26 800 IV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2000

nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2000

Hierbij doe ik u toekomen het kabinetsstandpunt op het eindrapport van de werkgroep Biesheuvel «Op afstand verbonden». Het eindrapport is u separaat toegezonden bij brief van 13 maart jl. (nr. KR00/U58 419). De voorzitter van de werkgroep, mr. B. W. Biesheuvel, heeft het rapport op 9 maart jl. aan de minister-president van Aruba, mr. J. H. A. Eman, en aan mijzelf aangeboden.

De voorstellen van de werkgroep zijn een uitwerking van de afspraken zoals die zijn gemaakt door minister-president Eman en mij tijdens de politieke beleidsdialoog Nederland-Aruba d.d. 11 maart 1999. De Tweede Kamer is over deze afspraken geïnformeerd bij brief van 18 maart 1999 (26 200-IV, nr. 17).

De regeringen van Nederland en Aruba zijn op 11 maart 1999 overeengekomen dat Nederland in de periode 2000–2009 een vast bedrag van NLG 490 miljoen reserveert voor steun aan Aruba. Dit bedrag is opgebouwd uit NLG 220 miljoen voor overheidsprojecten en NLG 270 miljoen voor overige activiteiten die betrekking hebben op Aruba. Zodra Aruba begrotingsevenwicht heeft bereikt, kan het bedrag van NLG 270 miljoen ook voor schuldsanering worden aangewend. Vanaf 2010 zal de Nederlandse steun aan Aruba worden beëindigd.

De meerjarige budgettaire gevolgen van de afspraken van 11 maart 1999 zijn verwerkt in hoofdstuk IV van de Rijksbegroting.

1. Inhoud rapport

In het rapport staan aanbevelingen voor de inwerkingtreding van een fonds voor de ontwikkeling van Aruba en het daarbij behorende toezichts- en verantwoordingsproces, de sanering van de Arubaanse schulden bij Nederland en overige activiteiten die betrekking hebben op Aruba. In het navolgende worden deze aanbevelingen kort weergegeven.

Het fonds voor de ontwikkeling van Aruba

De werkgroep stelt voor om met ingang van 1 mei 2000 een fonds op te richten waarin Nederland en Aruba over een periode van 10 jaar in totaal NLG 220 miljoen, respectievelijk AWG 180 miljoen storten. Het fonds is genaamd FDA: «Fondo Desaroyo Aruba» («fonds voor de ontwikkeling van Aruba»).

De toewijzing van de middelen uit het fonds vindt plaats op basis van een door beide regeringen overeen te komen meerjarig samenwerkingsprogramma en een daarvan afgeleid jaarprogramma. In het rapport van de werkgroep zijn voorstellen opgenomen voor de inhoud van beide programma's. Het jaar 2000 is een overgangsjaar. In het jaarprogramma 2000 is gekozen voor projecten die urgent en bestekgereed zijn en nog in 2000 kunnen worden uitgevoerd. Voor 2001 zal aansluiting worden gezocht bij de nadere uitwerking van de voorstellen voor het meerjarige samenwerkingsprogramma. De werkgroep beveelt aan dat Aruba en Nederland zo spoedig mogelijk in onderling overleg de voorstellen voor het meerjarig samenwerkingsprogramma 2000–2004 nader uitwerken.

Het fonds krijgt de vorm van een stichting. Het bestuur van de stichting beslist over de toewijzing van de middelen. Het bestuur bestaat uit drie leden. Nederland en Aruba benoemen elk een bestuurder na onderling overleg. Gezamenlijk benoemen de landen de derde bestuurder, tevens voorzitter.

De directie van de stichting heeft het dagelijks beheer over het fonds en adviseert het bestuur over de toewijzing van de middelen. De directie van het fonds wordt gevoerd door de Aruban Investment Bank N.V (AIB), een Arubaanse ontwikkelingsbank die sinds haar oprichting in 1987 als doelstelling heeft het uitvoeren van projecten die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van Aruba.

Toezicht en verantwoording

Inzake toezicht en verantwoording dienen de controle-organen van de Nederlandse en Arubaanse regering de beschikking te krijgen over alle informatie die noodzakelijk is om hun wettelijke taken uit te kunnen oefenen. De door het bestuur van de stichting op te leveren verantwoordingsinformatie – bestaande uit een accountantsverklaring en een beleidsmatige verantwoording – zal ter hand worden gesteld aan de Centrale Accountantsdienst van het land Aruba en de Accountantsdienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Staten van Aruba zullen jaarlijks worden geïnformeerd over de inhoud van het samenwerkingsprogramma en het daarvan afgeleide jaarprogramma en de besteding van de middelen in het fonds.

De sanering van de Arubaanse schulden bij Nederland

De werkgroep stelt voor dat er NLG 120 miljoen wordt gereserveerd voor sanering van de Arubaanse schulden bij Nederland. Bij voortzetting van het door Aruba voldoen van de jaarlijkse rente- en aflossingsverplichtingen is dit bedrag de restschuld van Aruba bij Nederland per ultimo 2009. Zodra aan de voorwaarde van begrotingsevenwicht is voldaan, zal dit bedrag tranchegewijs ter beschikking worden gesteld.

Overige activiteiten die betrekking hebben op Aruba

De werkgroep stelt voor om de financiering van die taken die van belang zijn voor het Koninkrijk, vanaf 2010 te continueren. In concreto betreft het de Kustwacht, het Recherchesamenwerkingsteam en de Belastingrechters. Verder meent de werkgroep dat ook de financiering van de bijstand rechterlijke macht en de toeslag op de pensioenen, zoals geraamd op hoofdstuk IV van de Rijksbegroting, na 2009 dienen te worden gecontinueerd. Financiering van de Koninkrijkstaken (zoals buitenlandse betrekkingen en defensie) zal vanzelfsprekend worden voortgezet.

2. Kabinetsstandpunt

Het kabinet neemt de aanbevelingen van de werkgroep Biesheuvel over. De inhoud van het rapport «Op afstand verbonden» is van groot belang is voor de samenwerking tussen Nederland en Aruba.

Reeds in 1998 hebben de Nederlandse en Arubaanse regering in reactie op het rapport «Op eigen benen» het standpunt ingenomen, dat Aruba in staat is om een grotere eigen verantwoordelijkheid te krijgen in de besteding van de samenwerkingsmiddelen. Dit standpunt is bevestigd tijdens de politieke beleidsdialoog Nederland-Aruba d.d. 11 maart 1999. De positieve economische ontwikkeling van Aruba en de geboekte resultaten inzake de sanering van de overheidsfinanciën en de verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur, waren voor beide regeringen voldoende aanleiding om over te gaan tot de, nu in het rapport «Op afstand verbonden» uitgewerkte, nieuwe vorm van samenwerking.

Deze nieuwe vorm van samenwerking houdt in, dat Nederland en Aruba vanaf 2000 op hoofdlijnen afspraken maken over de besteding van de samenwerkingsmiddelen. Vanaf dit jaar financiert Nederland geen projecten meer, maar programma's. Het financieren van projecten wordt overgelaten aan de stichting Fondo Desaroyo Aruba.

Voor de financiering van de programma's storten Nederland en Aruba over een periode van 10 jaar in totaal NLG 220 miljoen, respectievelijk AWG 180 miljoen in het stichtingsfonds.

De onafhankelijkheid van het bestuur van de stichting wordt gegarandeerd door de benoemingsprocedure van de leden van het bestuur.

De stichting zal worden opgericht door de Staat der Nederlanden en het land Aruba gezamenlijk. Ingevolge artikel 29 Comptabiliteitswet is het kabinet verplicht dit voornemen schriftelijk aan het parlement kenbaar te maken.

De directie van het fonds wordt gevoerd door de Aruban Investment Bank N.V., een onafhankelijke ontwikkelingsbank waar zowel Aruba als Nederland een groot vertrouwen in hebben.

Op basis van tussen beide regeringen overeengekomen criteria, beoordeelt de stichting FDA of financiering van Arubaanse projectaanvragen effectief en doelmatig is. De nieuwe werkwijze heeft de volgende voordelen:

• de inhoudelijke samenhang van projectaanvragen wordt versterkt (via het werken met programma's);

• de versnippering van de samenwerkingmiddelen neemt af (de middelen worden ingezet op een beperkt aantal programma's);

• de besluitvorming over projecten wordt verplaatst van Nederland naar Aruba (het fonds wordt beheerd door een Arubaanse instelling).

Op deze wijze zullen de Nederlandse samenwerkingsmiddelen effectiever en doelmatiger worden ingezet dan nu het geval is. Via voorafgaand toezicht – de inhoud van de samenwerkingsprogramma's en de technische criteria waaraan de projectaanvragen worden getoetst- en toezicht achteraf zal de besteding van de middelen in het fonds nauwlettend in het oog worden gehouden. Met behulp van accountantsverslagen en beleidsmatige verslagen zullen de recht- en doelmatigheid van de bestedingen aangetoond moeten worden. Mocht hierover gerede twijfel ontstaan, dan bestaat de mogelijkheid om sancties uit te oefenen.

Op hoofdstuk IV van de Rijksbegroting zal jaarlijks een vast bedrag gereserveerd worden voor sanering van de Arubaanse schulden bij Nederland. Of de sanering van de Arubaanse schulden daadwerkelijk doorgang zal vinden, is afhankelijk van verdere resultaten in de sanering van Arubaanse overheidsfinanciën, resulterend in het bereiken van begrotingsevenwicht.

Wat de financiering van de overige activiteiten voor Aruba betreft, merkt het kabinet op dat het beëindigen van financiële steun aan Aruba met ingang van 2010, alleen betrekking heeft op de samenwerkingsmiddelen. Financiering van de taken die van belang zijn voor het Koninkrijk zal worden voortgezet.

3. Vervolgactiviteiten

Het kabinet streeft ernaar het fonds in mei 2000 in werking te laten treden. De komende periode zal hiertoe een aantal juridische werkzaamheden worden verricht, zoals het vaststellen van de statuten, het opstellen van een beheersovereenkomst tussen de stichting en de Aruban Investment Bank N.V. en het opstellen van een tripartiet contract tussen Nederland, Aruba en de stichting.

Daarnaast zal in overleg tussen Aruba en Nederland het meerjarig samenwerkingsprogramma moeten worden uitgewerkt. Het kabinet streeft ernaar deze uitwerking eind 2000 gereed te hebben voor politieke besluitvorming.

De voorstellen van de werkgroep zullen worden verwerkt in een op te stellen onderlinge regeling (protocol) tussen Nederland en Aruba ex art. 38 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over genoemde regeling.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. M. de Vries

Naar boven