleid of hebben net een conflict achter de rug. In conflictlanden gaat het vaak slecht. Hetzelfde geldt voor landen, zoals Cuba, die eerst wel goede sociale indicatoren hadden, maar nu niet meer als gevolg van het economische systeem. Het onderwerp armoede verschijnt gelukkig weer meer op de agenda, ook internationaal. Nederland haalt de 20/20-doelstelling. Dit gebeurt overigens niet aanbodgestuurd. De 20/20-doelstelling is erop gericht dat de ontvangende landen zelf budgettaire prioriteiten gaan stellen. In steeds meer ontwikkelingslanden gebeurt dat ook.
De minister meldde dat Nederland wel degelijk meer dan 2 mln. heeft uitgegeven aan conflictpreventie in Afrika. Ook in dit geval gaat het om de vraag wat je onder conflictpreventie verstaat. Opbouwgeld voor een land dat net in oorlog is geweest, heeft ook betrekking op conflictpreventie, want met dat geld wordt voorkomen dat het land weer terugvalt. De kwestie van de 500 mln. was een weeffout in het regeerakkoord. De minister wees erop dat zij daar altijd publiekelijk op heeft gehamerd. Dit jaar is dat bedrag via de Voorjaarsnota gelukkig weer opgevoerd, voor volgende jaren. Met behulp daarvan kan er meer aan schuldverlichting worden gedaan.
Migratie is onderdeel van de dialoog. Nederland verzet zich momenteel tegen de Stabex-gelden voor Burundi, vanwege de aanwezigheid van kampen aldaar. De situatie in Rwanda is inmiddels gelukkig verbeterd. Ook daar heeft Nederland zich intensief mee beziggehouden. Van de 17+4-landen hebben dertien landen gekozen voor de sector landbouw. Dat is niet weinig, ook gelet op de voedselzekerheid. Dat geldt ook voor de sector onderwijs. Het valt met de aandacht voor landbouw dus nog wel mee. Plattelandsontwikkeling is overigens veel meer dan landbouw. Decentralisatie is een hoofdpunt in het beleid voor de sectorbenadering, want daarmee kun je tegengaan wat er zo vaak is fout gegaan. In het verleden werd het platteland uitgeperst, omdat de politieke stemmen in de stad zaten. Met decentralisatie bereik je dat het platteland toegang krijgt tot gezondheidszorg, onderwijs en drinkwater. Plattelandsontwikkeling krijgt dus ook veel aandacht. In de nota Economie en ontwikkeling zal aandacht besteed worden aan landbouw en grondstoffen. De Kamer krijgt die vóór het eind van het reces.
Ook de minister vond dat de oplossing van de problemen niet ligt in het uitschrijven van weer een seminar of conferentie. Ook bij de VN moet men af van dit automatisme. De inzet moet worden gericht op wat er in de wereld gebeurt. Monitoring is wel van groot belang. Met het geld dat je uitspaart door één conferentie niet te houden, kan de statistiek in een of ander land worden verbeterd. Ook daarbij is samenwerking tussen de organisaties heel belangrijk.
In Afrika is er veel misgegaan, niet alleen op het platteland. Het industrialisatiebeleid is ook ten koste gegaan van de boeren. Ook wat dit betreft zijn good governance en een behoorlijk evenwicht essentieel. De minister had de indruk dat het wel mee zal vallen met de bevolkingsgroei. Zij herhaalde dat het niet zozeer om de voedselproductie gaat, als wel om de toegang daartoe. Voor het begin van het reces krijgt de Kamer de notitie over de samenhang tussen de Wereldbank en het VN-systeem. Essentieel is in ieder geval dat de VN in zichzelf gaan samenwerken.
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Stellingwerf (RPF/GPV), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Oplaat (VVD), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Udo (VVD), Waalkens (PvdA), Schoenmakers (PvdA), Herrebrugh (PvdA), Atsma (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD) en Dijsselbloem (PvdA).
Plv. leden: Van Vliet (D66), Van Zuijlen (PvdA), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van Middelkoop (RPF/GPV), Kant (SP), Mosterd (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Rietkerk (CDA), Reitsma (CDA), Patijn (VVD), Karimi (GroenLinks), Kamp (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Belinfante (PvdA), Dijksma (PvdA), De Boer (PvdA), Van Wijmen (CDA), Te Veldhuis (VVD) en Duivesteijn (PvdA).
Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van den Berg (SGP), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (RPF/GPV), Valk (PvdA), Apostolou (PvdA), Hillen (CDA), Verhagen (CDA), ondervoorzitter, M. B. Vos (GroenLinks), Marijnissen (SP), Hessing (VVD), Hoekema (D66), Dijksma (PvdA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), De Boer (PvdA), voorzitter, Timmermans (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Remak (VVD), Van der Knaap (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA) en Wilders (VVD).
Plv. leden: Dijkstal (VVD), Van Baalen (VVD), De Graaf (D66), Van 't Riet (D66), Rouvoet (RPF/GPV), Zijlstra (PvdA), Belinfante (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Eurlings (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Van Bommel (SP), Cherribi (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Gortzak (PvdA), De Haan (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Albayrak (PvdA), Van Oven (PvdA), Feenstra (PvdA), Leers (CDA), Patijn (VVD), Van den Akker (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Duivesteijn (PvdA) en Balemans (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26800-XIV-121.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.