26 800 VII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2000

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 1999

Overeenkomstig mijn eerdere toezegging aan Uw Kamer heb ik mij persoonlijk verdiept in de zaak van de heer Wilman. Dit heeft ertoe geleid dat ik de heer Wilman een brief heb geschreven en hem ter compensatie voor het indertijd niet doorgaan van een onderzoeksopdracht een bedrag van f 100 000,– heb aangeboden. Dit in een allerlaatste poging deze zaak te sluiten. Het aanbod zie ik niet alleen als een menselijk gebaar, maar ook als een poging bij te dragen aan zijn rehabilitatie. Ik heb hierbij aangegeven dat de door heer Wilman in zijn carrière ondervonden problemen in verband kunnen worden gebracht met de gang van zaken rond de naar hem ingestelde veiligheidsonderzoeken.

Tegelijkertijd heb ik echter moeten constateren dat bij verschillende gelegenheden is vastgesteld dat de overheid bij dit alles niet onrechtmatig of anderszins laakbaar heeft gehandeld.

De advocaat van de heer Wilman heeft mij gistermiddag per fax laten weten, dat de heer Wilman, onder dankzegging voor mijn inspanningen, het aanbod aanvaardt.

Het verheugt mij zeer dat hierdoor een definitieve streep kan worden gezet onder deze lang slepende zaak.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven