Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26800-III nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26800-III nr. 4 |
Vastgesteld 1 oktober 1999
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer in de vorm van een lijst van vragen verslag uit te brengen. De door de regering gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt.
Kunt u aangeven waarom het voornemen uit het regeerakkoord tot de uitvoering van het onderzoek naar de toekomst van de overheidscommunicatie enige tijd op zich heeft laten wachten? blz. 3
Het voornemen uit het regeerakkoord, leidend tot de installatie van de Commissie toekomst overheidscommunicatie, had nadere uitwerking nodig. Deze uitwerking heeft enige tijd gekost.
Wordt in het onderzoek naar de toekomst van overheidscommunicatie ook de positie van communicatie in publiek-private samenwerking meegenomen of beperkt de onderzoeksopdracht zich slechts tot de overheid? blz.3
Hoewel dit thema niet expliciet in de onderzoeksopdracht is meegenomen mag worden verwacht, dat de commissie ook (aspecten van) de communicatie in publiek-private samenwerking in zijn onderzoek zal betrekken. De opdracht is daarvoor voldoende breed geformuleerd.
In de algemene toelichting wordt medegedeeld dat in 2000 het in het regeerakkoord aangekondige onderzoek naar de overheidscommunicatie zijn beslag zal krijgen. Gesteld wordt dat bij het onderzoek nieuwe mogelijkheden van informatie- en communicatietechnologie worden betrokken. Aan welke mogelijkheden wordt hierbij specifiek gedacht? blz. 3
Deze mogelijkheden hebben betrekking op toepassingen die momenteel worden ontwikkeld ten behoeve van de gemeenschappelijke infrastructuur van de samenwerkende ministeries. Het Gemeenschappelijk Voorlichtingsloket (de site die toegang biedt tot de departementale voorlichtingssites), een centrale bestel- en distributiefunctie voor voorlichtingsmateriaal en het gebruik van interactieve informatiezuilen zijn daarvan voorbeelden.
Voor de komende jaren moet worden gedacht aan de verdere ontwikkeling van internettoepassingen en onderzoek naar toepassing van spraakherkenning bij de telefonische informatievoorziening en naar geautomatiseerde email-beantwoording van publieksvragen.
In het bedoelde onderzoek zullen ook de verder weg liggende ontwikkelingen, zoals interactieve televisie (Web TV), worden beoordeeld op relevantie voor de overheidsvoorlichting.
Is de minister van mening dat het invoeren van beter op de te onderscheiden doelgroepen afgestemde overheidscommunicatie mede een positieve uitwerking zou kunnen hebben op de opkomstpercentage bij de (verschillende) verkiezingen? blz. 3
Het invoeren van beter op de te onderscheiden doelgroepen afgestemde overheidscommunicatie kan een positieve uitwerking hebben op de opkomstpercentages bij verkiezingen. Overigens spelen hierbij vele andere factoren een rol.
Een nadere gedachtewisseling over dit onderwerp is meer op zijn plaats bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Gesproken wordt over een gemeenschappelijk voorlichtingsloket op internet (GVL) waarbij de burger via één loket de rijksoverheid kan benaderen door middel van een zoekmachine. Is uw ministerie zich ervan bewust dat niet alle burgers beschikken over de daarvoor noodzakelijke apparatuur en knowhow en welke intensivering van beleid zal plaatsvinden om ook hen te bereiken? blz. 3
Ik ben me ervan bewust dat niet alle burgers beschikken over de noodzakelijke apparatuur en know-how voor het gebruik van internet. Onder meer door middel van het actieprogramma Electronische Overheid van het Ministerie van BZK wordt het gebruik van internet, onder meer door hoogwaardige aansluitingen bij de openbare bibliotheken in Nederland, bevorderd.
Overigens zullen de traditionele voorlichtingsmiddelen, zoals RTV, advertenties, brochures, folders en informatietelefoons een belangrijke rol blijven spelen bij het effectief bereiken van de burger.
Wat is het aantal bezoekers van het Gemeenschappelijk Voorlichtingsloket op internet? Wat is de verhouding van het voorlichtingsloket tot de site ? Is het niet beter om alle overheidsinformatie onder te plaatsen? blz. 3
Doel van zowel www.overheid.nl als het Gemeenschappelijk Voorlichtingsloket (GVL) is overheidsinformatie op het Internet beter vindbaar en doorzoekbaar te maken. Binnen de schil van overheid.nl – als centrale ingang voor de burger voor de gehele overheid – biedt het GVL van de Rijksoverheid, onder de vlag van Postbus 51, naast toegang tot de departementale websites ook een aantal gemeenschappelijke voorlichtingsactiviteiten gericht op het brede publiek. De Postbus 51 site, waar de GVL functie wordt ondergebracht trekt momenteel ca. 500 bezoekers per dag. Begin volgend jaar zal in een voorlichtingscampagne over de publieksvoorzieningen van Postbus 51 ook aandacht aan deze website worden gegeven.
Ondersteunt RVD/DTC ook activiteiten van derden, zo ja om wat voor een activiteiten gaat dat? blz. 4
RVD/DTC verricht c.q. ondersteunt geen activiteiten die buiten het bevoegdhedenterrein van de rijksoverheid liggen.
Gesignaleerd wordt dat door de toename van het aantal uitzendgemachtigden het flexibel inzetten van Postbus 51 steeds belangrijker wordt. Welke bereidheid is er bij de verschillende zendgemachtigden om Postbus 51-spotjes uit te zenden? blz. 4
Bij de publieke omroepen worden de Postbus 51-spotjes op RTV uitgezonden binnen de zendtijd waar de rijksoverheid als zendgemachtigde over beschikt. Om daarnaast een voldoende bereiksopbouw te realiseren wordt sinds 1997 bij de commerciële zenders collectief zendtijd ingekocht voor Postbus 51.
Hoe verhoudt zich de kostenverhoging door de inkoop van zendtijd bij de commerciële omroepen tot een beter beheer van mediabudgetten door invoering van het trackinginstrument? blz. 4 (+3)
Het trackinginstrument meet continu vanaf mei '99 het bereik en effect van Postbus 51-campagnes. Op basis van de resultaten van deze continue meting wordt het mogelijk om de media-inzet te optimaliseren. Deze optimalisering richt zich op een betere, (doelgroep) gerichte media-inzet. Dit zal in het huidige medialandschap niet leiden tot lagere kosten.
Er zullen voorstellen worden gedaan om het beleid en de infrastructuur op het gebied van de overheidscommunicatie verder te ontwikkelen en noodzakelijk nieuwe projecten ter hand nemen. Aan welk soort projecten denkt u hierbij? blz. 4
Zie antwoord vraag 3.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)
De WRR onderzoekt op welke wijzen de kwaliteit van het bestuurlijk handelen kan worden verbeterd. Door wie en hoe zal verbetering van de kwaliteit worden gemeten? blz. 5
Het onderzoek van de WRR, dat overigens nog niet is voltooid, richt zich zowel op de effectiviteit als de legitimiteit van het openbaar bestuur. Naar thans te voorzien is, zal worden gepoogd terzake van beide aspecten na te gaan wat vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines kan worden toegevoegd, waarbij ook de wijze waarop een en ander kan worden beoordeeld aandacht verdient. Zoals gebruikelijk zal de regering te zijner tijd door middel van een kabinetsstandpunt op het rapport reageren.
Via reorganisatie van de onderscheiden stafafdelingen wordt binnen het ministerie gewerkt aan kwaliteitsverbetering. Door wie en hoe wordt deze kwaliteitsverbetering gemeten? blz. 6
Het meten van de kwaliteitsverbetering vormt onderdeel een van periodieke evaluatie bij de dienstonderdelen van het ministerie die producten en/of diensten afnemen van de stafafdelingen.
Teneinde de noodzakelijke instroom van vers bloed te garanderen doet Algemene Zaken mee aan het rijksbrede trainee-programma. Voor welke doelgroep (functieniveaus) geldt dit programma? blz. 6
Het rijksbrede trainee-programma richt zich op HBO en WO afgestudeerden. Inschaling geschiedt op schaal 8 resp. schaal 10 conform de daarover interdepartementaal gemaakte afspraken.
Hoe zal het ministerie zijn voorbereid indien de millenniumproblematiek zich toch onverwacht voordoet? blz. 7
Wanneer de millenniumproblematiek zich toch onverwacht voordoet bij het ministerie zelf dan heeft Algemene Zaken zich als volgt voorbereid:
1. Consignatieplan waarin onder meer is opgenomen een overgangsplan en consignatie-schema voor de periode 24 december 1999 tot 3 januari 2000.
2. Noodscenario's/contingency-plannen voor de verschillende als intern vitaal gedefinieerde systemen.
TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL
Artikel 01.01. Personeel en materieel
De post materieel bedraagt in 1998 (een jaar met een kabinetsformatie) 15 778, in 1999 (een jaar met een korte kabinetsformatie) bedraagt zij 17 139 in 2000 is deze post begroot op 12 011 een daling ten opzichte van 1998 en 1999 van respectievelijk circa 24% en 29%. Kunnen deze cijfers nader worden gespecificeerd naar categorieën zoals representatie, opleidingen etc.? blz. 9
De specificatie van voornoemde bedragen, ingedeeld overeenkomstig de sturingsfilosofie bij het ministerie, luidt als volgt (bedragen in f 1,0 mln.):
Omschrijving | 1998 | 1999 | 2000 |
---|---|---|---|
informatie- en communicatietechnologie | 7,2 | 7,9 | 5,7 |
facilitaire aangelegenheden | 7,2 | 7,4 | 5,4 |
diversen onvoorzien | 1,4 | 1,8 | 0,9 |
Totaal | 15,8 | 17,1 | 12,0 |
Uit de toelichting bij het artikel «Personeel en Materieel»blijkt dat de raming voor 1999 aanvulling behoeft wegens inhuur van tijdelijk personeel. Waarom moest tot de inhuur van tijdelijk personeel worden overgegaan? blz. 9
De inhuur van tijdelijk extra personeel is voornamelijk voor de ondersteuning van projecten die onder verantwoordelijkheid van de DTC worden uitgevoerd. Gezien het specifieke/specialistische karakter van de projecten en de tijdelijke aard, geniet tijdelijke inhuur de voorkeur. Zoals vermeld in de toelichting, worden de uitgaven gefinancierd uit extra ontvangsten. De verhoging (desaldering) is derhalve technisch van aard.
Hoe komt het dat het ministerie van Algemene Zaken zo veel post-actief personeel op de begroting heeft staan? blz. 10
Het overgrote deel van post-actieven bestaat uit ex-medewerkers van de in 1993 opgeheven Inlichtingen Dienst Buitenland (IDB).
Artikel 01.11. Overheidsvoorlichting
Wanneer wordt volledige kostendekking van DTC verwacht? blz. 14
Zoals uit de tabel bij dit artikel blijkt is het totaal van de dienstverlening aan de ministeries, inclusief het Ministerie van Algemene Zaken, vanaf 2000 kostendekkend.
Artikel 01.12. Deelname aan wereldtentoonstellingen
Is het de minister van Algemene Zaken bekend dat de Stichting Nederland Wereldtentoonstellingen verschillende malen van directeur is gewisseld?
Kan worden aangegeven wat de oorzaken van deze wisselingen zijn?
De Stichting Nederland Wereldtentoonstellingen (SNW) is in 1994 opgericht als gevolg van de evaluatie van de Nederlandse deelname aan «Sevilla». In de oprichtingsstatuten is uitsluitend voorzien in de aanstelling van een bestuur. Begin 1997 zijn de statuten gewijzigd en aangevuld met de bepaling dat er een algemeen directeur is. In deze functie is de huidige directeur als eerste benoemd.
In de toelichting bij de cijfers stelt de minister dat de raming is verhoogd als gevolg van onbesteed gebleven gelden, die als uitgaven voor 1998 waren voorzien, maar die pas in het jaar 2000 tot betaling zullen komen. Kunt u toelichten waarom deze gelden niet conform de eerdere verwachtingen konden worden besteed?
De kasvertraging betekent een bijstelling van de oorspronkelijke door SNW eind 1996 opgestelde kasraming zoals opgenomen in de begroting van AZ voor 1998. De bijstelling is gebaseerd op de laatste inzichten van SNW in het uitgavenpatroon zoals dat voortvloeit uit de feitelijke -en tijdige realisatie van het Nederlandse paviljoen.
Kan de minister inzicht verschaffen in de totale kosten die volledige en gewenste deelname van Nederland met zich mee zullen brengen, inclusief paviljoen en toebehoren op grond van recente cijfers?
Met SNW is indertijd afgesproken dat voor de deelname van Nederland een budget van maximaal f 60 miljoen beschikbaar was. Dit bedrag wordt niet voor inflatie gecorrigeerd en vormt nog steeds de basis voor het handelen van SNW. Het totaal beschikbare bedrag zal als gevolg van bijdragen van derden enigszins hoger uitvallen.
Volgens de laatste inzichten is circa de helft van dit bedrag bestemd voor het paviljoen; verder is f 12 miljoen gereserveerd voor de presentatie, inrichting en tuin; maximaal f 7 miljoen voor het cultuurprogramma, mede afhankelijk van sponsorbijdragen. Het resterende bedrag wordt aangewend voor de overige onderdelen van het project, zoals organisatie- en exploitatiekosten, communicatie en promotie, onderzoek etc.
Is het waar en voor welke activiteiten is het dan waar, dat voor het bouwen en inrichten van het paviljoen en de directe omgeving van het paviljoen gebruik wordt gemaakt van diensten van niet Nederlandse ondernemingen? blz. 14
Zoals bekend is de organisatie, de inrichting en de verzorging van de Nederlandse inzending in Hannover opgedragen aan SNW, die daarbij te werk gaat volgens een door de Staat goedgekeurd basisplan, waarvan een «eigen» paviljoen een basiselement vormt. Bij de aanbesteding van zowel de bouw als de inrichting en presentatie is rekening gehouden met de relevante Europese regelgeving.
De bouw van het paviljoen is opgedragen aan HBG, waarbij de uitvoering geschiedt door hun Duitse dochter Weyss & Freitag. De ontwerpers voor de presentatie is het Engelse bureau MET Studio, waarbij de uitvoering gebeurt door Nederlandse bedrijven.
Voor de wereldtentoonstelling in Hannover is een bedrag van 60 miljoen gereserveerd? Zijn de baten voor Nederland van vorige wereldtentoonstellingen geëvalueerd? Zo ja, verhoudt dit zich tot het bedrag van 60 miljoen dat in de komende wereldtentoonstelling wordt geïnvesteerd? blz. 15
In mijn brieven van 5 juni 1996 (kamerstuk 24 400 III nr. 14) en 11 december 1996 (kamerstuk 25 000 III nr. 7) is ingegaan op de motivatie voor deelname alsmede de beschikbaarstelling van een bedrag van f 60 miljoen.
Door SNW is overigens voorzien in een evaluatie van de tentoonstelling in Hannover.
In de bijlage 2 wordt geconstateerd dat er geen sprake is van een eigen beleidsterrein dan wel verantwoordelijkheid daarvoor. Deelt de minister de conclusie van het evaluatieonderzoek dat geen sprake is van eigen beleidsterreinen en verantwoordelijkheden van het Ministerie van Algemene Zaken? blz. 3 van de bijlagen
In de evaluatiebijlage is uiteengezet dat de Minister-president, Minister van Algemene Zaken, primair verantwoordelijk is voor de bewaking van de eenheid van het regeringsbeleid. Dit betreft een coördinatiefunctie c.q. verantwoordelijkheid. Geen sprake is van «eigen» beleidsterreinen in de zin zoals de andere (vak)ministeries die kennen. In de huidige opzet heeft de begroting van AZ daarom alleen een beleidsterrein «Algemeen».
In het kader van de operatie «Van beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording» (VBTB) komt dit onderwerp opnieuw ter tafel.
Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GL), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GL), Kant (SP), Balemans (VVD).
Plv. leden: Van den Doel (VVD), Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GL), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van Oven (PvdA), Brood (VVD), Apostolou (PvdA), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP), Essers (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26800-III-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.