26 800 XI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2000

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 9 november 1999

Bij brief (26 200-XI, nr. 66) heb ik u op 21 juli jl. geïnformeerd omtrent het positief beschikken op de aanvragen om vergunning voor transporten van bestraalde splijtstof vanuit de Hoge Flux Reactor (HFR) te Petten en de kerncentrale te Dodewaard. Ik deelde u toen tevens mede dat de transporten onder beslag zouden liggen van het advies dat ik terzake heb gevraagd aan de Gezondheidsraad. Mijn brief vormde een bevestiging van hetgeen ik in het Algemeen Overleg met de Kamercommissie Economische Zaken op 1 juli jongstleden reeds had meegedeeld. In bovengenoemde brief informeerde ik u tevens dat de vergunning ten behoeve van de HFR vooralsnog tijdelijke opslag in verband met vervoer in het gebouw van de HFR toelaat, in afwachting van het daadwerkelijke transport.

De verleende vergunning voor Dodewaard houdt in, zo schreef ik, dat met de voorbereidingen van de transporten een aanvang gemaakt kan worden en dat de transporten op termijn kunnen worden hervat. Mocht het advies van de Gezondheidsraad daar aanleiding toe geven, dan zullen met onmiddellijke ingang nadere voorwaarden aan de transporten worden gesteld.

In vervolg op deze brief wil ik u thans van de verdere ontwikkelingen op de hoogte brengen.

Hoge Flux Reactor

In de aan COVRA verleende vergunning wordt in afwachting van het daadwerkelijke vervoer van de splijtstofelementen tijdelijke opslag van twee transportcontainers met bestraalde splijtstof in het HFR-gebouw toegestaan. Na ontvangst van het ter zake gevraagde advies van de Gezondheidsraad zal nader besloten worden over de afvoer van de splijtstofelementen, waarbij tevens in beschouwing zal worden genomen of afvoer naar de COVRA de enige mogelijkheid is, of dat afvoer naar de VS inmiddels een reële optie is geworden. Daarom heb ik bij het verlenen van deze voorwaardelijke vervoersvergunning aan COVRA het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO, vergunninghouder van de HFR, namens de Europese Commissie) verzocht mij op de hoogte te houden van ontwikkelingen die van invloed zijn op de mogelijkheid om splijtstofelementen in het kader van de conversie naar de VS af te voeren.

Bij brief van 24 september jl. heeft het GCO geantwoord1 dat de beslissing tot conversie van hoogverrijkt uranium naar laagverrijkt uranium door de Europese Commissie inmiddels is genomen. Dit besluit maakt de weg open voor transport naar de VS van een deel van de in de HFR aanwezige bestraalde hoogverrijkte splijtstof. Daartoe zal eerst een diplomatieke notawisseling tussen de regering van de VS en de Europese commissie dienen plaats te vinden. De voorbereidingen hiertoe zijn inmiddels getroffen.

Voorts is nodig dat het GCO in de VS een overeenkomst afsluit met het Amerikaanse Department of Energy met betrekking tot de overbrenging van de splijtstof naar de VS. Dit betekent dat voor de HFR splijtstof een geschikte transportcontainer beschikbaar moet zijn, die tevens gecertificeerd is in de VS. De door het GCO op dit moment in gebruik genomen (nieuwe) transportcontainer MTR-2, bedoeld voor het transport naar COVRA en de tijdelijke opslag aldaar, is in de VS niet gecertificeerd en kan derhalve voor het transport naar de VS niet worden gebruikt. Een eventuele certificering in de VS zal naar alle waarschijnlijkheid veel tijd in beslag nemen, zodat het gebruik van een wel in de VS gecertificeerde container de voorkeur verdient. Deze mogelijkheid wordt thans onderzocht door het GCO. Verder moet door het GCO een vervoersbedrijf worden gecontracteerd en zijn vervoersvergunningen nodig, namelijk voor het vervoer in Nederland, over zee en in de VS. Al met al betekent dit dat niet voor medio volgend jaar een eerste transport naar de VS zou kunnen plaatsvinden.

Indien de VS-optie gerealiseerd kan worden, betekent dit niet dat alle in de HFR aanwezige bestraalde splijtstof naar de VS kan worden afgevoerd. Behalve de eerder genoemde voorwaarde van conversie naar laagverrijkt uranium, dient de terug te zenden splijtstof oorspronkelijk uit de VS afkomstig te zijn en dient de splijtstof tevens voor 2006 gebruikt te zijn. Op dit moment zouden circa 800 splijtstofelementen voor de VS optie in aanmerking komen. Circa 100 bestraalde elementen zullen alsnog naar COVRA dienen te worden afgevoerd. In dat geval kan transport naar COVRA wel uitgesteld worden totdat het HABOG (gebouw voor hoogradioactief afval) bij de COVRA gereed is.

In hoeverre de optie om bestraalde splijtstof naar de VS terug te sturen ook op de lange termijn een oplossing is, hangt af van een aantal omstandigheden. Niet bekend is waar de splijtstof, na een geruime tijd van interimopslag in de VS, uiteindelijk in de VS zal worden opgeslagen of dat alsnog opwerking zal plaatsvinden.

De gekozen oplossing voor de korte termijn, namelijk de optie VS open houden en daaruit voortvloeiend tijdelijke opslag van transportcontainers met bestraalde splijtstof in het HFR gebouw toestaan, is voor de gemeente Zijpe aanleiding geweest bezwaar tegen de aan COVRA verleende vergunning in te dienen, alsmede een schorsingsverzoek bij de voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. De gemeente Zijpe is voorstander van een ongeclausuleerde directe afvoer naar COVRA. Behalve de gemeente Zijpe heeft ook Greenpeace een bezwaarschrift en een schorsingsverzoek ingediend. Greenpeace wenst juist de intrekking van de vergunning. Behandeling van het schorsingsverzoek bij de Raad van State is op 8 november gepland.

Dodewaard

Met betrekking tot de kerncentrale Dodewaard valt op te merken dat door GKN, zijnde de eigenaar van de centrale, en door de vergunninghouder, tevens vervoerder, BNFL voorbereidingen worden getroffen om de transporten daadwerkelijk te kunnen uitvoeren. Deze transporten kunnen thans niet plaatsvinden, aangezien Greenpeace, behalve bezwaar tegen de vergunning, bij de voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State een schorsingsverzoek heeft ingediend. Tijdens de zitting op 8 november zal ook dit verzoek worden behandeld. Dit houdt in dat van de vergunning pas kan worden gebruik gemaakt na uitspraak van de voorzitter van de Afdeling op het schorsingsverzoek en uiteraard alleen dan indien het schorsingsverzoek wordt afgewezen.

Tenslotte, in mijn brief van 21 juli jl. heb ik aangegeven dat het advies van de Gezondheidsraad begin oktober werd verwacht. Zoals het zich nu laat aanzien zal het advies vermoedelijk pas eind november beschikbaar komen. Pas dan kan derhalve bezien worden of er aanleiding is nadere voorwaarden aan de transporten te stellen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven