nr. 76
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2000
De Nieuwe Sleutelprojecten (NSP) zijn gericht op de integrale ontwikkeling
van de toekomstige HSL-stations tot hoogwaardige OV-knooppunten en tot toplocaties
voor wonen, werken en voorzieningen. Deze projecten zullen in de komende decennia
zorgen voor een metamorfose van de centra van Amsterdam, Rotterdam, Utrecht,
Den Haag, Breda en Arnhem. Het rijk wil graag een bijdrage leveren aan deze
metamorfose en wil een maximale spin off bereiken van de investeringen in
de HSL op stedelijke vernieuwing en intensief ruimtegebruik. Het rijk heeft
daarom in 1997 het rijksproject Nieuwe Sleutelprojecten gestart. Het rijk
heeft voor de NSP 540 miljoen gereserveerd voor de stedebouwkundige kwaliteit
(NSP-budget) en 661 miljoen voor aanpassing van de stations op deze locaties
(MIT-budget). Over het verloop van het project is in mei 1998 een eerste evaluatie
aan u toe gestuurd. Bij deze bied ik u de Voortgangsrapportage NSP 2000 aan
waarin verslag wordt gedaan van de vorderingen die sindsdien zijn geboekt1.
De resultaten die tot nu toe zijn geboekt geven inzicht in de financiële
kant van de geformuleerde ambities. De plannen die zijn opgesteld, laten zien
dat de komst van de HSL een goede kans biedt om stedelijke centra ruimtelijk
en economisch te versterken. De gemeenten en de betrokken private partijen
leggen bovendien veel creativiteit aan de dag om aan die uitdaging vorm te
geven. Dit is te zien in de gemeentelijke presentaties van de projecten in
de voortgangsrapportage.
In de voortgangsrapportage is gesignaleerd dat een aantal projecten een
financieel tekort heeft. Het verheugt mij zeer dat ik u kan informeren over
oplossingen, waartoe de Ministerraad op 30 juni 2000 heeft besloten. De financiële
problemen zijn tijdens het drukproces van deze voortgangsrapportage deels
opgelost in het kader van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad.
Centraal criterium om de indicatieve verdeling van het NSP-budget te bepalen
is de «nationale meerwaarde». Bij de indicatieve verdeling is
gekeken naar de potentiële bijdrage die een project levert aan het scheppen
van een (inter)nationaal vestigingsklimaat voor hoogwaardige bedrijvigheid.
Dit is vastgelegd in een afwegingskader. In de voortgangsrapportage wordt
nader op de criteria ingegaan.
Bij de toekenning van middelen uit de post Grote Stations van het MIT
is hetzelfde afwegingskader gehanteerd. Daarnaast is bij de verdeling van
dit budget speciaal rekening gehouden met de zwaarte van de problematiek om
de transferfunctie van de desbetreffende stations te waarborgen. De afweging
heeft geresulteerd in de volgende indicatieve verdeling.
| | indicatieve verdeling MIT grote stations* | Indicatieve verdeling NSP-budget
* | BOR* | Totaal* |
|---|
| Amsterdam | 125 | 155 | 400** | 680** |
| Rotterdam | 110 | 120 | 235** | 465** |
| Utrecht | 336 (spoors + reg/lokaal deel terminal) | 120 | 150** | 606** |
| Den Haag | 30 | 75 | – | 105 |
| Breda | 30 | 35 | – | 65 |
| Arnhem | 30 | 35 | – | 65 |
| Totaal | 661 | 540** | 785 | 1 986** |
* bedragen zijn in miljoenen guldens.
** bedragen zijn onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring van afspraken
in kader van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad.
De indicatieve verdeling is gebaseerd op een analyse van de plannen zoals
die in mei 1999 bekend waren.
Om in aanmerking te komen voor een rijksbijdrage zullen de gemeentelijke
plannen aan stedebouwkundige, infrastructurele en financiële voorwaarden
moeten voldoen. Te zijner tijd zal het rijk de gemeentelijke plannen toetsen
op deze voorwaarden. Pas na deze toetsing zal het rijk in de fase van uitvoeringsafspraken
besluiten over de definitieve rijksbijdrage aan de projecten.
Het tempo waarin de projecten voortgang boeken, wordt door gemeenten bepaald.
Dat moet ook zo blijven. Gemeenten zijn de eerste spelers wanneer het gaat
om stedelijke herstructurering en het rijk speelt een rol bij de financiering,
en mogelijk de uitvoering, van bepaalde planonderdelen, bij het stimuleren
van integrale planvorming en bij het toetsen op rijksbeleid. Tot 1 januari
2002 voorzie ik de volgende producten:
– De fase van factfinding – het formuleren van gezamenlijke
uitgangspunten en randvoorwaarden voor de planvorming – wordt overal
afgerond, misschien met uitzondering van Arnhem. Bij de afronding expliciteren
rijk en gemeenten hun ambities en verantwoordelijkheden.
– In Amsterdam wordt de planvorming en MER/tracéprocedure
gestart.
– In Den Haag, Rotterdam en Breda wordt de planvorming afgerond.
– In Utrecht worden uitvoeringsafspraken afgerond.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J. W. Remkes