26 800 V
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2000

nr. 106
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 juni 2000

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 25 mei 2000 overleg gevoerd met minister Van Aartsen over de actuele situatie in Iran (mede naar aanleiding van de notitie van de VVD-fractie, BuZa-99-474). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Wilders (VVD) deelde de mening van de regering dat in Iran zowel sprake is van positieve als negatieve ontwikkelingen: het is positief dat er sprake was van relatief vrije en eerlijke parlementsverkiezingen en dat de hervormingsgezinden rond Khatami in het parlement een grote meerderheid hebben behaald; negatief zijn de te verwachten verheviging van de machtsstrijd en de beknotting van de persvrijheid en politieke arrestaties van journalisten en uitgevers.

De heer Wilders vond de brief afgewogen. Hij refereerde aan de dertien Iraanse joden, die na een ondeugdelijk politiek proces zijn gevangengezet. Hij prees de minister voor zijn voornemen om het lot van deze mensen tijdens de reis uitgebreid aan de orde te stellen, naast het defensiebeleid en de mensenrechtensituatie in Iran, de houding van dit land jegens het vredesproces in het Midden-Oosten en de staat Israël en de Iraanse steun aan terroristen. Hij stond derhalve achter de voorgenomen reis naar Iran, ook omdat de minister met zijn bezoek steun kan betuigen aan de hervormingsgezinde krachten in het land. Deze agenda maakt het bezoek allesbehalve vrijblijvend, zeker omdat de Nederlandse regering na terugkomst de ontwikkelingen in Iran op al deze punten zal moeten monitoren en deze zal moeten relateren aan de verhouding tussen beide landen.

Ook de heer Verhagen (CDA) vond de brief afgewogen. Hij zag positieve ontwikkelingen in Iran, maar het respect voor mensenrechten en democratie laten in het land nog veel te wensen over: de schijnprocessen, zoals die rond de dertien joodse Iraniërs en dissidenten en de persbreidel vormen hiervan slechts enkele voorbeelden. Er is dus nog voldoende reden tot zorg en daarom kan er van normale betrekkingen tussen Nederland en Iran nog geen sprake zijn.

De heer Verhagen stemde in met de voorgenomen reis naar Iran, maar drukte de minister op het hart om zijn bezoek niet alleen aan te wenden om de mensenrechtensituatie en de houding van Iran jegens het vredesproces in het Midden-Oosten en zijn steun aan terroristen ondubbelzinnig aan de orde te stellen, maar ook om duidelijk te maken dat de resultaten op deze terreinen voor Nederland voorwaarden zijn voor de normalisering van de relatie met Iran. De minister zou concreet moeten pleiten voor een toegang tot Iran van mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International.

Mevrouw Karimi (GroenLinks) betwijfelde zeer of de zorgen van de minister over de recente ontwikkelingen in Iran enige indruk zullen maken. Heeft de reis eigenlijk niet als voornaamste doel het herstel, of liever de intensivering van de economische relatie tussen Nederland en Iran? In hoeverre fungeert het bezoek als voorbereiding op een aanstaande handelsmissie en wanneer is deze te verwachten?

Zij vond het Nederlandse Iranbeleid onbegrijpelijk. In het verleden zei de minister dat de regering het land op zijn daden zou beoordelen, maar in Iran blijft het tot nu toe slechts bij mooie woorden. Welke daden wil de minister beoordelen? De Iraanse regering schoffeert de eigen bevolking en de internationale gemeenschap. In Iran is het zeer slecht gesteld met de vrijheid van meningsuiting, mede door het monddood maken van de kritische pers. De positie van vrouwen, volgens mevrouw Karimi een van de kernpunten van het Iraanse apartheidsregime, is abominabel, getuige de arrestatie van vrouwelijke advocaten die in de marge van de hervormingen veranderingen probeerden te bewerkstelligen. Daarnaast zijn er de politieke gevangenen en de oneerlijke processen. Met betrekking tot de rechtsgang rond de dertien Iraanse joden heeft de Iraanse regering duidelijke toezeggingen gedaan, waaraan zij zich vervolgens niet heeft gehouden. Ook de mensenrechtendialoog tussen de Europese Unie en Iran heeft tot nu toe geen concrete resultaten, zoals toegang voor Amnesty International of voor de speciale VN-rapporteur voor mensenrechten, opgeleverd.

Mevrouw Karimi toonde zich hooglijk verbaasd en gegriefd over de suggestie van de regering dat de afgelopen verkiezingen in Iran vrij en eerlijk waren. Zelfs verkozen Iraanse parlementsleden, zoals de broer van president Khatami, ontkennen de juistheid van een dergelijke kwalificatie. De relativering die de regering aanbrengt door te verwijzen naar de Iraanse constitutionele context ervoer zij als een acceptatie van of zelfs capitulatie voor de Iraanse schending van de meest elementaire rechtstatelijke beginselen. Zolang deze context intact blijft, hoeft de Nederlandse regering zich over de «positieve» ontwikkelingen in Iran niet al te veel illusies te maken. Daarbij komt dat het moment voor de reis uitermate ongelukkig is gekozen: in Teheran heerst nu een gespannen, grimmige sfeer die gemakkelijk kan escaleren; de gebeurtenissen op de universiteit aldaar van de laatste dagen vormen hiervan slechts een enkele illustratie. Mevrouw Karimi riep de minister derhalve op om zijn bezoek nogmaals ernstig te overwegen.

De heer Hoekema (D66) wees op het belang van Iran vanwege zijn geopolitieke positie, zijn inwonertal en zijn status als derde olie-exporteur van de wereld. Het Nederlandse en Europese beleid ten opzichte van dit belangrijke land en dus ook het aanstaande bezoek van de minister, verdienen dus de meest zorgvuldige afweging. De Wereldbank heeft onlangs besloten tot het verstrekken van leningen aan Iran. Hoe was de besluitvorming, onder welke voorwaarden gaat dit plaatsvinden en hoe wordt op de naleving daarvan toegezien?

De complexe afwegingen rond de reis hebben op een gewetensvolle en evenwichtige wijze plaatsgevonden. Het politieke systeem in Iran is verrot, maar op zich betekent dat niet automatisch dat moet worden afgezien van alle betrekkingen en bezoeken. Dat gebeurde vroeger ook bij bijvoorbeeld de DDR. Een reis behoort dus tot de mogelijkheden, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Welke garanties meent de minister te hebben dat zijn bezoek aan Iran niet wordt misbruikt, maar juist bijdraagt aan de Nederlandse doelstellingen, zoals het uitspreken van steun aan het hervormingsproces en het overbrengen van bezorgdheid over de minder positieve ontwikkelingen, zoals de aantasting van de rechtspraak en de mensenrechten? De heer Hoekema nuanceerde ook de Nederlandse invloed: tot veel meer dan haar steun uitspreken voor de hervormingen is de Nederlandse regering niet bij machte. Voor een daadwerkelijke steun aan de hervormingen is op z'n minst een eendrachtig optreden van de Europese Unie noodzakelijk. De Nederlandse regering voert de positieve evaluatie van de dialoog tussen EU en Iran aan als een van de redenen voor het bezoek. Wat bedoelt zij daarmee? Hoe is het overigens gesteld met de reisplannen naar Iran van overige EU-ministers?

De heer Hoekema respecteerde de afwegingen van de minister en steunde zijn uiteindelijke beslissing om naar Iran te gaan, mits kan worden verzekerd dat de genoemde doelstellingen met deze reis zijn gediend. De brief van de minister geeft geen blijk van economische doelstellingen, maar betekent dit dat deze geen deel uitmaken van de agenda? De heer Hoekema benadrukte dat de instemming van D66 met de reis geenszins betekent dat de fractie blind is voor de zeer ernstige schendingen van mensenrechten in Iran, waaronder het politieke proces tegen de dertien Iraanse Joden, de aantasting van de persvrijheid etc.

De heer Koenders (PvdA) verwees naar de lastige keuze tussen kritisch engagement en diplomatieke isolatie, een vaak terugkerend dilemma in de internationale betrekkingen. De afgelopen verkiezingen in Iran vormden een van de criteria om over te gaan tot het eerste, al kan van de vrijheid en eerlijkheid van de verkiezingen het een en ander worden afgedongen. Niemand kan in redelijkheid beweren dat het goed gaat in Iran. Toch wilde de heer Koenders de recente ontwikkelingen bezien als een historische kans. Weliswaar grijpen gevestigde machten onder het mom van de islam naar terreur om de hervormingen tegen te gaan, maar uit de stembusuitslag blijkt dat de Iraanse bevolking het politiek fundamentalisme als regeringsproject nu definitief heeft doodverklaard. Het moment lijkt dus aangebroken om de politieke isolatie te laten varen en te kiezen voor het kritische engagement, zij het onder voorwaarden. De complexiteit van de situatie en de grote risico's maken dat de minister tijdens zijn bezoek op eieren zal moet lopen, maar tegelijk, als gezicht van Nederland en van de EU, op dit cruciale moment van de installatie van het nieuwe parlement zijn nek zal moeten uitsteken door de hervormende krachten ondubbelzinnig steun te betuigen.

Alles afwegende zag de heer Koenders derhalve meer reden voor dan tegen de aanstaande reis van de minister naar Iran. Waarom heeft de Britse minister van buitenlandse zaken Cook desondanks besloten om niet naar Iran te gaan? De heer Koenders achtte het van groot belang dat de minister tijdens zijn reis een bezoek brengt aan belangrijke hervormingsgezinde parlementsleden en een onderhoud zal hebben met degenen die zich bezig houden met het proces tegen de Iraanse joden. Hij vroeg of de speciale VN-vertegenwoordiger voor de mensenrechten, die deel uitmaakt van de delegatie, een eigen programma afwerkt. Omwille van het bereiken van de beoogde doelstellingen pleitte hij ten slotte voor een zeer open opstelling van de Nederlandse delegatie, in plaats van voor stille diplomatie.

Het antwoord van de regering

De minister was zich zeer bewust van de complexiteit van deze reis naar Iran. Het bezoek is omgeven met vele dilemma's en is zeker niet vrijblijvend. Aan de uiteindelijke beslissing tot het bezoek zijn een zorgvuldig afwegingsproces en een uitgebreide analyse van de situatie in Iran voorafgegaan. De minister gaf van deze analyse het volgende verslag.

Het hervormingsproces nam aanvang met de verkiezing van Khatami in 1998. De vorderingen in Iran kunnen het best worden beschreven aan de hand van de metafoor van de Echternachprocessie: twee stappen vooruit, een stap terug. In de afgelopen maanden is de wereld getuige geweest van de muilkorving van de vrije pers in Iran, moordaanslagen en politiek geïnspireerde processen tegen studentenleiders, uitgevers en journalisten van de vrije pers, tegen kopstukken van de hervormingsbeweging en tegen religieuze minderheden. Doorgaans worden deze gebeurtenissen uitgelegd als een onderdeel van een campagne van de vijanden van de hervormingsbeweging: conservatieve krachten binnen het overheidsapparaat (het justitiële apparaat, de (para)militaire organen en de geheime diensten) en het religieuze establishment. Deze groepen hebben veel te verliezen bij veranderingen, maar met hun acties keren zij zich ook tegen de wens van het Iraanse electoraat, dat zich duidelijk heeft uitgesproken voor hervormingen. Daarnaast heeft men gepoogd om te knoeien met de verkiezingsuitslagen. De woorden in de brief hieromtrent zijn derhalve zorgvuldig gekozen: er wordt niet gezegd dat de verkiezingen vrij en eerlijk zijn verlopen, maar er wordt gewezen op de beperkingen die het Iraanse bestel oplegt.

Ondanks het regelmatige slechte nieuws van de laatste maanden uit Iran kan men constateren dat er enige vooruitgang wordt geboekt en dat de hervormingsbeweging aan kracht wint, omdat de verschillen met het verdere verleden duidelijk zijn. Met de nodige slagen om de arm kan men dus gematigd optimistisch zijn voor de langere termijn. De eclatante overwinning van de hervormende krachten in februari heeft zowel de overwinnaars, die zich aanvankelijk met hun mandaat geen raad wisten, als hun tegenpartij, die een dergelijke klap niet had verwacht, tijdelijk lamgeslagen. De laatsten zijn onlangs begonnen met een reactiebeweging, waarbij het justitiële apparaat, gesteund door de conservatieve krachten in het parlement, de spits afbeet: de pers werd gebreideld met een nieuwe perswet en hertellingen in een groot aantal kiesdistricten, waaronder Teheran, werden verordonneerd. President Khatami opereert in dit geheel op een zeer behoedzame en tactische wijze: zijn opstelling oogt gelaten en wellicht lijdzaam, maar dit is bewust beleid: het tegendeel zou de strijd immers kunnen verplaatsen naar politieke arena's waarin de conservatieve krachten de overhand hebben. Zijn reactie beperkt zich daarom tot strikt legale middelen om de verkiezingsoverwinning van de hervormers op geen enkele wijze te compromitteren. Uiteindelijk is de verkiezingsuitslag voor het overgrote deel overeind gebleven. De politieke strijd zal zich nu toespitsen op de verkiezing van de parlementsvoorzitter. In het nieuwe parlement zal driekwart van de leden geestverwant van de president zijn. De hervormers hebben dus op een legale wijze belangrijke politieke instituties in handen gekregen, waarmee zij hun program op een eveneens legale wijze zullen kunnen verwezenlijken.

De Iraanse president acht het contraproductief om het hervormingsproces te forceren en bewandelt derhalve bewust de weg van de geleidelijkheid; over het tempo moet men zich in het Westen dus niet al te veel illusies maken. In de afgelopen maanden was zijn eerste prioriteit het zekerstellen van de stembusoverwinning en de installatie van het nieuwe parlement. Wellicht vormt een gedeeltelijk herstel van de persvrijheid door de omzeiling van de nieuwe perswet een volgende stap, maar ook hierbij zal geduld moeten worden betracht.

Na deze analyse ging de minister in op de overige gestelde vragen. Hij zei dat de Kamer in de afgelopen maanden verscheidene malen is geïnformeerd over de Nederlandse stappen met betrekking tot het proces tegen de dertien joden in Shiraz. Dit proces is een politiek proces en is bedoeld om de president en de hervormingsgezinden bij de bevolking in diskrediet te brengen door ze af te schilderen als gevoelig voor druk van westerse, contrarevolutionaire krachten. De minister zal zich in EU-verband, maar ook op bilateraal niveau, ervoor inspannen dat alsnog wordt voldaan aan internationale rechtsnormen en dat de beschuldigden zo snel mogelijk worden vrijgelaten.

De minister besloot tot het bezoek aan Iran na de bekendmaking van de uitslag van de parlementsverkiezingen in februari. Zoals gezegd zijn er sindsdien vele negatieve berichten uit Iran gekomen. In het beeld van de Echternachprocessie kan men nu dus spreken van een aantal stappen achteruit, maar deze ontwikkelingen hebben de geldigheid van bovenstaande analyse niet ondermijnd: de aanvankelijke redenen voor het bezoek staan derhalve nog overeind. De VN-vertegenwoordiger voor de mensenrechten zal meedraaien met de delegatie. De minister vond het belangrijk dat zij bij alle gesprekken aanwezig is. Dit maakt het voor haar onmogelijk om een eigen programma af te werken, tenzij de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Het bezoek is uitsluitend gericht op de thema's die in de brief staan vermeld: de mensenrechten, het proces tegen de joden in Shiraz, de Iraanse opstelling bij het vredesproces in het Midden-Oosten, de massavernietigingswapens en het terrorisme. Het is in het belang van alle partijen dat na het bezoek een nauwgezette monitoring van het Iraanse beleid op deze terreinen zal plaatsvinden.

De delegatie zal alles doen wat in haar vermogen ligt om de openheid van de discussie te bevorderen. De minister zal de Iraanse regering ondubbelzinnig wijzen op de onaanvaardbaarheid van steun aan terroristen. Bij het thema van de mensenrechten zal de toegang tot Iran voor mensenrechtenorganisaties aan de orde komen. In de afgelopen tijd hebben ministers uit een zevental EU-landen Iran bezocht; dit jaar betrof dit ministers uit Italië, Duitsland en Denemarken. Minister Cook heeft zijn bezoek in mei aan Iran afgezegd vanwege de urgentie van de problematiek in Zimbabwe; hij is van plan Iran begin juli te bezoeken. De criteria voor kredieten van de Wereldbank hebben altijd een financieel-technisch karakter. Over het tijdsverloop van de procesgang van de dertien joden bestaan tegenstrijdige mededelingen; hieromtrent zijn dus geen garanties te geven. Op basis van de bovenstaande analyse is de continue dialoog tussen EU en Iran, juist op dit moment, een onmisbaar element. De minister zegde de Kamer een uitgebreid verslag van het bezoek van de Nederlandse delegatie aan Iran toe.

De voorzitter van de commissie,

De Boer

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van den Berg (SGP), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (RPF/GPV), Valk (PvdA), Apostolou (PvdA), Hillen (CDA), Verhagen (CDA), ondervoorzitter, M.B. Vos (GroenLinks), Marijnissen (SP), Hessing (VVD), Hoekema (D66), Dijksma (PvdA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), De Boer (PvdA), voorzitter, Timmermans (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Remak (VVD), Van der Knaap (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA) en Wilders (VVD).

Plv. leden: Dijkstal (VVD), Van Baalen (VVD), De Graaf (D66), Van 't Riet (D66), Rouvoet (RPF/GPV), Zijlstra (PvdA), Belinfante (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Eurlings (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Van Bommel (SP), Cherribi (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Gortzak (PvdA), De Haan (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Albayrak (PvdA), Van Oven (PvdA), Feenstra (PvdA), Leers (CDA), Patijn (VVD), Van den Akker (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Duivesteijn (PvdA) en Balemans (VVD).

Naar boven