26 800 VIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2000

nr. 117
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 juli 2000

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 en de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben op 28 juni 2000 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken en staatssecretaris Adelmund van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de notitie Prijsstelling van lesboeken (OCW-99–1252).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Dijksma (PvdA) appelleerde aan de forse prijsstijgingen van schoolboeken in de laatste tijd. Die zijn mede het gevolg van de vernieuwingen in het onderwijs, maar er doen ook geruchten de ronde dat educatieve uitgevers onderling prijsafspraken hebben gemaakt. Is het niet mogelijk om de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMA) te vragen om de markt van de educatieve uitgevers eens tegen het licht houden? Waarom staat de regering daar zo afhoudend tegenover? Waarom wacht zij af tot de organisaties van ouders zelf een klacht indienen bij de NMA?

De vaste prijs voor schoolboeken vormt een complicerende factor in het geheel. In Nederland is er tot 2005 sprake van een ontheffing op de Mededingingswet voor boeken in het algemeen. De argumentatie is dat men een divers aanbod in stand wil houden. Is dit wel een terecht argument voor het verlenen van een ontheffing op de Mededingingswet voor schoolboeken? Welk land in Europa kent eenzelfde systeem als Nederland? Is de regering bereid om een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden om de vaste boekenprijs voor schoolboeken los te laten en de consequenties daarvan? In 1997 heeft de regering toegezegd dat er in 2000 een evaluatie zou komen van de vaste boekenprijzen. Wanneer kan de Kamer die verwachten? Wat wordt er precies geëvalueerd?

Tot slot maakte mevrouw Dijksma nog twee korte opmerkingen. In Engeland kent men het 0%-tarief. Waarom kan dat geen optie zijn voor Nederland? Onlangs is gebleken dat er problemen zijn gerezen bij het ontwikkelen van leermethoden voor de basisberoepsgerichte leerweg van het VMBO, met name voor het vak intrasectorale techniek ontbreken de nodige leermiddelen. Is de staatssecretaris bereid middelen beschikbaar

te stellen om ervoor te zorgen dat de leermiddelen voor deze leerlingen alsnog beschikbaar komen?

De heer Cornielje (VVD) herinnerde eraan dat hij destijds staatssecretaris Netelenbos van OCW had verzocht om de NMA een onderzoek te laten verrichten naar de schoolboekenmarkt. Er deden en doen voortdurend geruchten de ronde dat die markt niet goed functioneert. Het zou goed zijn als daar duidelijkheid over komt, ook voor de uitgevers zelf, omdat er voortdurend berichten zijn dat er prijsafspraken worden gemaakt.

Over het loslaten van de verticale prijsbinding is al veel geschreven. Meer marktwerking op dit terrein zou een hogere kwaliteit voor een lagere prijs kunnen betekenen, maar uit de notitie blijkt dat daar geen garanties voor zijn. De regering heeft toegezegd dat er in 2000 een evaluatie zou komen. Wanneer kan de Kamer die evaluatie verwachten? De heer Cornielje vond het wat ver gaan om een nieuw onderzoek te laten doen. Het leek hem beter om eerst deze evaluatie af te wachten en te kijken welke consequenties de regering eraan verbindt.

Inmiddels hebben partijen in de schoolboekenmarkt een convenant afgesloten, waarin onder andere is afgesproken dat boeken tijdig worden geleverd. Worden de boeken ook daadwerkelijk op tijd geleverd?

De VVD-fractie heeft er altijd voor gepleit dat ouders instemmingsrecht krijgen bij de keuze voor de leermiddelen, omdat zij degenen zijn die betalen. Hoe functioneren de medezeggenschapsraden in de praktijk? Hebben ouders ook daadwerkelijk instemmingsrecht? Hebben zij zicht op de lesmethoden die er zijn en de kwaliteit ervan? De vereniging voor vakinhoudelijke docenten in het voortgezet onderwijs beoordeelt de kwaliteit van schoolboeken. Is deze vereniging in staat om een goed oordeel te geven? Is het niet mogelijk om een soort consumentengids voor schoolboeken te laten samenstellen?

Voor de heer Van de Camp (CDA) stond de vraag centraal of het niet mogelijk is om de vaste boekenprijs tussentijds af te schaffen. Hij was zich ervan bewust dat de boekensector tot 2005 een ontheffing is verleend op de Mededingingswet, maar hij vroeg zich af of er niet voor die tijd iets te doen is aan verticale prijsbinding. In 2000 is een evaluatie van de vaste boekenprijs voorzien. Wat is de inzet van die evaluatie? Wanneer komen de resultaten naar de Kamer?

Voor veel mensen vormen de sterk gestegen prijzen van schoolboeken een groot probleem. Volgens Ouders en COO kan de prijs van schoolboeken 20% dalen als er geen sprake meer is van vaste prijsbinding. Onderschrijven de bewindslieden deze uitspraak? Geldt dat ook voor de kleine methoden? Waarom vraagt de minister de NMA niet om een onderzoek doen naar deze sector?

Om de lagere inkomensgroepen en de middeninkomens enigszins tegemoet te komen is de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTS) in het leven geroepen. Inmiddels had de heer Van de Camp begrepen dat de WTS tweede fase pas in augustus 2001 kan ingaan als gevolg van problemen met de computerprogramma's bij de IBG. Kan de staatssecretaris de mensen in deze inkomensgroepen niet op een andere manier tegemoetkomen?

Ook voor mevrouw Lambrechts (D66) was het loslaten van de vaste boekenprijs voor schoolboeken bespreekbaar, maar zij vond dat het de vaste boekenprijs voor het culturele boek niet in gevaar mag brengen. De regering heeft in 1997 toegezegd in 2000 de verticale prijsbinding te zullen evalueren, waarbij speciale aandacht zou worden geschonken aan de schoolboekenbranche. Wanneer verschijnt die evaluatie?

Mevrouw Lambrechts wees erop dat er voor 2005 ook nog andere mogelijkheden zijn om meer marktwerking te creëren in deze branche, wat een prijsdrukkend effect kan hebben. Zij ging er daarbij van uit dat er geen afspraken zijn gemaakt met uitgeverijen over de afname van boeken. Te denken valt aan het verwerven van boeken via Internet. Mevrouw Lambrechts had in dit verband al eerder een pleidooi gehouden voor«open source softwareontwikkeling.» Kunnen buitenlandse uitgeverijen, met name Vlaamse uitgevers, geen boeken aanbieden op de Nederlandse markt? Is het bijvoorbeeld niet mogelijk om een buitenlandse methode te kopen voor Engelse spraakkunst?

Een andere mogelijkheid om de kosten van het lesmateriaal te beperken, is om boeken via scholen aan te bieden, dus via schoolfondsen, huuren leasecontracten. Kunnen scholen op dat gebied niet meer worden gestimuleerd?

De heer Rabbae (GroenLinks) vond de tijd rijp om de vaste prijs voor schoolboeken aan de orde te stellen. Door de gebrekkige transparantie in de prijsvorming van schoolboeken ontstaat alom het idee dat er iets aan de hand is op deze markt. De fractie van GroenLinks is met het oog op de pluriformiteit in het boekenaanbod op zichzelf niet tegen het idee van verticale prijsbinding, maar het is nog maar de vraag of de vaste boekenprijs voor schoolboeken wel nodig is. Ouders hebben in het geval van schoolboeken geen keuzevrijheid. Vooral voor ouders in de laagste inkomensgroepen is de stijging in de boekenprijzen een groot probleem. Kan de staatssecretaris geen onderzoek laten doen naar de effecten van het loslaten van verticale prijsbinding in de schoolboekenbranche?

In een aantal Europese landen is een nultarief ingevoerd voor de BTW op educatieve boeken. Is het niet mogelijk om in Nederland een nultarief in te voeren? Het Nederlands is immers een klein taalgebied, waardoor de grensoverschrijdende effecten van deze regeling beperkt blijven.

Het antwoord van de regering

De minister van Economische Zaken wees erop dat er in de markt van de schoolboeken een aantal knelpunten zijn die effectieve marktwerking in de weg staan. De schoolboekenmarkt kent gebonden gebruikers, dat wil zeggen dat de docenten de methodes kiezen en dat de ouders/verzorgers betalen. Docenten letten daarbij vooral op de inhoud en veel minder op de prijs. Scholen zijn overigens niet verplicht om Nederlandse methoden voor te schrijven. Het is mogelijk om uit te wijken naar uitgevers in het buitenland, maar het probleem is dat de markt buiten Nederland beperkt is. Bovendien kiezen docenten vaak voor het kwalitatief beste boek en dat is meestal een duur boek.

Een andere factor die de prijs beïnvloedt, is de verticale prijsbinding. Dat houdt in dat boekhandels niet onderling mogen concurreren met de prijzen voor een bepaald product. Verticale prijsbinding is verboden volgens de Mededingingswet, maar voor boeken is op dit verbod tot 2005 een ontheffing verleend. De verkoop van schoolboeken verloopt via de boekhandels, die verplicht zijn om de boeken tegen een door de uitgever te bepalen prijs te verkopen. Boekhandels kunnen slechts in beperkte mate kortingen verlenen aan grote afnemers, zoals scholen en scholen mogen die kortingen niet doorberekenen aan de ouders. Bovendien kunnen scholen niet rechtstreeks onderhandelen met de uitgevers.

De vraag is vervolgens of het waarschijnlijk is dat de uitgevers naast deze twee elementen van marktfalen ook nog horizontale prijsafspraken maken. De NMA denkt dat de kans klein is dat bij een onderzoek horizontale prijsafspraken worden gevonden. Daarvoor zijn vijf argumenten te noemen.

1. De hoge prijzen voor schoolboeken worden waarschijnlijk veroorzaakt door de vernieuwingen in het onderwijs.

2. De NMA acht het waarschijnlijk dat een deel van de hoge prijzen voor schoolboeken indirect het gevolg is van de collectieve verticale prijsbinding.

3. Het feit dat leerlingen en ouders gebonden gebruikers zijn, is waarschijnlijk ook een reden voor de relatief hoge prijzen.

4. De producten zijn nogal verschillend. Daardoor is de kans op het bestaan van andere afspraken tussen uitgevers klein.

5. Er is nog geen enkele klacht binnengekomen over prijsafspraken tussen schoolboekenuitgevers.

De evaluatie van de vaste boekenprijs wordt uitbesteed aan een onafhankelijk bureau. Onderzocht wordt of het nodig is om de vaste boekenprijs in stand te houden, mede met het oog op een pluriform boekenaanbod. In de evaluatie wordt een beeld geschetst van de marktstructuur, de prijsontwikkelingen bij de uitgevers en de positie van gebonden gebruikers. Het streven is erop gericht dat de evaluatie rond de jaarwisseling gereed is. De evaluatie bestaat uit de volgende bestanddelen:

Onderzoek naar de effectiviteit, de doeltreffendheid, van de vaste boekenprijs. Worden de doelen pluriformiteit en beschikbaarheid daarmee bereikt?

Onderzoek naar de efficiency, de doelmatigheid, van de vaste boekenprijs. Worden de gestelde doelen ook op een efficiënte manier bereikt? Wat zijn de maatschappelijke kosten van de vaste boekenprijs? Zijn er alternatieven beschikbaar en zo ja welke? Hoe effectief zijn die alternatieven? Zijn die alternatieven duurder of goedkoper?

Internationale vergelijking.

Het nultarief voor de BTW op boeken bestaat nog wel in Engeland, maar dat zal niet lang meer duren. Na Europese afspraken over harmonisatie van de belastingtarieven is wel voorzien in een overgangsperiode, maar na moet overal in de Europese Unie eenzelfde belastingregime gelden. De verwachting is ook niet dat de BTW-richtlijn nog zal worden gewijzigd. Na de overgangsperiode zal er dus ook in Engeland normaal BTW geheven worden op schoolboeken.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wees erop dat de kostenverhoging van de leermiddelen onder andere het gevolg is van de vernieuwingen in het voortgezet onderwijs: tweede fase, VMBO en basisvorming, maar er zijn meer oorzaken te noemen. Zo heeft de Kamer besloten om het aantal vakken te verbreden, wat als gevolg heeft gehad dat scholieren meer boeken moeten bestellen. Schoolboeken gaan er bovendien steeds aantrekkelijker uitzien, wat een prijsopdrijvend effect heeft. Als gevolg van de nieuwe media, ICT, moeten er in boeken verwijzingen worden opgenomen naar floppy's, cd-rom's en Internet. Dat heeft weer tot gevolg dat er nieuw lesmateriaal moet komen. De boekenbranche heeft inmiddels een convenant afgesloten, waarin onder andere is afgesproken dat de boeken tijdig worden geleverd. Die afspraken zijn openbaar gemaakt en in oktober zal worden nagegaan of ze daadwerkelijk zijn nagekomen.

Voor de overheid is er slechts een beperkte rol weggelegd op de markt van schoolboeken. Dat is zelfs tot in de Grondwet geregeld. De minister kan private ondernemers niet aansturen ten aanzien van de methodes die zij ontwikkelen. Langs die weg zijn er dus weinig mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de prijs van het lesmateriaal. Voor scholen zijn er meer mogelijkheden om de kosten voor de leerlingen te beperken. Bij het kiezen van een methode zou meer aandacht moeten worden besteed aan de prijs. En scholen kunnen denken aan de oprichting van een boekenfonds. Met het oog op de prijsstijging van het lesmateriaal is de Wet tegemoetkoming studiekosten aangepast, maar de staatssecretaris stelde voor om dat debat met de minister te voeren.

De Kamer heeft zich terecht zorgen gemaakt over het lesmateriaal voor kleine groepen leerlingen, want die zijn niet interessant voor de uitgevers van schoolboeken. De PMVO zal voortdurend nagaan of er wel leermiddelen beschikbaar zijn voor die groepen leerlingen en de Kamer zal worden geïnformeerd over de stand van zaken op dat punt. Mocht het zo zijn dat leermiddelen ontbreken, dan spreekt het vanzelf dat het departement zich verantwoordelijk voelt voor de ontwikkeling van die methoden. De positie van de kleine groepen leerlingen zal er waarschijnlijk niet beter op worden als de vaste boekenprijs wordt losgelaten. Dan wordt de marktwerking alleen maar groter en dat zal weer gevolgen hebben voor de prijs van het lesmateriaal voor kleinere groepen leerlingen. De gevolgen van het loslaten van de vaste boekenprijs, ook voor kleine groepen leerlingen, zullen worden onderzocht in de evaluatie.

Over het implementatietraject voor het VMBO wordt zeer frequent overlegd met de uitgevers. Op dit moment had de staatssecretaris geen precies inzicht in de BBL, maar zij zou de Kamer daar nader over berichten. In de brief over het VMBO wordt heel precies aangegeven wat de Kamer voor 1 augustus krijgt in verband met de go/no-gobeslissing. Op 30 juni is er een laatste technisch overleg en daarna krijgt de Kamer het gehele pakket toegestuurd.

De staatssecretaris hoopte dat de evaluatie van de vaste boekenprijs antwoord zou geven op een aantal cruciale vragen. In hoeverre het mogelijk is om de vaste boekenprijzen eerder los te laten, is nog maar de vraag. De afspraken liggen in feite vast tot 2005. In de evaluatie zal apart aandacht worden besteed aan de educatieve uitgeverijen. Als de evaluatie uitwijst dat er ook andere afspraken gemaakt kunnen worden, dan is het mogelijk om voor 2005 van het systeem van verticale prijsbinding af te komen, maar dat kan alleen als de educatieve uitgeverijen dat vrijwillig doen.

In andere landen van de Europese Unie bestaan wel andere systemen voor lesmateriaal, maar het is nog maar de vraag in hoeverre die goedkoper zijn. Zo worden de leermiddelen in Frankrijk gratis ter beschikking gesteld aan de leerlingen, maar dat valt wellicht duurder uit dan het Nederlandse systeem. De regering probeert de ouders op twee manieren tegemoet te komen voor de kostenstijging van het lesmateriaal. Ten eerste is de WTS in het leven geroepen en ten tweede is de kinderbijslag verhoogd.

De beoordeling van de boeken door inhoudelijke vakverenigingen vindt slechts incidenteel plaats, maar het zou goed zijn als dat wat structureler gaat gebeuren. De staatssecretaris zou graag zien dat de ouderverenigingen inventariseren of de medezeggenschapsraden een goed overzicht hebben van de bestaande lesmethodes, zodat zij zich daar een goed oordeel over kunnen vormen. Er zijn weliswaar extra kosten aan verbonden, maar zij zou de ouderverenigingen graag van de nodige informatie voorzien door regelmatig een goed overzicht van de voorhanden zijnde methoden te publiceren. Ouders zijn immers belangrijke kwaliteitsjagers in het onderwijs.

Op dit moment zijn er per vak gemiddeld zes methoden op de markt. Er is dus een zeer gedifferentieerd aanbod. Daarover moet in de instellingen in het voortgezet onderwijs een gesprek tot stand komen. Er moet bewust voor een bepaalde methode worden gekozen. De vraag is dan hoe ouders korting kunnen krijgen op de aanschaf van het lesmateriaal. Het is mogelijk om in Vlaanderen boeken aan te kopen, maar de vraag daarbij is hoe de kwaliteit van die boeken is en of ze aansluiten bij de Nederlandse lesmethoden. Een andere mogelijkheid is het Internet. Tot slot wees de staatssecretaris nog op de mogelijkheid dat ouders een inkoopvereniging vormen. Scholen met een boekenfonds krijgen weliswaar ook korting voor bulkorders, maar zij mogen die korting niet doorberekenen aan de ouders. De ouders kunnen dat omzeilen door zelf een inkoopvereniging te vormen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Dijksma (PvdA) concludeerde dat de minister het met de Kamer eens is dat de boekenprijzen sterk zijn gestegen en dat er sprake is van een kartel in de boekenmarkt. Zij zou het daarom toch op prijs stellen als de minister de NMA opdracht zou geven om een onderzoek te doen naar horizontale prijsafspraken. Daar komt bij dat dit onderzoek ook van belang kan zijn voor de evaluatie.

Mevrouw Dijksma was er met het oog op de tijd en het belang van de evaluatie voorstander van om de evaluatie uit te besteden. Waarom komt de evaluatie pas eind van dit jaar? Kan de minister aandringen op een spoedig kabinetsstandpunt? Mocht een wetswijziging noodzakelijk blijken, dan zou het goed zijn als er al voorbereidingen voor worden getroffen.

De heer Cornielje (VVD) vond dat de minister de NMA alsnog moest vragen om een onderzoek te doen naar prijsafspraken in de boekenbranche en dat zij niet moest wachten tot de ouderverenigingen dat doen.

Hij was blij met de toezegging van de staatssecretaris dat de vereniging voor vakdocenten wordt ingeschakeld voor het maken van een soort consumentengids voor de leermethoden en dat ouders in de positie worden gebracht om er een oordeel over te geven in de medezeggenschapsraad.

Ook de heer Cornielje vond het van belang dat er zo snel mogelijk een kabinetsstandpunt komt naar aanleiding van de evaluatie.

Tot slot drong hij erop aan dat er goed op wordt gelet dat er ook boeken ontwikkeld worden voor de kleine vakken.

De heer Van de Camp (CDA) was zich ervan bewust dat er geen mogelijkheid is om voor 2005 van de vaste boekenprijs af te komen, tenzij de uitgevers daar vrijwillig toe besluiten. Mede naar aanleiding van de geruchten die hij de laatste tijd had gehoord, was hij ervan overtuigd dat het goed zou zijn om de NMA te vragen, een onderzoek te doen naar horizontale prijsbinding. Hij zou de vijf argumenten die de minister heeft genoemd graag gestaafd zien in een afzonderlijk onderzoek van de NMA.

Het overgrote deel van de schoolboeken is afkomstig van tien uitgevers die deel uitmaken van vijf concerns. Zijn er prijsafspraken mogelijk binnen de concerns?

De heer Van de Camp herhaalde dat het van groot belang is als de ouders worden betrokken bij de evaluatie.

Mevrouw Lambrechts (D66) dacht dat het goed zou zijn om uitgevers wat meer onder druk te zetten door te zoeken naar alternatieven, zoals internet, Vlaamse uitgeverijen en Engelse methoden voor spreekvaardigheid. Een andere mogelijkheid om druk uit te oefenen, is om de NMA een onderzoek te laten doen naar horizontale prijsafspraken. Voorts kan de Kamer overwegen om in de tweede fase minder vakken verplicht te stellen, maar die discussie zou op een ander moment moeten worden gevoerd.

Zij was blij met de toezegging van de staatssecretaris om met een overzicht van de methoden te komen. Zij ging ervan uit dat de staatssecretaris daarin ook zou aangeven welke alternatieven er zijn.

De heer Rabbae (GroenLinks) vond een onderzoek door de NMA van groot belang om de nodige transparantie in de schoolboekenbranche te introduceren. De suggestie van de staatssecretaris om ouders inkoopverenigingen te laten oprichten, juichte hij toe. Aan de andere kant deed hij een beroep op de uitgevers om ook via de scholen kortingen te kunnen doorgeven aan de ouders.

Hij had begrepen dat het nultarief voor schoolboeken in Nederland niet mogelijk is. Acht de minister een heropening van die discussie op Europees niveau haalbaar?

Het was de minister van Economische Zaken opgevallen dat er onder uitgevers ook geen eensluidende opvattingen meer bestaan over de vaste boekenprijs. Door de technologische ontwikkelingen van de laatste jaren zou de vaste boekenprijs zelfs wel eens een bedreiging kunnen gaan vormen voor de sector, met als gevolg dat het kartel zich van binnenuit uitholt. Het Internet zou wel eens een heel interessante ontwikkeling kunnen worden voor de educatieve markt. Op dat gebied kunnen scholen ook zelf een belangrijke rol gaan spelen, waardoor hun afhankelijkheid van de uitgeverijen alleen maar geringer wordt.

Wat betreft het onderzoek van de NMA dacht de minister dat het verstandig zou zijn om de koninklijke weg te kiezen. Dat betekent dat de ouderverenigingen een klacht moeten indienen; daar zijn zij ook toe bevoegd. Als er een klacht binnenkomt met een serieuze basis, dan zal de NMA er zeker naar kijken. De Mededingingswet is er tenslotte niet voor niets. De minister wilde de NMA wel aansporen om spoed te betrachten, maar zij vreesde dat het onderzoek van de NMA misschien wel net zo lang zou duren als de evaluatie.

Prijsafspraken binnen concerns zijn niet verboden. Zo lang het om afspraken binnen een onderneming gaat, vallen de afspraken niet onder de Mededingingswet. Het kartelverbod betreft afspraken tussen ondernemingen.

De minister stelde de Kamer voor om de vraag over het nultarief aan staatssecretaris Bos voor te leggen. Zij was alleen bang dat het onbegonnen werk zou zijn, omdat daarover unanimiteit in EU-verband moet bestaan.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen vond het allereerst van belang dat er transparantie ontstaat over de boekenprijzen en de verschillende methoden die er zijn. Zij was graag bereid om scholen en medezeggenschapsraden een overzicht te verschaffen van de verschillende methoden. Zij wilde dat in opdracht geven aan SLO/NICL, omdat dan de vaksecties en de medezeggenschapsraden, waar ook de ouders in zitten, worden bediend. Zij wilde beginnen met een overzicht van leermiddelen voor het VMBO, zodat er zo snel mogelijk een inzicht komt in de kleine marktsegmenten, waar waarschijnlijk een beperkte keuzevrijheid is.

Onder punt 25 van het schriftelijk verslag is uitgebreid ingegaan op het antwoord dat staatssecretaris Netelenbos indertijd heeft gegeven op de vraag van de VVD-fractie om de NMA in te schakelen. Mevrouw Netelenbos schreef dat de educatieve markt als een commerciële markt functioneert en voorts dat zij de VVO zou vragen om een gesprek met de uitgevers aan te gaan. De staatssecretaris wees op de mogelijkheid dat de ouderverenigingen ook de VVO kunnen inschakelen als zij een klacht willen indienen bij de NMA.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Van der Hoeven

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Biesheuvel

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Mattijssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Schutte (RPF/GPV), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, De Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Passtoors (VVD), Wijn (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Örgü (VVD), Nicolaï (VVD), Kortram (PvdA), Halsema (GroenLinks), Eurlings (CDA), Belinfante (PvdA), Van Bommel (SP), Barth (PvdA) en Hamer (PvdA).

Plv. leden: Schimmel (D66), Stellingwerf (RPF/GPV), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Van Baalen (VVD), De Cloe (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Verhagen (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Rijpstra (VVD),Voûte-Droste (VVD), Middel (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Visser-van Doorn (CDA), Gortzak (PvdA), Poppe (SP), Arib (PvdA) en Spoelman (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Van Zuijlen (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Rabbae (GroenLinks), Marijnissen (SP), Hessing (VVD), Giskes (D66), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Verburg (CDA), Stroeken (CDA), Ravestein (D66), Geluk (VVD), Van den Akker (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA) en Dijsselbloem (PvdA).

Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Schoenmakers (PvdA), Van der Steenhoven (GroenLinks), Vendrik (GroenLinks), Poppe (SP), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (RPF/GPV), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Smits (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Van der Hoeven (CDA), Bakker (D66), Van Beek (VVD), De Haan (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA) en Koenders (PvdA).

Naar boven