nr. 41
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 14 juni 2000
Op 8 en 9 juni jl. zijn in Brussel de najaarsvergaderingen van Navo-ministers
van Defensie gehouden. Hierbij bied ik u de communiqués aan van de
Noord-Atlantische Raad voor ministers van Defensie (NAC(D)), het Defensie
Planning Comité (DPC), de Nucleaire Planning Groep (NPG), het Navo-Oekraïne
Comité (NUC), de Permanente Gezamenlijke Raad en de Euro-Atlantische
Partnerschapsraad (EAPR)1.
Veel bondgenoten onderstreepten het belang van concrete stappen ter versterking
van de Europese defensiecapaciteiten. De Navo-ministers van Defensie stonden
in dat verband uitvoerig stil bij de voortgang van het Defence Capabilities Initiative (DCI). De regeringsleiders van de
Navo namen dit belangrijke initiatief vorig jaar tijdens de Top van Washington
omdat de Navo-strijdkrachten in de veranderende veiligheidssituatie doeltreffend
moeten kunnen blijven optreden. Het DCI bevat in totaal 58 maatregelen die
de komende jaren moeten worden uitgevoerd ter verbetering van het voortzettingsvermogen,
de inzetbaarheid, de mobiliteit, de effectiviteit, het overlevingsvermogen
en de interoperabiliteit van hun eenheden.
Tijdens de Kosovo-crisis is duidelijk gebleken dat de capaciteiten van
met name de Europese bondgenoten nog ernstig tekortschieten. De secretaris-generaal
van de Navo, George Robertson, en de Amerikaanse minister van Defensie, William
Cohen, hielden dan ook een krachtig pleidooi voor een verhoging van de Europese
defensiebegrotingen. Het DCI geeft de Europese bondgenoten een praktisch instrument
in handen om de eigen defensiecapaciteiten te versterken en de hoofddoelstelling
van de Europese Unie te verwezenlijken. Tijdens het informele diner van Europese
Navo-ministers van Defensie heb ik de discussie hierover ingeleid. Ten onrechte
wordt soms de indruk gewekt dat een versterking van de Europese defensiecapaciteiten
de Navo kan ondermijnen. Het is juist in het belang van de toekomstige samenhang
van de Navo dat Europa een volwaardige militaire bijdrage levert.
Ik heb voorts in het Navo-overleg het belang van doelmatigheid en van
creatieve en innovatieve oplossingen voor Europese tekortkomingen beklemtoond.
Zeker de kleinere lidstaten hebben hierbij belang. Nederland heeft daarom
het initiatief genomen tot nauwe samenwerking tussen de Europese F-16 landen
bij de aanschaf, de opslag en het beheer van precisiemunitie («precision
guided munitions»). Samen met België, Denemarken, Noorwegen en
Portugal is een werkgroep opgericht om de samenwerkingsmogelijkheden te bestuderen.
Dit initiatief is bedoeld om door multinationale samenwerking tekortkomingen
op dit gebied op een doelmatige en doeltreffende manier op te lossen. Precisiemunitie
is van groot belang bij crisisbeheersingsoperaties om nevenschade zoveel mogelijk
te vermijden, maar is erg duur. Het initiatief sluit nauw aan bij een van
de DCI-maatregelen en wordt gesteund door de VS. Ik sluit niet uit dat het
de aanzet vormt tot verdergaande samenwerking tussen deze landen op F 16-gebied.
In dat verband is van belang dat en marge van de vergadering Portugal door
ondertekening van een Memorandum of Understanding is toegetreden tot de F-16
Multinational Fighter Program (MNFP).
Alle Navo-lidstaten hebben inmiddels laten weten hoe zij de DCI-doelstellingen
willen uitvoeren. Nederland voert bijna 95 percent van de DCI-gerelateerde
«force goals» geheel of gedeeltelijk uit. Daarmee komt ons land
in vergelijking tot de overige bondgenoten goed uit de bus. Dit wordt onderschreven
door de secretaris-generaal van de Navo, de hoogste Navo-commandanten en de
Verenigde Staten. Nederland heeft voorts voorstellen gedaan voor de stroomlijning
en de aanpassing van de Navo-defensieplanning en voor het gebruik van de mogelijkheden
van multinationale financiering om gedeelde tekortkomingen op te heffen.
Er was tijdens de vergadering ook waardering voor de verhoging van de
Nederlandse defensiebegroting, die het gevolg is van het overleg met de Tweede
Kamer over de Defensienota en de daaropvolgende kabinetsbesluiten. Hiervan
gaat binnen het bondgenootschap een belangrijk signaal uit: zij wordt gezien
als het begin van een noodzakelijke trendbreuk. De verhoging van de defensiebegroting
neemt niet weg dat de beoogde versterking van de Europese defensiecapaciteiten
in de toekomst meer investeringen zal vergen, ook van Nederland. Met defensieuitgaven
van 1,7 percent van het bruto binnenlands product zit Nederland
beneden het Europese Navo-gemiddelde (2,0 percent).
De Minister van Defensie,
F. H. G. de Grave