26 800 B
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Gemeentefonds (B) voor het jaar 2000

26 800 C
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Provinciefonds (C) voor het jaar 2000

nr. 6
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 december 1999

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 en de vaste commissie voor Financiën2 hebben op 18 november 1999 overleg gevoerd met minister Peper van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– Gemeentefonds (26 800B);

– Provinciefonds (26 800C);

– septembercirculaires Gemeentefonds en Provinciefonds (BZK 99–918);

– overzicht specifieke uitkeringen 2000 (BZK 99–1047);

– wijziging van de verdeelmaatstaven van het Gemeentefonds 1999 (BZK 99–1051);

– brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 1 november 1999 inzake Gemeentefonds; decentralisatie onderwijshuishouding en positie groeigemeenten (24 455, nr. 26);

– brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 4 november 1999 inzake aanpassing verdeling Gemeentefonds 2001;

– brief van de minister van Financiën d.d. 4 november 1999 over de hoogte van de behoedzaamheidreserve (25 011, nr. 22).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Voor de aanpassing van de verdeling van het Gemeentefonds en de wijziging van de verdeelmaatstaven is, zo stelde mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA), een voorhangprocedure afgesproken. Vragen over de verdeling van het Gemeentefonds hebben niet alleen betrekking op de uitwerking van het model, maar ook op de totstandkoming ervan. Zowel de Raad voor de financiële verhoudingen alsook de VNG, die in een lastiger positie verkeert omdat zij de plus- en de mingemeenten vertegenwoordigt, plaatst op onderdelen vraagtekens. Het gaat om dermate verstrekkende voorstellen dat een voorhangprocedure van twee maanden erg licht is.

Niet alleen de tweede fase van herijking van ijkpunten en de omzetting in verdeelmaatstaven leidt tot een verschuiving van zo'n 200 mln., maar ook zal in 2001 het onroerend goed geherwaardeerd worden, inclusief de doorwerking van de Wet WOZ naar het Gemeentefonds. De vorige herwaardering leidde tot een verschuiving van 350 mln. In nog zo'n 250 frictiegemeenten is het onroerend goed nog niet geherwaardeerd. Gezien de extreme stijging van de prijzen op de woningmarkt tussen 1995 en 1999 is het verschuivingseffect tussen gemeenten wellicht hoger dan het bedrag van 350 mln. uit de eerste tranche van de Wet WOZ. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat de min 200 mln. gecompenseerd wordt door de plus 350 mln. Tevens zal de bijstand uit het Gemeentefonds worden gehaald en dat zal zeker ook tot enige verschuiving leiden.

Uitkomst kan zijn dat de wijziging per 1 januari 2001 per saldo leidt tot een grotere verschuiving van gelden tussen gemeenten dan bij de invoering van de nieuwe wet wordt voorzien. Een voorhangprocedure is dan ook een te licht instrument. Bij nader inzien verdient een wettelijke regeling de voorkeur, waarbij onderkend moet worden dat daardoor vertraging kan optreden, terwijl de gemeenten in de meicirculaire op de hoogte gesteld moeten worden van de wijzigingen per 1 januari 2001. De PvdA-fractie wil wel meewerken aan de door de minister voorgestelde procedure, maar daaraan verbindt zij de voorwaarde dat na beantwoording van de vragen en na een nadere beschouwing over de effecten en de achterliggende overwegingen, de voorhangprocedure pas ingaat als Kamer en minister overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van een AMvB.

Uit de evaluatie van de Financiële-verhoudingswet blijkt dat de door IFLO erkende, soms relatief hoge frictiekosten absoluut niet worden gedekt door de gewenningsbijdrage. Sommige gemeenten hebben na herindeling gezamenlijk een lager inkomen, terwijl de besparingen vanwege effectiviteit en efficiency pas na jaren bereikt worden. Is de minister bereid om hiernaar, mede op basis van de evaluatie, kritisch te kijken en wellicht wijziging daarin aan te brengen, ook al gaat dat geld af van andere gemeenten, omdat het Gemeentefonds een «gesloten pot» is? Is de minister bereid een inventarisatie op te stellen van de afgelopen periode, waarin gemeenten aan een herindeling vorm hebben gegeven, met daarbij een overzicht van de IFLO-erkende frictiekosten in relatie tot de feitelijk toegekende gewenningsbijdrage?

Wat de ijkpunten en verdeelmaatstaven betreft, is de optie inzake het oppervlaktebuitenwater bijzonder onduidelijk en ongemotiveerd. Zeker als het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen ten aanzien van een zwaarwegende factor niet wordt gevolgd, is een nadere onderbouwing op haar plaats.

De toelichting op het standpunt van de regering over de OZB-waarde nieuwe woningen is niet zwaarwegend. Het is de vraag of het gewenst is om af te wijken van de bij invoering van de wet op politieke gronden overeengekomen percentageverdeling. Aanpassing van de component is onder andere gerelateerd aan de ontwikkeling van de OZB-waarde, in afwachting van de herwaardering in met name de frictiegemeenten, maar zolang zij niet heeft plaatsgevonden is er sprake van discrepantie tussen gemeenten. Aanpassing is pas mogelijk als de waarde van het onroerend goed in alle gemeenten is vastgesteld.

Voor de aanpassing van de verdeelmaatstaf voor de historische kernen is het peiljaar 1996, een «flinterdun» uitgangspunt voor complexe, soms zeer kostbare projecten. Daarnaast zullen de kosten toenemen vanwege het afbouwen van de gehele subsidieregeling voor monumenten. Het halveren van de maatstaf dient dan ook heroverwogen te worden.

Voor de agrarische gemeenten is een wegingsfactor voor slijtage van wegen niet aan de orde, maar wel van vervanging ervan. Elementen zoals een slappe bodem vanwege veengrond en investeringskosten vanwege kostbare wegen tellen wel degelijk mee, zoals in Gouda. De component agrarisch gebied dient in dat kader tot uitdrukking te komen. Kan de minister daarop een nadere toelichting geven?

Mevrouw Noorman-den Uyl vond het te gek voor woorden dat aan het aspect nieuwe monumenten, waaraan de Kamer bijzonder hecht, nog steeds geen invulling is gegeven.

Kan de minister uiteenzetten waarom het bedrag per inwoner in Zaanstad enorm afwijkt van een vergelijkbare gemeente zoals Arnhem?

De regering neemt een ander standpunt in over de vraag wat een acceptabel gewenningsbedrag per inwoner is dan de Raad voor de financiële verhoudingen en de VNG. De gewenning dient gerelateerd te zijn aan het totale volume van de gemeente of het bedrag per inwoner, omdat gemeenten al eerder besparingen opgelegd hebben gekregen. Het is niet verstandig om te snel en te abrupt zware lasten op te leggen.

De PvdA-fractie steunt het uitgangspunt van de verschuiving, te weten een eerlijker verdeling tussen gemeenten in relatie tot kosten en draagkracht. Zij moet echter wel verdedigbaar zijn en dat is op dit moment niet het geval.

De heer Luchtenveld (VVD) vond de toename van het Gemeente- en Provinciefonds in de komende jaren een goede zaak, maar plaatste een kanttekening bij de behoedzaamheidreserve. Naar het oordeel van de regering moet deze tot 2002 ongewijzigd blijven, terwijl zij in de praktijk veel te hoog blijkt te zijn. Is het wel juist dat gemeenten ervan uitgaan dat het grootste deel weer terugkomt en dat zij daarmee rekening houden in hun begroting? Het financieel toezicht maakt daartegen geen bezwaar. Moet de behoedzaamheidreserve niet zo reëel mogelijk worden geraamd? Komt er, zo nodig, in 2002 een aanpassing?

In de voorhangprocedure voor de verdeelmaatstaf kan de Kamer binnen een termijn van acht weken nog opmerkingen maken. Knelpunt vormen de heringedeelde gemeenten op het punt van gewenningsbijdrage en frictiekosten, hetgeen blijkt uit signalen uit onder andere de gemeenten Zaltbommel, Buren en Maasdriel. De VVD-fractie is van mening dat er iets gebeuren ten aanzien de frictiekosten en de verdeelmaatstaf.

Wat de verdeelsleutel betreft, blijkt dat agrarische gemeenten met hun uitgestrekt wegenstelsel er overal fors op achteruitgaan. De VVD-fractie wil, als de plattelandsvernieuwing serieus wordt genomen, die uitkomst politiek niet voor haar rekening nemen.

Verder is het onacceptabel dat steden met een historische kern te maken krijgen met een, overigens mager gemotiveerde, halvering van de bijdrage daarvoor. Het is van belang dat de cultureel waardevolle kernen in stand blijven. Onder andere de gemeenten Leiden, Delft en Haarlem hebben hierover een signaal doen uitgaan. Wil de minister de historische kernen anders waarderen?

Wat de kijk- en luistergelden betreft, vindt discussie plaats over het fiscaliseren van de omroepbijdrage. Gemeenten en provincie zullen geen heffing meer kunnen opleggen. Sommige gemeenten en provincies dragen echter hieraan uit eigen begroting bij. Wat hebben de onderhandelingen opgeleverd? Blijft compensatie mogelijk?

De heer Luchtenveld was er nog niet van overtuigd dat het wijs is om vast te houden aan invoering van de nieuwe verdeelsleutel in 2001, omdat er sprake is van een cumulatie van effecten op het Gemeentefonds als gevolg van de Wet WOZ, het nieuwe rekentarief, de BTW-compensatie en Werk en inkomen. Op welke wijze is een verantwoorde invoering in 2001 naar het oordeel van de minister wel mogelijk of is het wellicht zinvol om invoering per 2002 te doen plaatsvinden?

De VNG vraagt om nog eens na te denken over de toeslag op het gemiddelde OZB-tarief in artikel 12-gemeenten. De VVD-fractie is voor handhaving hiervan, maar door het miskennen van belangrijke gegevens in bepaalde groepen gemeenten rollen deze soms bijna automatisch in de artikel 12-status. Er moet sprake zijn van een eerlijke verdeling, zodat gemeenten verantwoordelijkheid kunnen nemen en zij niet automatisch, omdat zij structureel te weinig geld krijgen, in de artikel 12-status worden gedrongen, ook al voeren zij een verantwoord financieel beleid.

De VVD-fractie neigt naar invoering per 2002. Op bladzijde 10 van de brief van 4 november staat dat de Kamer in april 2000 geïnformeerd zal worden over de stand van zaken ten aanzien van de cumulatie van de diverse maatregelen en effecten, terwijl in de meicirculaire de gemeenten geïnformeerd moeten worden over wat er per 2001 zal gebeuren. De tijd die de Kamer heeft ter beoordeling van de cumulerende effecten, is krap bemeten. Als daarop niet eerder zicht kan worden geboden, is invoering per januari 2001, met paniekvoetbal in april-mei, niet verstandig.

De heer Hoekema (D66) bracht als knelpunt naar voren de weging van de historische kernen. Gevolg van een andere weging is dat andere gemeenten er weer op achteruitgaan. Voor een kostengeoriënteerd stelsel moet eigenlijk een computermodel ontworpen worden, zodat de hoogte van de kosten er automatisch uitrollen en de Kamer slechts de weging van de kostenfactoren hoeft te maken. Mede op basis van de argumenten van Leiden, Haarlem en Delft, is de indruk ontstaan dat aan de weging van de factor aansluitkosten cultuurhistorische kern in opwaartse richting nog wel wat gesleuteld kan worden. Wil de minister toezeggen dat punt opnieuw te bezien?

De heer Hoekema was er voorstander van de lat voor het OZB-tarief iets lager te leggen voor de artikel 12-toelatingseis. De artikel 12-status mag zeker niet automatisch een couveuse worden voor gemeenten die hun geld verkeerd uitgeven, maar een kleine aanpassing van de OZB-norm is nog niet onmiddellijk een premie op slecht beleid. Gezien de effecten van de voorstellen op een aantal artikel 12-gemeenten, zoals Reiderland, Geldermalsen en Scheemda, is enige aanpassing gewenst.

De gemeente Zaanstad heeft de aandacht erop gevestigd dat zij 50 mln. minder krijgt dan vergelijkbare gemeenten. «Vergelijkbaar» is echter een moeilijk begrip. Kan de minister, eventueel schriftelijk, een uiteenzetting geven op dit punt?

De heer Hoekema pleitte voor een tweede ronde van dit debat eind januari. De effecten zijn zodanig dat het eigenlijk gewone wetgeving betreft waarop de Kamer haar amenderingrecht uit zou moeten kunnen oefenen. Als eind januari–begin februari een volwaardig wetgevingsoverleg wordt gehouden, kan het voorstel nog tijdig worden geaccommodeerd voordat mededeling wordt gedaan in de meicirculaire en invoering plaatsvindt per 1 januari 2001. De heer Hoekema wilde vasthouden aan genoemde datum.

Wat is de reactie van de minister op de samenhang die de gemeente Maastricht heeft aangegeven tussen het grotestedenbeleid en de Financiële-verhoudingswet?

De VNG heeft terecht het probleem van de grote plattelandsgemeenten met lange verbindingen aangekaart. Als blijkt dat deze gemeenten extra kosten maken, moet dat in het systeem zichtbaar zijn.

Een groot knelpunt blijft de herindeling, de gewenningsbijdrage en de frictiekosten. Voor herverdeling kunnen de omvang van de gewenningsbijdrage en de uit te keren frictiekosten een negatieve prikkel zijn. Bijvoorbeeld de gemeente Zaltbommel heeft 17 mln. frictiekosten, terwijl er slechts 7 mln. wordt uitgekeerd. Dit probleem, dat zich voordoet in Zaltbommel, Maasdriel en andere gemeenten in de Bommelerwaard, moet serieus onder ogen worden gezien.

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft aandacht gevraagd voor het probleem van gemeenten met een groot oppervlakte, maar met weinig bewoners, die er in het nieuwe systeem op achteruitgaan. Waar wordt die achteruitgang door veroorzaakt?

Terschelling heeft veel recreatiegrond die, omdat het zandgrond is, als ijkpunt weinig wordt gewaardeerd. Is dit een knelpunt voor alle recreatiegemeenten met veel zandgrond?

In Baarle-Nassau is er sprake van een combinatie van een wonderlijke enclavestructuur met veel onderhoudsgevoelige wegen, bermen, riolen en dergelijke, terwijl men uitkomt op het grootste nadeel van deze tweede herverdelingsoperatie per inwoner van f 259. Deze forse achteruitgang valt niet te rijmen met het systeem. Kan de minister daarop een toelichting geven?

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) sloot zich aan bij de reeds gestelde vragen over de voorhangprocedure inzake de aanpassing van de peildatum uitvoeringskosten bijstandsontvangers, de toevoeging van de categorie adresloze bijstandsontvangers en de gewenningsbijdrage herindeling.

Op basis van de maatstaf uitvoeringskosten bijstandsontvangers wordt voorgesteld, het meetmoment aan te passen, te weten het gemiddelde aantal bijstandsontvangers van elke gemeente per ultimo 95/96/97. Waarom is niet gekozen voor een voortschrijdend gemiddelde uit een oogpunt van kostenoriëntatie, als belangrijkste argument voor de financiële verhouding?

Ten aanzien van de gewenningsbijdrage en de frictiekosten komen gemeenten, zelfs als de IFLO-berekeningen worden gevolgd, niet uit met hun budget. De eigen cijfers zouden als objectieve kosten beschouwd kunnen worden, op basis waarvan compensatie plaat kan vinden. Herindeling wordt pas een succes als er goede randvoorwaarden worden gesteld. Gemeenten mogen niet worden gestraft met een lege portemonnee.

In de stukken staat dat er ten aanzien van de decentralisatie van onderwijshuisvesting en de financiële positie van de groeigemeenten, geen aanleiding is voor aanpassing, omdat compensatie kan worden geboden door het positieve financiële effect op het taakgebied rioleringen. Uit dezelfde stukken blijkt echter dat er problemen zijn op het taakgebied onderwijshuisvesting, maar daarbij wordt de kostenoriëntatie weer losgelaten. Het is de vraag of de voorgenomen nieuwe maatstaven wel goed uitwerken. De maatstaven zijn al gepubliceerd en er is sprake van een lichte voorhangprocedure. De Kamer kan dan ook alleen nog verzoeken, iets te wijzigen.

Bij de aanpassing van de verdeling van het Gemeentefonds in 2001 gaat het om een bedrag van 6 mld. met een nettoherverdeeleffect van ongeveer 200 mln. Het brutoherverdeeleffect komt per gemeente soms raar uit. In 1997 vond herverdeling plaats op basis van de sociale structuur en nu wordt dat gedaan op basis van het cluster openbare werken. Het betreft een majeure operatie waarvoor een AMvB is afgesproken. De voorkeur van mevrouw Van der Hoeven ging uit naar regeling bij wet, zodat amendering mogelijk is, ook al is de Kamer in het verleden akkoord gegaan met de procedure. Kan alsnog daartoe worden besloten, met invoering per 1 januari 2002 in plaats van 2001, zodat het wetgevingstraject rustig doorlopen kan worden?

De herverdeeleffecten kunnen moeilijk worden beoordeeld, omdat zij niet alleen een gevolg zijn van de maatstaven en van de herverdeling op zichzelf, maar ook van een ander gewicht dat aan reeds bestaande maatstaven is toegekend. Wat is de uitwerking hiervan op de herverdeeleffecten? Kan de minister een overzicht leveren op dat punt?

De industriegemeenten komen niet goed uit, terwijl zij juist een zorgpunt vormen. Gemeenten zoals Haarlemmermeer, Born, Terneuzen, Zoeterwoude en Geleen gaan er nauwelijks op vooruit. Hoe is het mogelijk dat door cumulatie van een aantal zaken gemeenten nog minder krijgen? Wat wordt er gedaan aan de problemen in Zuid-Limburg, waarover ook een motie is aangenomen?

Het overgangstraject moet helder zijn. De VNG heeft een overgangstermijn van vijf jaar genoemd en een beperking van de nadelige effecten per inwoner tot 2%. Is daarvan sprake? Een aantal gemeenten heeft de vorige herverdeling nog nauwelijks financieel verwerkt en moet nu opnieuw herschikken. In tegenstelling tot de opvatting van de minister is de CDA-fractie van mening dat de Raad voor de financiële verhoudingen wel degelijk een rol heeft in dat traject.

Voor het jaar 2001 zijn nog andere maatregelen in voorbereiding, die ook herverdeeleffecten met zich zullen brengen. Er is alleszins reden om beide zaken en de effecten ervan in verband te beschouwen en niet los van elkaar. Het gaat om de aanpassing van het rekentarief, invoering van het BTW-compensatiefonds, waarbij niet helder is of het middel erger is dan de kwaal en de invoering van het Fonds voor werk en inkomen. De cumulatie van de effecten kan groot zijn. Waarom vindt de minister de vaste norm van f 25 per inwoner, zoals voorgesteld door de RFV te rigide? Welk bedrag is voor hem wel acceptabel? Een ander verschil van mening met de RFV betreft de inpassing van het Fonds sociale vernieuwing. Wat is erop tegen het advies van de raad te volgen en 74 mln. uit te trekken voor een verhoging van de bedragen van de vier maatstaven die achterstand indiceren?

Ten aanzien van de invoering van de uitgavenmaatstaf waarde niet-woningen wordt gesteld dat de OZB-capaciteit van niet-woningen «van belang kan zijn bij de beoordeling van de kostendynamiek van een cluster». Kan de minister toelichten waarom dat van belang is? Kan hij aangeven waarom hij van mening is dat een en ander niet te ingewikkeld wordt, terwijl de VNG en de RFV dat wel van mening zijn? Ook op basis van het regeerakkoord mag de administratievelastendruk en andere lastendruk op het punt van de verwerking van regels, niet onnodig worden verhoogd, terwijl daarvan in dit geval sprake lijkt te zijn.

Mevrouw Van der Hoeven sloot zich aan bij eerdere opmerkingen over de historische kernen en over uitgestrekte gemeenten met een voornamelijk agrarische functie. Waarom is het niet mogelijk om een correctiefactor te ontwikkelen in de vorm van de weging van de oppervlakte cultuurgrond, zodat ook gekeken wordt naar het bodemgebruik? Op die wijze kunnen de kosten van reparatie van wegen bijvoorbeeld ten gevolge van grote overgedimensioneerde landbouwapparatuur in beeld worden gebracht. Kan dat een oplossing bieden?

De artikel 12-toelatingseis is te hoog. Het OZB-tarief moet 40% hoger liggen dan het landelijk gemiddelde.

De kassengemeenten gaan erop achteruit, omdat de kassen niet meetellen in de maatstaf oppervlakte bebouwd, terwijl er wel kosten zijn. Kunnen deze nader worden bekeken?

Het antwoord van de regering

De minister bracht naar voren dat wijzigingen in het systeem worden ingegeven door de sterke behoefte om het systeem zo objectief mogelijk te laten functioneren. Ook bij deze wijziging is dat het richtsnoer. Het wegnemen van bepaalde pijnpunten dient, zowel qua systematiek als politiek, goed beargumenteerd te gebeuren, want de systematiek die aan de wijziging ten grondslag ligt, is indrukwekkend. Eventuele toezeggingen moeten tegen die achtergrond bezien worden. Ten aanzien van enkele onderwerpen moet op korte termijn onderzocht worden of gedurige, bestendige inpassing in het Gemeentefonds mogelijk is. Op veel vragen zal schriftelijk worden gereageerd, in de aanloop naar finale besluitvorming begin volgend jaar. Over een herverdeling mag niet te licht worden gedacht, maar het gaat in dit geval om overzichtelijke bedragen.

Uitgangspunt is afwikkeling in april volgend jaar. De minister was bereid tegemoet te komen aan de door mevrouw Noorman geuite wensen over de werkwijze, maar niet aan de wens van mevrouw Van der Hoeven van invoering per 2002. De minister kwam ook niet tegemoet aan de wens van een wettelijke regeling.

Als begin april de discussie wordt afgerond, kan de invoeringsdatum opnieuw aan de orde worden gesteld. Brede instemming van de Kamer over de procedure is van belang. Alleen als zaken helder zijn, kunnen beslissingen worden genomen. De minister zegde mevrouw Van der Hoeven toe dat de procedure vastgelegd zal worden, zodat ook duidelijk is wanneer erover gesproken kan worden.

Via enquêtes zullen de ontwikkelingen van de WOZ-waarden in de eerste zes weken van 2000 in kaart worden gebracht. Op basis van de taxaties worden de effecten ingeschat en betrokken in het totaalpakket. De minister zegde toe, de Kamer zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van het moment waarop solide informatie over de WOZ-waarden beschikbaar is.

Ten aanzien van de frictiekosten in verband met gemeentelijke herindeling heeft recent een versoepeling plaatsgevonden. De minister stond in beginsel positief ten opzichte van de gedachte nog enige versoepeling aan te brengen.

In de wegingsfactor van agrarische gemeenten met grote oppervlakten is rekening gehouden met de kosten voor wegenonderhoud in verband met grote werktuigen. De minister zegde toe daar nog eens naar te kijken – en ook naar de factor gebruik van de grond – maar in beginsel was hij van mening dat op dat punt de systematiek niet veranderd moet worden. Programma's voor plattelandsvernieuwing of GSB passen niet in de systematiek van het Gemeentefonds.

Aan een ander OZB-percentage voor de niet-woning ligt de gedachte ten grondslag dat hiermee zonder wetswijziging de inspanningen van gemeenten worden gecompenseerd voor industrieachtige activiteiten. Als de Kamer dat niet juist vindt, moet zij dat kenbaar maken. Wellicht is er sprake van spanning met eerdere besluitvorming. Dat is uitdrukkelijk niet beoogd.

Bij de eerste aanpassing zijn op aandringen van de Tweede Kamer steden met een historische kern er aanzienlijk op vooruitgegaan. Op basis van een overtuigende systematiek is het denkbaar dat met een lichte, financieel bijna niet op te merken mutatie de steden opnieuw geholpen kunnen worden.

Op bladzijde 53 van het periodiek onderhoudsrapport wordt ingegaan op de jonge monumenten. Het wachten is op de voltooiing van een telling door OCW. Naar verwachting kan in de loop van 2001 worden onderzocht of en, zo ja, welke gemeenten hogere kosten hebben in verband met de aanwezigheid van veel jonge monumenten. Agendering van dit punt kan op een ander moment plaatsvinden.

De minister zegde toe schriftelijk in te zullen gaan op de vraag over Zaanstad.

Ten aanzien van de hoge behoedzaamheidreserve merkte de minister op dat gemeenten niet meer krijgen dan waar zij recht op hebben.

Volgende week zal de Kamer met minister Zalm en staatssecretaris Van der Ploeg spreken over de omroepbijdrage. De minister zegde toe schriftelijk in te zullen gaan op de vraag of gemeenten al dan niet gecompenseerd worden op dat punt. Voor het overige zegde hij nog toe schriftelijk te zullen reageren op de positie van Schouwen-Duiveland, Terschelling en Baarle-Nassau, op het verschil in opvatting met de Raad voor de financiële verhoudingen en op de toelatingseis OZB-tarief artikel 12-gemeenten.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) vroeg of het de bedoeling is dat de inpassing van de verdeelmaatstaven ten aanzien van adresloze bijstandsontvangers en uitvoeringskosten van bijstandsontvangers WIW, vanwege het gedeeltelijk onderbrengen van de WIW en de bijstandsfactor in het Fonds werk en inkomen, voor één jaar geldt. Zij dankte voor het overige de minister voor zijn ruimhartige opstelling ten opzichte van de wens uit de Kamer om tot enige bezinning te komen over het verdeelmodel.

Voor weging van de OZB per 1 januari 2001 moet tijdig integraal zicht worden verkregen op de consequenties voor de herverdeling van de gelden tussen de gemeenten. Als dat gegeven niet tijdig beschikbaar is, kan dit onderdeel van de verdeling niet per 1 januari 2001 ingaan.

Wat de problematiek van de agrarische gemeenten betreft, vroeg mevrouw Noorman de minister om de frequentie van de vervanging van wegen in ogenschouw te nemen.

De heer Luchtenveld (VVD) wachtte de concrete vertaling van de positieve opstelling van de minister af. In het algemeen overleg over lokale lasten van 28 oktober jl. zijn onder andere toezeggingen gedaan op het terrein van de Wet WOZ. Kan de minister de toezeggingen integraal op een rij zetten, met de daarbij behorende data? Voor de jaarwisseling moeten de procedures duidelijk zijn.

De heer Hoekema (D66) ging ervan uit dat de toezegging van de minister om met een positieve houding opnieuw de gewenningsmaatstaven voor de herindeling te bezien, slaat op het geheel. Hij onderschreef dat de problematiek van grote plattelandsgemeenten ook zaken behelst die niet via het herverdeelfonds aangepakt kunnen worden. De brief van een aantal Drentse gemeenten gaat voor driekwart over het landelijk beleid, zoals de aanbevelingen van de commissie Langman en de plattelandsontwikkeling. Hij riep de plattelandsgemeenten op, de pijnpunten nog eens duidelijk te maken. Een ijkpunt plattelandsontwikkelingsbeleid is niet aan de orde, omdat het een kostengeoriënteerd stelsel is. Als de kosten vanwege wegen en water hoger zijn dan geschat, moet daaraan wellicht een ander gewicht worden toegekend.

Door de herindeling per 1 januari 1998 zijn er in sommige gemeenten, zoals De Wolden, enige problemen. Nagegaan moet worden of er specifieke redenen zijn waardoor gemeenten er slechter af komen. De kwestie vraagt om verfijning, ook al omdat het aantal inwoners in mindere mate maatstaf is dan vroeger.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) merkte op dat zij vanwege het probleem van de plattelandsontwikkeling, voorstelt om naar het grondgebruik te kijken. Wellicht kan een structurele aanpak binnen het systeem vallen, zodat de plattelandsontwikkeling toch wordt gestimuleerd.

Kan de minister aandacht schenken aan de grensgemeenten, zoals Baarle-Nassau, maar onder andere ook Maastricht en Kerkrade die te maken hebben met het probleem van de «halve cirkel»?

Mevrouw Van der Hoeven bedankte de minister voor zijn toezeggingen. Zij wees er nog op dat de kwestie van de bijstandontvangers waarschijnlijk anders geregeld moet worden dan nu wordt voorgesteld.

Het is van belang dat voor de aanpassing van de verdeling op basis van goede afspraken een ordelijke procedure wordt gevolgd. De samenhang en de momenten waarop zaken worden afgewogen, moeten duidelijk in de procedure worden aangegeven.

De minister bevestigde de veronderstelling van mevrouw Noorman over de tijdelijke inpassing van genoemde categorie vanwege opname in het Fonds werk en inkomen. Het pleidooi voor ordelijkheid van mevrouw Van der Hoeven sprak hem aan. De OZB-kwestie moet terdege goed worden beoordeeld, want zij is essentieel en kan bijna een ontbindende voorwaarde zijn.

De minister zegde toe voor het kerstreces een overzicht te zullen leveren. Hij bevestigde dat zijn positieve houding op het gehele complex slaat en was het ook grondig eens met de opmerking van de heer Hoekema over Drenthe. Aan de maatstaven zijn meer kernen en bebouwing in buitengebied al toegevoegd. Het onderwerp moet dan ook los worden gezien van de activiteiten gericht op de toekomst van het platteland. De minister kon zich niet voorstellen dat er iets bedacht kan worden dat past binnen het huidige vraagstuk. Op basis van de gegevens kan niet worden aangetoond dat er geen rekening is gehouden met de kostenfactoren.

Met de frequentie van vervanging van wegen is rekening gehouden. De minister zegde toe dat zichtbaar te maken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Cloe

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Van Gijzel

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Rietkerk (CDA), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Balemans (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Brood (VVD), Apostolou (PvdA), Eurlings (CDA), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Essers (VVD).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Balkenende (CDA), Stroeken (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Vendrik (GroenLinks), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), Kalsbeek (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Bijleveld-Schouten (CDA), Hillen (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Rabbae (GroenLinks), Hindriks (PvdA), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA).

Naar boven