nr. 121
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 augustus 2000
Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken in Uw Kamer in december van het afgelopen jaar heeft de heer Van den
Doel een vraag gesteld over de oprichting van een «pool» van civiele
waarnemers in het «United Nations Standby Arrangements System»
(UNSAS) van de Verenigde Naties.
Deze «pool» zou als «ogen en oren» van de internationale
gemeenschap in een vroegtijdig stadium naar potentiële crisisgebieden
moeten worden gezonden.
Naar aanleiding van mijn toezegging om een en ander nader te onderzoeken,
kan ik U als volgt informeren.
Civiele waarnemers worden met name ingezet voor «early warning».
Het UNSAS is ontworpen om de VN in staat te stellen sneller dan in het
verleden een VN-vredesmacht samen te stellen. Het beschikt, in ideale omstandigheden,
over een overzicht van landen die hebben aangegeven in beginsel bereid te
zijn troepen te leveren, waardoor gericht landen kunnen worden benaderd voor
deelname aan specifieke vredesoperaties. Het UNSAS is dus gericht op militaire
«force generation» en is in beheer bij het Department of Peacekeeping
Operations (DPKO). Uitzendingen via het UNSAS geschieden alleen indien daarvoor
een mandaat van de Veiligheidsraad beschikbaar is.
De oprichting van een «pool» van civiele waarnemers binnen
het UNSAS om zo doende de «early-warning» capaciteit te verbeteren,
brengt een aantal problemen met zich mee.
Het Department for Peacekeeping Operations is niet toegerust om deze civiele
«early warning» activiteit op zich te nemen. Niet alleen is de
focus van DPKO militair, de capaciteit van het departement voor een dergelijke
extra activiteit is onvoldoende.
Het verbod op zogenaamd «gratis personeel», daterend uit 1999,
heeft ertoe geleid dat informele verzoeken van de VN voor bijdragen aan vredesoperaties tegenwoordig niet meer gericht worden verstuurd op
basis van het UNSAS, maar aan alle staten die in het recente verleden aan
vredesoperaties hebben deelgenomen. Er bestaat onvoldoende capaciteit voor
een goede invulling van UNSAS in de huidige opzet, laat staan voor extra taken.
Voor wat betreft de VN lijkt het daarom beter aansluiting te blijven zoeken
bij pogingen bestaande «early warning» capaciteiten van VN-organisaties
in het veld te verbeteren. Hierbij kan een centrale rol worden gespeeld door
de lokale «Resident Representatives» (ResReps), die veelal tot
UNDP behoren. UNDP heeft het voornemen om – in aanvulling op de focus
van de organisatie op «special development situations» –
aan deze ResReps in een aantal landen een politieke assistent toe te voegen,
die het de ResReps gemakkelijker zou moeten maken om informatie, afkomstig
van de medewerkers van de diverse VN-organisaties, te gebruiken als mogelijke
«early warning» indicatoren en deze door te geleiden aan de centrale
organisatie in New York. Nederland ondersteunt deze ontwikkeling van harte.
Naast de VN spelen civiele waarnemers van regionale (veiligheids)organisaties
een belangrijke rol. Wat betreft «early warning» is er dan ook
een belangrijke taak weggelegd voor PPEWU (Policy Planning en Early Warning
Unit) van de EU (HV Solana). Het bestaan van deze eenheid binnen de EU biedt
mogelijkheid om «early warning» direct te verbinden met politieke
actie (gemeenschappelijk EVDB: militaire en civiele instrumenten voor crisisbeheersing).
«Early warning» is ook een belangrijke taak van de OVSE: de OVSE
heeft immers in veel landen waarnemers zitten. Het werkgebied van de OVSE
omvat heel Europa en Centraal-Azië.
Nederland steunt ook versterking van de Conflict Prevention Unit van de
OAE (Organisatie van Afrikaanse Eenheid). Deze kan een belangrijke rol vervullen
bij waarneming en «early warning» in Afrika.
Ook NGO's en media spelen een belangrijke rol bij «early warning»
(International Alert, International Crisis Group etc.) Ook deze worden financieel
door Nederland ondersteund.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen