nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 8 november 1999
Inleiding
Met de brief van 21 juni 1995 (Kamerstuk 23 900 X, nr. 87) bent u
geïnformeerd over de voorgenomen aanschaf van het «Remotely Piloted
Vehicle (RPV)». Eind 1995 heeft de Koninklijke landmacht een contract
gesloten met het Franse bedrijf SAGEM voor de levering van vier systemen met
elk, onder meer, acht onbemande vliegtuigjes. Op 28 mei 1997 (kamerstuk 25 000
X nr. 81) bent u op de hoogte gesteld van noodzakelijk geachte technische
aanpassingen aan het vliegtuigontwerp en van de stand van zaken van de aanpassing
van de regelgeving.
De vaste commissie voor Defensie verzocht mij, mede naar aanleiding van
de brief van het Nederlandse bedrijf HAMELAND (nr. DEF 9900220), haar te informeren
over de actuele stand van zaken van het project.
De invoering
Met de brief van 28 mei 1997 werd u gemeld dat de leverancier de belangrijkste
technische aanpassingen (aan de voor Nederland bestemde vliegtuigjes) –
het vergroten van de romp en het toepassen van een krachtigere motor –
met succes had uitgevoerd. Levering van het eerste systeem was eind 1998 voorzien.
In 1998 bleek evenwel dat de leverancier had onderschat hoeveel tijd nodig
was voor het serierijp maken van het systeem en het verkrijgen van een bewijs
van luchtwaardigheid, de zogenaamde «Safety Airworthiness»-certificering.
De problemen met het serierijp maken zijn grotendeels opgelost. In augustus
1999 is het eerste systeem aan de Koninklijke landmacht overgedragen. In nauwe
samenwerking met SAGEM worden thans op het Franse oefenterrein Mourmelon operationele
verificatieproeven uitgevoerd en wordt het personeel van 101 RPV-compagnie
vertrouwd gemaakt met de mogelijkheden en de beperkingen van het systeem.
Nog dit jaar zal de eenheid volledig zijn opgeleid.
De resultaten van testen tot dusverre geven het vertrouwen dat het systeem
zal voldoen aan de gestelde eisen.
De certificering van onbemande vliegtuigjes is voor zowel de betrokken
industrie als de Nederlandse overheid nieuw en vergt daardoor meer tijd dan
oorspronkelijk voorzien. De Koninklijke landmacht heeft daarbij van het begin
af aan nauw samengewerkt met de Koninklijke luchtmacht en het Nationaal Lucht-
en Ruimtevaartlaboratorium. De voltooiing van het eerste deel van de certificering,
het vliegen met één RPV, is voorzien voor februari 2000. De
volledige certificering, het vliegen met twee RPV's tegelijkertijd vanuit
één grondcontrolestation, zal waarschijnlijk eind 2000 een feit
zijn.
Volgens de huidige planning worden de overige drie systemen vóór
1 juni 2000 aan de Koninklijke landmacht overgedragen. Vanaf eind 2000 zal
de eenheid operationeel zijn.
Aanpassing regelgeving
Om in Nederland met een RPV te kunnen vliegen moeten diverse wettelijke
regelingen worden aangepast of tot stand gebracht. De wetswijziging die het
mogelijk maakt met onbemande luchtvaartuigen te vliegen, is reeds in 1997
tot stand gekomen. De ontheffing om met een RPV binnen een gedefinieerd gebied,
maar buiten een luchtvaartterrein, te mogen starten en landen is inmiddels
in de Staatscourant (Stcrt. 1999, 108) gepubliceerd. Ook zijn interdepartementaal
afspraken gemaakt over maatregelen ter waarborging van de veiligheid bij het
gebruik van RPV's en ter beperking van mogelijke geluidsoverlast. Deze afspraken
zullen worden vastgelegd in een ministeriële regeling. Tenslotte wordt
bij de uitvoeringsaspecten ook aandacht besteed aan de eisen inzake theoretische
en practische bekwaamheid en geestelijke en lichamelijke geschiktheid van
het bedienend personeel. De desbetreffende algemene maatregel van bestuur
is inmiddels in het Staatsblad (Stb. 1999, 392) gepubliceerd. Nadere invulling
van de eisen geschiedt op het niveau van de ministeriële regeling. Volgens
de huidige planning zal de regelgeving van kracht zijn vóórdat
de certificering van de RPV is voltooid.
Inschakeling Nederlandse industrie
De minister van Economische Zaken is eveneens door het bedrijf HAMELAND
schriftelijk op de hoogte gesteld van de problemen met het project RPV. Voor
dit project is destijds door het ministerie van Economische Zaken een compensatieverplichting
met het bedrijf SAGEM overeengekomen. De wijze van invulling van deze verplichting
en de keuze van eventuele Nederlandse onderaannemers zijn in de eerste plaats
een verantwoordelijkheid van het Franse bedrijf. Toetsing van de wijze van
invulling geschiedt door de minister van Economische Zaken.
De Staatssecretaris van Defensie,
H. A. L van Hoof