26 800 XIV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 2000

nr. 120
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 30 juni 2000

Aanleiding en voorgeschiedenis

Bij de behandeling van Programma Beheer in de Tweede Kamer (1997) is door de toenmalige Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij toegezegd dat de in 2018 gewenste kwaliteitsverdeling van de EHS wordt vastgelegd in een bestuurlijke afspraak met de provincies. Tevens is afgesproken dat aan de Tweede Kamer daarover zou worden gerapporteerd in de vorm van een landelijke kaart.

In de rapportage Programma Beheer uit 1997 zijn landelijke taakstellingen geformuleerd voor heel Nederland. Aan de 12 provincies is gevraagd om deze taakstellingen nader uit te werken en te lokaliseren. In antwoord op dit verzoek hebben de provincies onlangs concrete voorstellen gedaan ten behoeve van deze uitwerking van de EHS in de vorm van provinciale natuurdoelkaarten. Deze voorstellen komen in grote lijnen overeen met de rijkskaders. Op een aantal punten zijn verschillen geconstateerd tussen de rijkstaakstellingen uit 1997 en de wensen van de provincies. Voor deze verschillen wordt gezocht naar een oplossing.

De verschillen tussen rijkstaakstellingen en provinciale voorstellen hebben als consequentie dat de taakstellingen uit 1997 op sommige punten worden bijgesteld. In een aantal gevallen bleek het noodzakelijk vast te houden aan de eerder gestelde quota. Dit heeft ook te maken met internationale verplichtingen of met budgettaire dan wel beleidsmatige consequenties.

Bij de beoordeling van de provinciale voorstellen zijn de volgende criteria gehanteerd:

• het behoud van biodiversiteit en het streven naar ruimte voor natuurlijkheid;

• het benutten van ecologische kansen en het rekening houden met milieuvoorwaarden;

• de doelmatigheid voor het beheer;

• het realiseren van grote eenheden natuur.

Stand van zaken uitwerking EHS

Met de provincies is overleg gevoerd over de voorstellen. Hierbij is overeenstemming bereikt over het hanteren van een lijst met landelijke quota voor de EHS, als uitgangspunt voor verder overleg. Deze lijst zal tevens onderdeel zijn van de nota NBL21, in de vorm van een nieuw overzicht van de gewenste kwaliteitsverdeling in circa 25 typen. Voor een nadere uitwerking in de afzonderlijke provincies zal overleg volgen. Het resultaat van die nadere detaillering wordt gepresenteerd in de vorm van een gezamenlijke kaart. Deze kaart zal eind van dit jaar naar de Kamer worden gezonden, en zal vervolgens doorwerken in SGR2.

Resultaten van overleg met de provincies

De onderstaande punten zijn door mij tijdens een informeel overleg met gedeputeerden van een groot aantal provincies op 13 juni jl. naar voren gebracht. Het gaat hierbij voornamelijk om procedurele afspraken ter afronding van het traject «Kwaliteitsverdeling EHS». Er wordt met de provincies verder gewerkt op basis van de volgende voorstellen:

A) Een (geaggregeerde) lijst met circa 25 natuurdoeltypen, waaraan landelijke quota zijn gekoppeld. Deze lijst dient als basis voor verder overleg en is eveneens onderdeel van NBL21. Dit betekent dat de huidige lijst onderhevig zal kunnen zijn aan enige aanpassingen, na het voeren van verder overleg met provincies en belanghebbende departementen (zie bijlage 1).

B) Een voorbehoud ten aanzien van de provinciale voorstellen voor de rijkswateren en de defensieterreinen. Wat betreft de rijkswateren: de provincies hebben een optimistische inschatting gemaakt van de combinatie van een hoge graad van natuurlijkheid en het huidige multifunctionele gebruik (waaronder recreatie en visserij) van de grote wateren. Hierover is nader overleg nodig, onder andere met het Ministerie van V&W. Vooralsnog wordt vastgehouden aan de oorspronkelijke doelstellingen.

Voor de afstemming van provinciale natuurdoeltypen met het militair gebruik van de terreinen van Defensie zal door LNV en de provincies nader overleg worden gevoerd met het Ministerie van Defensie.

C) Wat betreft de gevoelige natuur stellen de provincies een areaal voor dat twee keer zo groot is als de oude taakstelling van LNV. LNV stelt hieraan als voorwaarde dat de verhoging van natuurkwaliteit voor het betreffende areaal niet ten koste mag gaan van het oorspronkelijke multifunctionele (voornamelijk recreatieve) gebruik ervan.

Binnen de categorie gevoelige natuur hebben de provincies een aanzienlijk groter areaal natuurbos voor ogen dan het rijk. Deze voorstellen hebben gevolgen voor de mogelijkheden voor houtproductie. De taakstellingen voor natuurlijke bossen worden vastgesteld aan de hand van de doelstellingen voor de houtproductie uit NBL21: 70% van het Nederlandse bos behoudt mogelijkheden voor houtoogst, 30% zal geen houtoogst meer kennen en kan worden omgevormd tot natuurbos. Hiermee komt LNV ten dele tegemoet aan de wens van de provincies om meer natuurbos te ontwikkelen dan de oorsponkelijke taakstelling aangaf.

Bij het nader uitwerken van de taakstellingen in provinciale kaarten zal voorts worden bekeken in hoeverre het mogelijk is om het areaal «multifunctioneel bos met verhoogde natuurwaarde» te vergroten, ten koste van het overig areaal multifunctioneel bos.

D) De gebieden die op grond van de Vogelrichtlijn en oude afspraken een taak hebben voor de opvang van ganzen, dienen deze taak te behouden. Dit zal voor enkele veengebieden met een botanische doelstelling moeten leiden tot aanpassing van de provinciale doelkeuzen.

E) LNV acht het noodzakelijk dat, in de aangewezen gebieden in het kader van de Habitat- en Vogelrichtlijn, de provincies natuurdoelen toewijzen overeenkomstig de selectiecriteria op grond waarvan de aanwijzing heeft plaatsgevonden.

F) Een meer algemeen punt van kritiek met betrekking tot de provinciale begrenzing en doeltoewijzing betreft de mate van versnippering en doorsnijding van de EHS. Dit punt kan door provinciale herbegrenzingen van de EHS (met de nu nog resterende hectares en op termijn bij een eventuele herziening van begrenzingsplannen) worden verbeterd, in combinatie met het aanvullend beleid vanuit de nota NBL21. In NBL21 wordt onder andere gestreefd naar realisatie van robuuste verbindingen.

G) De evaluatie van de lange-termijndoelstellingen voor 2018 zal op termijn plaatsvinden in het kader van een nieuwe nota Natuur en/of een volgend SGR. Deze evaluatie kan een nieuwe landelijke kaart tot gevolg hebben.

De afspraken met betrekking tot de gebiedsplannen die worden opgesteld door de provincies, zullen om de 6 jaar worden geëvalueerd en eventueel worden aangepast. De periodiciteit past bij de termijnen die in de beheersregelingen worden gehanteerd. Daarnaast worden eens in de 4 jaar nieuwe tussendoelstellingen voor de EHS opgesteld en geëvalueerd.

H) De nadere begrenzing van de EHS moet in 2001 worden afgerond.

De afspraken over de landelijke quota EHS die zullen worden gemaakt tijdens de nog te voeren overleg, zullen leidend zijn voor zowel LNV als voor de provincies bij de realisatie van de EHS. De provincies dienen voor 2002 gebiedsplannen gereed te hebben, waarin staat waar en hoe de natuurdoelstellingen bereikt worden. Bij het opstellen van deze gebiedsplannen worden de provincies verzocht dezelfde criteria te hanteren als LNV hanteert bij het beoordelen van de provinciale voorstellen (biodiversiteit en natuurlijkheid; ecologische kansen en milieuvoorwaarden; doelmatigheid voor beheer; grote eenheden natuur).

Vervolgafspraken

Het vervolgoverleg wordt voor 2001 afgerond en aan de Tweede Kamer gemeld. Het omvat de volgende onderwerpen:

1. het hierboven genoemde nader overleg over de rijkswateren en defensieterreinen met de betrokken ministeries.

2. de uitwerking van het overzicht van de gewenste kwaliteitsverdeling naar de afzonderlijke provinciale natuurdoeltypekaarten.

3. het opstellen van een gezamenlijke doelenkaart op het niveau van circa 25 typen en kwalitatieve tussendoelen voor de huidige kabinetsperiode.

4. het maken van nadere afspraken met de provincies ten aanzien van de budgettaire gevolgen van de kwaliteitsverdeling EHS (spreiding van dure en goedkope pakketten binnen de 25 doeltypen). De budget-neutraliteit van het Programma Beheer blijft het uitgangspunt hiervoor.

5. Over de voortgang van de realisatie van de kwalitatieve doelen wordt jaarlijks gerapporteerd, onder andere in de vorm van de Natuurbalans.

Daarnaast wordt met de provincies verder gewerkt aan de overige doelstellingen met betrekking tot het landelijk gebied buiten de EHS, zoals agrarisch natuurbeheer en landschap.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

 in afgeronde getallenOorspronkelijke taakstelling(ESN/Programma Beheer)Voorstel provinciesGezamenlijk voorstel LNV en provincies
 natuurtypenoppervlakte land (ha)oppervlakte water (ha)oppervlakte (ha)oppervlakte land (ha)Oppervlakte water (ha)
Grootschalige natuur129 45071 000575 211125 00071 000
1Beek- en zandboslandschap53 00054 38051 000
2Rivierenlandschap12 80011 85312 000
3Moerasboslandschap22 15024 81822 000
4Duinlandschap27 00024 75325 000
5Grote Wateren*14 50071 000375 14715 00071 000
 Noordzee**pm84 260pm
       
Gevoelige natuur74 903192 780102 000
6Beken2082 327500
7Brakwater1 0001 1961 000
8Natte schraalgraslanden*****24 65053 82925 000
9Natte heide en hoogveen*****10 70020 39515 000
10Zandverstuiving3 5003 2394 000
11Kalkgrasland70545500
12Reservaatsakker2005 749500
13Zilte graslanden1 9003 6003 000
14Bos van laagveen en klei7 35016 44710 000
15Bos van arme gronden6 30054 23720 000
16Bos van rijke gronden18 00024 98320 000
17Beekdalbossen1 0256 2332 500
       
Multifunctionele natuur490 3006 229 000676 353468 0006 229 000
 Beheersgrasland90 000
 Overige graslanden100 000
18Botanisch grasland76 99220 000
19Weidevogelgrasland voor niet-kritische soorten (kievit-type)******65 15470 000
20Weidevogelgrasland voor kritische soorten (grutto-type)50 000 
21Wintergastengraslanden 50 000
22Droge heide30 00029 27430 000
23Overige natuur****32 300122 85530 000
24Middenbos en hakhout/griend38 0003 9854 000
25Multifunctioneel bos200 000142 586189 000
26Bos met verhoogde natuurwaarden22 20425 000
27Noordzee en overige Grote Wateren**6 229 000213 3036 229 000
Grootschalige en gevoelige natuur204 35371 000767 991227 00071 000
Multifunctionele natuur490 3006 229 000676 353468 0006 229 000
       
totaal EHS694 6536 300 0001 444 344695 0006 300 000

* De Grote Wateren bestaan uit:

Waddenzee (incl. Dollard) 255 350 ha

IJsselmeer plus randmeren 183 490 ha

Delta 106 540 ha

totaal 545 380 ha

afgerond: 550 000 ha

** In de nota Ecosystemen in Nederland (ESN) en in het Programma Beheer (incl. bijlage 5) zijn voor Noordzee geen hectaretaakstellingen opgenomen.

De totale oppervlakte van het Nederlandse deel van de Noordzee (= Nederlands Continentaal Plat) is ongeveer 57 485,7 km2 (5 748 570 ha).

afgerond dus: 5 750 000 ha

*** De Noordzee en overige Grote Wateren omvatten de multifunctionele onderdelen uit de Grote Wateren en Noordzee:

Grote Wateren 479 000 ha

Noordzee 5 750 000 ha

totaal 6 229 000 ha

**** Voorstel provincies voor oppervlakte overige natuur betreft ook natuurterreinen buiten de EHS

***** Voorstel provincies zijn «slechts» deels toerekenbaar aan deze natuurdoelen. Getallen niet geheel zuiver te te delen.

****** Voorstel provincies is voor nrs. 19, 20 en 21 gezamenlijk.

Naar boven