26 800 III
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2000

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 17 juli 2000

Inhoudelijke en financiële samenwerking Rijksoverheid met omroeporganisaties: coproducties

In het mondeling vragenuur van de Tweede Kamer op 30 mei jl. hebben diverse leden vragen gesteld over samenwerking tussen rijksoverheid en omroepen bij het maken van programma's rond overheidsonderwerpen, hier verder coproducties genoemd. Bij die gelegenheid heb ik een notitie toegezegd over de aard van die samenwerking met daarbij gevoegd een inventarisatie van de coproducties van de afgelopen 6 jaar. In de notitie, die ik hierbij aanbied1, wordt de huidige gedragslijn bij het aangaan van coproducties uiteen gezet en getoetst aan de uitkomsten van de inventarisatie, alsmede aan de sponsorbepalingen die in de Mediawet zijn opgenomen. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zal in een aparte notitie nader ingaan op sponsoring van de omroep.

Bijgevoegde notitie is opgesteld door de Rijksvoorlichtingsdienst en besproken in de Voorlichtingsraad. De Voorlichtingsraad kan zich vinden in de notitie. In de notitie wordt een aantal aanscherpingen bepleit van de richtlijnen, die het aangaan van coproducties met omroepen omgeven. Deze aanscherpingen betreffen de toetsingsprocedure van voorgenomen coproducties door de Voorlichtingsraad en het voor de kijker vergroten van de herkenbaarheid van overheidsbijdragen aan programma's. Om de parlementaire controle op coproducties te vergroten zullen jaarlijks aangegane coproducties aan de Tweede Kamer worden gemeld, waarbij inzicht wordt gegeven in de bijdrage van de overheid in de productiekosten, de reden van het betreffende ministerie om samen te werken met de omroep, de regeling van de redactionele (eind)verantwoordelijkheid en de plaats, die coproducties innemen in het totaal van de communicatieve uitingen van de overheidsvoorlichting. Voorzover mogelijk zal de effectiviteit van de gepleegde investering worden aangegeven. De richtlijnen uit 1992 zullen met bovengenoemde punten worden uitgebreid en breed bekend worden gemaakt bij alle potentiële betrokkenen bij coproducties (ministeries, omroepen, ZBO's, Commissariaat voor de Media, productiemaatschappijen e.d.). De Voorlichtingsraad zal toezien op de naleving.

Met het overnemen van deze aanbevelingen hoop ik de transparantie van de coproductie praktijk te vergroten en zo de indruk, dat de overheid ongemerkt invloed op programma's koopt, weg te nemen. Evenals in 1992 bij het vaststellen van de coproductie richtlijnen blijft de voorkeur van het kabinet uitgaan naar het uitsluitend verstrekken van eventuele financiële bijdragen aan omroepprogramma's binnen het kader van de afspraken, die gemaakt zijn voor coproducties. Zo blijft volstrekt helder, welke inbreng de overheid op programma's heeft gehad.

In het verlengde van de discussie over coproducties heeft uw Kamer ook opmerkingen gemaakt over het toepassen van ICT in de voorlichting en het openen van eigen websites op internet. Op deze ontwikkelingen en de relatie die zij hebben met de «principia» van de overheidsvoorlichting zal ik nader ingaan in de memorie van toelichting bij de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken voor 2001.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven