Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26800-V nr. 119 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26800-V nr. 119 |
Vastgesteld 6 juli 2000
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 22 juni 2000 overleg gevoerd met minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken over de brief van 14 juni 2000 inzake Sierra Leone (BuZa-200-302).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Verhagen (CDA) stemde in met het standpunt van de regering dat verdere politieke besluitvorming over deelname aan Unamsil, gezien het toetsingskader, op dit moment niet gepast is. Betekent dit echter ook dat een toekomstige deelname wordt uitgesloten of is dit afhankelijk van de ontwikkelingen in Sierra Leone?
In de brief wordt geen inhoudelijke reactie gegeven op het uitgelekte advies van de heer Van Walsum dat Nederland deel zou moeten nemen aan Unamsil. Dit is te betreuren, omdat hij deze mening in een radio-interview heeft gemotiveerd met de stelling dat Nederlandse deelname aan een VN-missie in Afrika een therapie kan zijn voor het «Srebrenicasyndroom». De heer Verhagen distantieerde zich van deze opvatting en vroeg de minister dit ook te doen. Een dergelijke oneigenlijke argumentatie kan immers geen reden zijn om deel te nemen aan een VN-operatie.
De heer Van Walsum heeft opgemerkt dat operaties in Sierra Leone niet langer onaanvaardbare risico's met zich brengen. Deelt de minister deze analyse en is deze niet in strijd met hetgeen hierover in de brief wordt gezegd? Kan hij verder aangeven of het huidige mandaat van Unamsil krachtig genoeg is voor een geloofwaardige VN-operatie in Sierra Leone?
In de Volkskrant wordt een Britse diplomaat aangehaald die gezegd zou hebben dat het VK zich ervan bewust was dat Nederland over een bijdrage nadacht. Het is begrijpelijk dat het VK de Nederlandse positie zo inschatte, omdat de heer Van Walsum inmiddels had aangegeven een dergelijke vredesoperatie zinvol en uitvoerbaar te vinden. Een en ander roept de principiële vraag op hoe de besluitvorming in de Veiligheidsraad over dit soort operaties nu precies verloopt. Verder vroeg de heer Verhagen de minister te bevestigen dat er geen toezeggingen worden of zijn gedaan die een open afweging door het Nederlandse parlement onmogelijk maken.
Ten slotte vroeg de heer Verhagen welke resoluties voor Sierra Leone het VK inmiddels aan de Veiligheidsraad heeft voorgelegd. Is er ook een resolutie in voorbereiding voor een boycot van de diamanthandel? Een dergelijke resolutie is dringend noodzakelijk, omdat deze handel een van de voornaamste oorzaken is van het voortduren van de burgeroorlog. Deze resolutie dient verder een bepaling te bevatten over certificering, omdat dit de enige mogelijkheid is om de illegale handel daadwerkelijk een halt toe te roepen.
De heer Koenders (PvdA) herinnerde eraan dat hij er eerder op heeft gewezen dat versterking van de mankracht van Unamsil niet genoeg is om de rust buiten Freetown te herstellen. Hiervoor is ook een versterking van het mandaat nodig. Wat is hier de stand van zaken? Wordt er gewerkt aan een vredesovereenkomst die een effectievere ontplooiing van Unamsil mogelijk maakt? Hij merkte verder op dat hij de in de brief naar voren gebracht opvatting over deelname van Nederland aan een vredesoperatie in Sierra Leone deelt.
Het is een ernstige zaak dat een vertrouwelijk telegram van de heer Van Walsum is uitgelekt. Vindt de minster dit ook zo ernstig dat hij bereid is om een officieel onderzoek in te stellen?
De heer Koenders zei ervan uit te gaan dat de minister afstand neemt van de uitlatingen van de heer Van Walsum over de therapeutische werking die uit zou gaan van deelname aan een VN-operatie in Afrika. Hij merkte hierbij op dat hij grote sympathie voelt voor de hartenkreet van de VN dat Afrika niet in de steek mag worden gelaten. Nederland moet dan ook bereid zijn om een financiële bijdrage te leveren aan een regionale vredesmacht voor Sierra Leone. Een en ander moet wel onderdeel uitmaken van een actief beleid, gericht op versterking van de rol van de VN in Afrika.
Er gaan in de Nederlandse politiek momenteel stemmen op om aan de VN het signaal af te geven dat operationele Nederlandse eenheden voorlopig niet deel zullen nemen aan operaties onder VN-vlag. De heer Koenders nam afstand van deze opvatting en stelde dat de voorstellen van de VN iedere keer weer op hun merites moeten worden beoordeeld.
De heer Hoekema (D66) vroeg de minister om informatie over de humanitaire situatie in Sierra Leone en meer in het bijzonder of de internationale hulpverleningsorganisaties toegang hebben tot de bevolking.
Het vredesakkoord is, zoals in het vorige Kamerdebat vastgesteld, fragiel en wordt tegelijkertijd ook nog eens verzwakt door de opgenomen amnestieregeling. Verder is het mandaat voor Unamsil halfslachtig, niet alleen omdat het gebaseerd is op dit vredesakkoord maar ook omdat het eigenlijk hangt tussen hoofdstuk zes en hoofdstuk zeven van het handvest van de VN. Wat is de stand van zaken rond de conceptresolutie van het VK die beoogt het aantal manschappen van Unamsil van 13 000 naar 16 500 uit te breiden? Wordt er gewerkt aan andere aanpassingen van het mandaat en aan het onder VN-vlag plaatsen van de Ecowas-militairen?
Het VK trekt binnenkort het grootste deel van zijn militairen terug. Waaruit zal dan nog zijn militaire aanwezigheid bestaan? Blijft die inderdaad beperkt tot de stationering van een schip voor de rede van Freetown?
De heer Hoekema stelde dat er op dit ogenblik geen basis is voor besluitvorming over een mogelijke deelname van Nederland aan Unamsil. Dit is ook de conclusie die de regering in de brief trekt, behalve dat zij de woorden «op dit ogenblik» niet gebruikt. Hij zei deze woorden wel te gebruiken, omdat niet kan worden uitgesloten dat de situatie zich zodanig zal wijzigen dat deelname alsnog kan worden overwogen.
De opmerkingen van de heer Van Walsum in een radio-interview over het «Srebrenicatrauma» zijn ongepast, zeker omdat een ambtenaar terughoudend dient te zijn als hij publiekelijk zijn mening geeft, zeker over gevoelige kwesties. Vertrouwelijke adviezen mag hij uiteraard steeds verstrekken. Daarover gaat, wat hem betreft, het debat in dit overleg niet. Overweegt de minister overigens om de rijksrecherche diegene te laten opsporen die verantwoordelijk is voor het uitlekken van het vertrouwelijke telegram van de heer Van Walsum?
Ten slotte waarschuwde heer Hoekema dat Nederland, gedreven door de huidige binnenlandspolitieke preoccupaties, niet de conclusie moet trekken dat Afrika aan de Afrikanen moet worden overgelaten. De VN moet op dit continent een rol blijven spelen en ook Nederland dient bereid te zijn om waar mogelijk zijn verantwoordelijkheid te nemen. Deze verantwoordelijkheid kan op dit moment niet worden ingevuld door deel te nemen aan Unamsil, maar Nederland moet zeker overwegen om andere VN-operaties in Afrika en een eventuele Afrikaanse vredesmacht voor dit land te steunen, door respectievelijk deelname en materiële financiële steun. Dat laatste kan ook bij Unamsil.
Mevrouw Karimi (GroenLinks) merkte op dat haar fractie instemt met de conclusie dat deelname aan Unamsil onder de huidige omstandigheden onverantwoord is. Als blijkt dat de situatie in Sierra Leone is veranderd, moet Nederland echter wel bereid zijn om deelname alsnog te overwegen.
De westerse landen zijn mede verantwoordelijk voor het ontstaan en het voortduren van vele conflicten in Afrika. Er moet dan ook afstand worden genomen van de halfslachtige manier waarop het Westen tot nu toe met deze conflicten is omgegaan. De eerste stap die hiertoe moet worden gezet, is het ontwikkelen van een nieuwe, geëngageerde strategie voor Afrika. Gebeurt dit niet, dan ziet het er somber uit voor Afrika. Houdt de minister het voor mogelijk dat Unamsil met een zodanig mandaat wordt uitgerust dat Nederland wel aan deze vredesmacht kan deelnemen? Is Nederland verder bereid om bij te dragen aan de uitrusting en de commandostructuur van de vredesmachten in Afrika?
Nederlandse deelname aan een vredesmacht kan en mag niet worden beargumenteerd door te verwijzen naar de therapeutische werking die van deelname aan Unamsil uit zou kunnen gaan. Als de heer Van Walsum dit heeft betoogd dan heeft hij zeker een dubieuze uitlating gedaan. Dit mag echter niet de aandacht afleiden van het feit dat de minister in zijn brief schrijft dat de heer Van Walsum zijn aanbeveling om deel te nemen aan Unamsil ook van enkele steekhoudende overwegingen heeft voorzien. Kan de minister ingaan op deze overwegingen?
Van een nieuwe resolutie voor Sierra Leone moet een wapenembargo zeker onderdeel uitmaken. Het VK werkt op dit moment aan een dergelijke resolutie, maar ziet het voor zichzelf ook een rol weggelegd bij de handhaving van een wapenembargo? Om een oplossing dichterbij te brengen is een boycot van de diamanthandel noodzakelijk. Is de minister het met haar eens dat hierbij ook de diamanthandel in Antwerpen moet worden betrokken?
Ten slotte wees mevrouw Karimi erop dat de regering van Sierra Leone heeft geïnformeerd naar de mogelijkheid, Foday Sankoh op een ad-hoctribunaal in Den Haag te berechten. Hoe heeft de regering op dit verzoek gereageerd? Is het wellicht mogelijk om een dergelijk tribunaal in de regio zelf te organiseren?
De heer Van den Doel (VVD) zei dat de ontwikkelingen in Sierra Leone sinds het algemeen overleg van 17 mei 2000 zijn fractie geen aanleiding hebben gegeven om haar standpunt te wijzigen Uitgangspunt blijft dat de politieke processen gericht op de oplossing van het conflict moeten worden ondersteund. Het leveren van troepen voor een vredesmacht dient primair te geschieden door landen uit de regio. Zonodig kan financiële ondersteuning plaatsvinden. De VN is sindsdien echter niet gekomen met een duidelijke visie op het mandaat dat nodig is om Unamsil effectief op te laten treden. Blijft dit mandaat beperkt tot hoofdstuk zes van het handvest van de VN of kiest men alsnog voor een«peace-enforcingoperatie» op basis van hoofdstuk zeven?
De heer Van Walsum heeft publiekelijk aangegeven dat Nederland in navolging van het VK troepen aan Unamsil zou moeten leveren. De heer Van den Doel verbaasde zich hierover, omdat de heer Van Walsum toen hij deze opmerking maakte op de hoogte had kunnen en moeten zijn van hetgeen tijdens het algemeen overleg van 17 mei door de Kamer en de regering naar voren is gebracht.
De heer Van den Doel stemde in met het in de brief verwoorde regeringsstandpunt. Het toetsingskader is immers de hoeksteen van de besluitvorming over een eventuele uitzending en staat op dit moment het zenden van troepen naar Sierra Leone niet toe.
Ten slotte benadrukte de heer Van den Doel dat de Nederlandse ambities in overeenstemming moeten zijn met de ter beschikking staande middelen. Daarom moeten parlement en regering zich er goed van bewust zijn dat Nederlandse deelname aan een nieuwe VN-operatie hoogstwaarschijnlijk langdurige verplichtingen met zich brengt. Omdat Nederland op dit moment al troepen op Cyprus en in Bosnië heeft gestationeerd en de krijgsmacht met grote tekorten kampt, is het niet verantwoord om zonder meer het signaal bij de VN af te geven dat Nederland bereid is om nieuwe langdurige verplichtingen aan te gaan.
De heer Van Middelkoop (GPV/RPF) zei in te kunnen stemmen met de conclusies die de minister in de brief heeft getrokken. Hij wees er verder op dat men nogal eens voorbij gaat aan de indruk die opmerkingen over de mogelijke inzet van de Nederlandse krijgsmacht in Sierra Leone op de betrokken militairen maken. Sinds Srebrenica bestaat er immers de nodige ergernis over de soms wel heel gemakkelijke manier waarop door de politiek over de inzet van militairen in crisisgebieden wordt gesproken. Sommige uitlatingen, waaronder die van de heer Van Walsum, wekken de indruk dat militairen te pas en te onpas «in de aanbieding» worden gedaan.
Over de besluitvorming binnen de VN en tussen de VN en Nederland bestaat nog steeds onduidelijkheid. Zo is de indruk gewekt dat men in de wandelgangen van de VN tussen neus en lippen door aan een groot aantal landen heeft gevraagd een bijdrage te leveren aan Unamsil. Deze vrijblijvende gang van zaken staat overigens in schril contrast met het concrete verzoek van de VN dat in de brief wordt genoemd. Verder is het opvallend dat het verzoek van de VN eenheden betreft waarover Nederland nu juist beschikt. Is dit verzoek soms toch specifiek aan Nederland gericht?
Ten slotte benadrukte de heer Van Middelkoop dat het beeld niet mag ontstaan dat Nederland niet bereid is om onder welke omstandigheden dan ook troepen naar Afrika te zenden. De Kamer heeft de regering immers gevraagd meer aandacht aan Afrika te besteden en die aandacht mag niet beperkt blijven tot ontwikkelingssamenwerking.
De minister zei dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de situatie in Sierra Leone. Duidelijk is wel dat de situatie onveranderd gespannen is en dat alleen Freetown onder controle van Unamsil en de regeringstroepen staat. Het VK heeft zijn troepen officieel teruggetrokken. Er zijn slechts enkele honderden militairen achtergebleven die gedurende zes weken zullen assisteren bij een trainingsprogramma voor het regeringsleger. Dit leger boekt overigens wisselende successen in zijn strijd tegen het RUF. Unamsil heeft zijn positie geconsolideerd en er wordt hard gewerkt om de uitrusting van deze troepen op peil te brengen. De minister merkte hierbij op dat eenentwintig van een Indiaas bataljon nog steeds vast worden gehouden door het RUF en dat vier Zambiaanse militairen vermoedelijk in gevechten zijn omgekomen.
De humanitaire situatie is zeer ernstig. Zo hebben de hulporganisaties geen toegang tot de ongeveer 100 000 vluchtelingen buiten de hoofdstad. In Freetown zelf kan wel hulp worden geboden. Overigens is de Nederlandse regering bereid om desgevraagd een bijdrage te leveren aan noodhulp.
Door de Veiligheidsraad wordt gewerkt aan drie ontwerpresoluties. Zo wil men het mogelijk maken om Unamsil uit te breiden tot 16 500 man en het mandaat uit te breiden met additionele taken. Deze additionele taken vallen onder hoofdstuk zeven van het Handvest van de VN en bestaan onder meer uit consolidatie van de huidige positie en de geleidelijke ontplooiing van de VN-troepen buiten Freetown. Men denkt daarbij in het bijzonder aan de gebieden waar diamanten worden gewonnen. De minister zei dat er geen duidelijkheid is over de vraag of en wanneer deze resoluties worden aangenomen, maar dat men er in New York wel van is doordrongen dat het debat over deze resoluties niet eindeloos kan voortduren. Hij zei verder dat Ecomog eventueel moet worden ingeschakeld om deze doelen te bereiken en dat de Nederlandse regering bereid is om hieraan zo nodig een financiële bijdrage te leveren.
Er wordt gestreefd naar een resolutie voor een embargo van de import van Sierra Leoonse diamanten. De Nederlandse regering is voorstander van een dergelijke resolutie, mits daarin een uitzondering is opgenomen voor diamanten met een «certificate of origin». De minister wees er echter op dat het onmogelijk is om een volledig sluitend embargo in te stellen. Dit embargo moet dan ook worden gezien als een noodzakelijke flankerende maatregel. Dat is ook de reden dat het een speerpunt van Unamsil is om de diamantgebieden onder controle te brengen. In de ontwerpresolutie is verder voorzien in een onderzoek naar de rol van de diamanthandel bij dit conflict. Overigens is het de bedoeling om het toezicht op het bestaande wapenembargo te versterken. Desgevraagd antwoordde hij dat de EU een bijdrage zal moeten leveren aan de handhaving van het diamantembargo. Hierover en over de bijzondere positie van Antwerpen zal van gedachten worden gewisseld met de Belgische regering.
De derde ontwerpresolutie betreft de berechting van Foday Sankoh. De Sierra Leoonse regering heeft in haar brief van 12 juni 2000 aangedrongen op assistentie bij het opzetten van een internationaal tribunaal. De internationale gemeenschap dient hier natuurlijk haar verantwoordelijkheid te nemen, hetgeen niet wegneemt dat de primaire verantwoordelijkheid voor de berechting van Sankoh en de zijnen bij de Sierra Leoonse regering ligt. De minister vulde dit aan met de opmerking dat een tribunaal zich ook zou moeten buigen over de misdaden die thans onder de nationale amnestieregeling vallen. Nederland heeft overigens van het begin af aan kritische kanttekeningen geplaatst bij het opnemen van deze amnestieregeling in het vredesakkoord. Verder zal de regering zich beraden over technische en financiële assistentie.
In de resoluties zal aandacht worden besteed aan de humanitaire situatie.
De minister toonde zich verheugd over de steun van de Kamer voor de brief van 14 juni. Hij zegde verder toe dat deze brief aan de tijdelijke commissie uitzendingen ter beschikking zal worden gesteld. Het was niet zijn verwachting dat de situatie in Sierra Leone zich zodanig zal ontwikkelen dat er in de nabije toekomst reden zal zijn om de huidige opstelling van de regering te wijzigen. Dit betekent echter niet dat de regering de deur heeft dichtgegooid voor vredesoperaties in Afrika. Deze operaties zullen dan wel moeten voldoen aan de eisen die hieraan worden gesteld in het toetsingskader. Een en ander geldt overigens ook voor het uitzenden van militaire waarnemers.
De heer Van Walsum bekleedt namens de regering een belangrijke vooruitgeschoven positie bij de VN. De minister meende dat dit niet betekent dat hij geen publieke uitspraken mag doen. Zijn uitspraken in het radio-interview van 23 mei over het zogenaamde «Srebrenicatrauma» komen volledig voor zijn rekening, want de Nederlandse regering heeft geen enkele behoefte een eventuele Nederlandse deelname aan een VN-operatie te motiveren door te verwijzen naar dit vermeende trauma en een eventuele therapie daarvoor. Hij wees er verder op dat de heer Van Walsum dit argument in het geheel niet nodig had om zijn mening over deelname aan Unamsil te onderbouwen en dat hij het intellectuele debat over deelname aan VN-operaties op deze manier op het verkeerde been heeft gezet.
De minister beaamde dat een ambtenaar ervan uit zou moeten kunnen gaan dat de stukken die hij aan zijn minister richt, niet uitlekken. Dit geldt zeker voor vertrouwelijke stukken. Het probleem van het lekken lijkt in de loop der jaren steeds groter te worden. Het instellen van een onderzoek door de rijksrecherche is echter geen oplossing, want geen van de door de rijksrecherche naar uitgelekte stukken uitgevoerde onderzoeken is ooit succesvol geweest. Verder kan met rede worden getwijfeld aan de afschrikkende werking die van een dergelijk onderzoek uit zou gaan, omdat het alom bekend is dat deze onderzoeken nooit tot aanhoudingen hebben geleid. Een mogelijke oplossing is het versterken van de ambtelijke ethiek. In de komende periode zal hieraan dan ook de nodige aandacht moeten worden besteed.
Per jaar richt de VN ongeveer 60 informele verzoeken om hulp bij operaties aan landen die eerder aan VN-operaties hebben deelgenomen. Hier wreekt zich overigens de zwakte van het Department of Peacekeeping Operations (DPKO) dat deze verzoeken coördineert. De minister zei het dan ook positief te vinden dat is besloten om de taken en het functioneren van het DPKO door de heer Lakhdar Brahimi te laten onderzoeken. Hopelijk worden hierbij ook de problemen betrokken die ontstaan in postconflict situaties. Nederland heeft hier in de novemberbrief van 1998 nadrukkelijk om gevraagd, omdat in ongeveer 60% van de gevallen het conflict na het vertrek van de VN-troepen weer oplaait. Het rapport van de heer Brahimi wordt vermoedelijk in het najaar gepubliceerd en zo mogelijk zal tijdens het Nederlandse voorzitterschap de nodige aandacht aan dit rapport worden besteed.
Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van den Berg (SGP), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (RPF/GPV), Valk (PvdA), Apostolou (PvdA), Hillen (CDA), Verhagen (CDA), ondervoorzitter, M.B. Vos (GroenLinks), Marijnissen (SP), Hessing (VVD), Hoekema (D66), Dijksma (PvdA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), De Boer (PvdA), voorzitter, Timmermans (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Remak (VVD), Van der Knaap (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA) en Wilders (VVD).
Plv. leden: Dijkstal (VVD), Van Baalen (VVD), De Graaf (D66), Van 't Riet (D66), Rouvoet (RPF/GPV), Zijlstra (PvdA), Belinfante (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Eurlings (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Van Bommel (SP), Cherribi (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Gortzak (PvdA), De Haan (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Albayrak (PvdA), Van Oven (PvdA), Feenstra (PvdA), Leers (CDA), Patijn (VVD), Van den Akker (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Duivesteijn (PvdA) en Balemans (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26800-V-119.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.