Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26800-III nr. 11 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26800-III nr. 11 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 26 mei 2000
Met verwijzing naar het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken informeer ik u hierbij over de korte werkbezoeken die ik in de middag van 2 april jl. aan Israël en in de ochtend van 3 april aan Bethlehem in de Palestijnse Gebieden heb gebracht. Deze bezoeken gingen vooraf aan de EU-Afrika-Top in Kairo op 3 en 4 april 2000.
In Jeruzalem werd allereerst een krans gelegd bij Yad Vashem. Vervolgens vonden besprekingen plaats met mijn ambtgenoot, Ehud Barak, en een gesprek met minister van Buitenlandse Zaken, David Levy. Aan president Ezer Weizman heb ik een beleefdheidsbezoek gebracht. Tevens vond een ontmoeting plaats met vertegenwoordigers van het Platform Israël waar een uiteenzetting werd gegeven over het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het eindrapport van de Commissie Van Kemenade over de WO-II tegoeden.
In Bethlehem werd gesproken met president Arafat en de Palestijnse onderhandelaar in het vredesproces, Dr. Saeb Erekat. Tevens werd in het kader van de Bethlehem-2000 festiviteiten een bezoek aan de geboortekerk gebracht. Op maandag 3 april 2000 is mij als lid van het Bethlehem-2000 International Committee door de Palestijnse Autoriteit een onderscheiding toegekend. President Arafat heeft mij de bijbehorende versierselen omgehangen.
Doel van het bezoek was om mij te laten informeren over de meest recente ontwikkelingen in het vredesproces en Nederlandse steun te betuigen aan een voorspoedige ontwikkeling van op vrede in de regio gerichte initiatieven. Het ging daarbij vooral om de perspectieven in de Israëlisch-Palestijnse onderhandelingen en die in het Israëlisch-Syrische spoor in het licht van de top in Genève (25 maart) tussen president Clinton en de Syrische President Assad.
De bezoeken verliepen in een open en hartelijke sfeer, blijkgevend van de goede betrekkingen die Nederland heeft met zowel Israël als met de Palestijnen.
Premier Barak gaf aan dat de besprekingen in maart in Washington beter waren verlopen dan verondersteld. Beslissingen zouden echter slechts kunnen worden genomen indien beide zijden flexibiliteit zouden tonen. Jeruzalem was misschien wel het moeilijkste onderwerp, aldus premier Barak. Hij opperde dat een beslissing hierover wellicht enkele jaren zou vergen. Op de andere onderwerpen diende dan wel overeenstemming te zijn bereikt. Hij meende dat een raamwerk inzake de finale status (Framework Agreement on Permanent Status, FAPS) binnen circa twee maanden zou kunnen worden afgerond. Ondertussen waren ook de besprekingen over de derde hergroepering van het Israëlische leger op de Westelijke Jordaanoever begonnen. De implementatie zou volgen na het FAPS. In antwoord op mijn vraag over een toekomstige Palestijnse staat zei Barak dat een dergelijke uitkomst van de onderhandelingen «zeer waarschijnlijk» was. Israël zou hierin flexibiliteit tonen, onder de aanname dat er geen (Palestijns) leger zou komen ten westen van de Jordaan.
Minister Levy meende dat het Palestijnse spoor zeker niet zou lijden onder het gebrek aan voortgang op het Syrische spoor. Met de Palestijnen werden «ordelijke» gesprekken gevoerd. Het enige probleem was dat zij zich bij ontevredenheid lieten verleiden tot het creëren van crisissituaties, aldus de minister. Hij hoopte dat zij bereid en in staat zouden blijven om compromissen te sluiten.
President Weizman meende dat verdere voortgang in het Palestijnse spoor mogelijk was. Hij concludeerde dat, na de vredesovereenkomsten met Egypte en Jordanië en in de (nabije) toekomst met de Palestijnen, president Assad niet achter zou kunnen blijven.
Ik informeerde president Arafat over mijn besprekingen met de Israëlische premier Barak van de vorige dag en de positieve indruk die ik hieraan had overgehouden. President Arafat reageerde met te stellen dat de laatste ronde van onderhandelingen in Washington geen concreet resultaat had opgeleverd. Volgens hem zou de Israëlische delegatie niet over een werkelijk onderhandelingsmandaat hebben beschikt. Hij zei dat hij er veel waarde aan hechtte dat de Europeanen, bijvoorbeeld in de persoon van de Speciale EU-Afgezant Miguel Moratinos, nauwer bij de volgende onderhandelingsronden betrokken zouden zijn. President Arafat benadrukte meermaals dat er geen tijd te verliezen was. Hij zei te hopen dat de nieuwe onderhandelingsronde er één met echte onderhandelingen zou zijn.
Met President Arafat sprak ik ook over de Gaza Haven en de laatste beletsels die er op dat moment nog waren voor het daadwerkelijk starten van dit project. Het betrof de afronding van de financiële besprekingen tussen de contractpartijen. Deze zijn inmiddels met goed gevolg afgerond.
Premier Barak gaf blijk van zijn teleurstelling over de resultaten van de topontmoeting Clinton-Assad. Israël dacht dat het geschilpunt met de Syriërs de breedte betrof van een oeverstrook van het Meer van Tiberias (ergens tussen de tientallen en de vijfhonderd meter), die onder Israëlische soevereiniteit zou moeten blijven. In Genève was gebleken dat president Assad geen enkele flexibiliteit kon opbrengen en vasthield aan toegang tot het meer.
Premier Barak was somber gestemd over een hervatting van de onderhandelingen met Syrië. Hij vreesde dat de onbuigzame opstelling van president Assad het welhaast onmogelijk zou maken flexibiliteit te tonen. Barak zei de deur voor Syrië niet te willen sluiten en bereid te zijn e.e.a. nog enkele weken aan te zien. Hij had echter weinig hoop op nieuwe ontwikkelingen. Als belangrijkste probleemgebieden identificeerde hij de afbakening van grenzen, de waterverdeling en het opzetten van «early warning»-systemen.
President Weizman constateerde dat de Presidenten Clinton en Assad elkaar nu voor de derde keer hadden ontmoet zonder enige voortgang te boeken. Minister Levy benadrukte dat Israël meer inzicht had willen verkrijgen in de Syrische gedachten over demilitarisering van de Golan en het noodzakelijke toekomstige veiligheidstoezicht in dat gebied, de waterkwestie, het aangaan van diplomatieke relaties en een regeling betreffende Libanon. Hij meende dat de kern van de zaak een gebrek aan politieke wil bij president Assad was.
Premier Barak benadrukte dat volledige terugtrekking van de IDF uit Zuid-Libanon bij het ontbreken van een akkoord met Syrië bij voorkeur zou dienen te geschieden als implementatie van Veiligheidsraad-Resolutie 425. De internationale gemeenschap zou de Libanese soevereiniteit over Zuid-Libanon dienen te herstellen. Indien Syrië dit niet accepteerde en toch terroristische acties zou laten uitvoeren, zou Israël hard terugslaan en Syrische doelen niet ontzien.
Reagerend op de door mij uitgesproken grote zorg over mogelijke escalatie van geweld, gaf premier Barak aan dat steun van de internationale gemeenschap bij uitvoering van Veiligheidsraad-Resolutie 425 essentieel was. Israël wilde geen druk uitoefenen op de VN, noch actie initiëren, maar de internationale gemeenschap moest bereid zijn op te treden, aldus premier Barak. Hij meende dat president Assad diende te worden aangemoedigd om president Clinton te antwoorden op de voorstellen die in Genève waren gepresenteerd. Barak vreesde echter dat President Assad nog niet rijp was voor vrede met Israël.
President Weizman en minister Levy wezen, mede naar aanleiding van vragen mijnerzijds, op het paradoxale feit dat vanuit Arabische hoek kritiek was geleverd op het besluit van de, mogelijk zelfs eenzijdige, terugtrekking. Minister Levy benadrukte dat Israël volledig wil meewerken aan de tenuitvoerlegging van VR-Resolutie 425, inclusief het opnieuw markeren van de grens met Libanon. Daartoe zou de internationale gemeenschap hulp kunnen bieden.
Ik benadrukte in alle gesprekken dat ik, ondanks de mislukte top van Genève, bleef hopen op een hervatting van de besprekingen tussen Israël en Syrië. Er moest nu snel duidelijkheid komen over de Syrische intenties. Ik gaf aan dat Nederland op nationale titel en in Europees verband waar mogelijk de voortgang van het vredesproces wil bevorderen. Wellicht kon dit vooral in multilateraal kader, hoewel het multilaterale spoor kwetsbaar bleef bij gebrek aan voortgang op de bilaterale sporen.
Ondanks de interessante binnenlandse ontwikkelingen en de hoop op een positieve invloed daarvan op lange termijn op de democratie, bleven de grootste zorgen voor Israël de nucleaire ambities van Iran, sponsoring van terrorisme en het beleid ten aanzien van het vredesproces. De levering van rakettechnologie door de Russische Federatie diende een halt te worden toegeroepen.
Ik heb toegelicht dat het Nederlandse en EU-beleid inzake Iran erop was gericht isolatie van Iran te voorkomen, waardoor de democratische ontwikkelingen konden worden gestimuleerd. Een naïeve benadering diende te worden vermeden: in de dialoog diende de veranderingen te worden aangemoedigd en aangedrongen op een stopzetten van de negatieve ontwikkelingen.
Premier Barak zei zeer bezorgd te zijn over het Iraakse beleid inzake de ontwikkeling van massavernietigingswapens (WMD) en raketten. Zonder effectieve inspectie zou Irak hiermee gewoon kunnen doorgaan. Hij meende dat UNMOVIC om effectief te kunnen zijn versterkt diende te worden. Ik heb aangegeven dat Nederland – mede als voorzitter van het sanctiecomité – een actief beleid wilde voeren ten aanzien van het terugdringen van mogelijkheden tot verwerving van WMD door Irak.
In dit kader heb ik gewezen op het bezoek van Minister Jorritsma aan Israël (medio mei) en de mogelijkheden voor Israël en Nederland om op ICT-gebied meer samen te werken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26800-III-11.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.