26 800 B
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het gemeentefonds voor het jaar 2000

26 800 C
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het provinciefonds voor het jaar 2000

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 november 1999

Bij brief van 7 oktober 1999, kenmerk Rfv/199 905 5814C-018, heeft de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) geadviseerd over het Periodiek Onderhoudsrapport gemeentefonds 2000 (PORgf2000) en het Periodiek Onderhoudsrapport provinciefonds 2000 (PORpf2000). Bij brief van 14 september 1999, kenmerk Rfv 15.10/004 003, heeft de Rfv geadviseerd over de vervanging in het provinciefonds van de maatstaf elektriciteitsverbruik door de maatstaf warmtekrachtkoppeling. Mede namens de staatssecretaris van Financiën ga ik hierna op beide adviezen in.

PORgf2000 en PORpf2000

Onderdeel van de begroting 2000 van het gemeentefonds en van het provinciefonds zijn het PORgf2000 en het PORpf2000 (kamerstukken II 99/00, 26 800 B en C). Op 21 september 1999 heb ik daarover de Rfv om advies gevraagd. Dat advies heb ik op 7 oktober 1999 ontvangen.

De Rfv spreekt zijn waardering uit voor het informatiegehalte van beide rapporten. Ik zal mij blijven inspannen voor een adequaat informatiegehalte van de beide onderhoudsrapporten.

De Rfv adviseert zo vroeg mogelijk in de beleidsprocessen te onderkennen of een verdeelvraag aan de orde zal komen. Als dit het geval is, acht hij het raadzaam de inhoudelijke beleidskant en de financiële verhoudingskant in samenhang te bezien. Daarnaast meldt de Rfv een korte analyse te hebben gemaakt van de invoeringstermijnen van rijksregelingen bij de mede-overheden. Hij concludeert dat zich hier soms problemen voordoen bij met name specifieke uitkeringen. Hij bepleit daarom in bepaalde situaties een verlenging van de invoeringstermijn van drie naar zes maanden. Ik onderschrijf het oordeel van de Rfv over het belang van de beide aspecten, een tijdige onderkenning van een eventueel verdeelvraagstuk en een toereikende invoeringstermijn. De jaarlijkse onderhoudsrapporten zijn in potentie een geschikt instrument om die aspecten ten volle tot hun recht te laten komen. Eén van de hoofdstukken betreft immers het in een zo vroeg mogelijk stadium en het zo volledig mogelijk inventariseren van nieuwe beleidsvoornemens met financiële consequenties voor gemeenten en provincies. Ik zal met kracht verder werken aan de doelstelling van deze rapporten. Ook de uitwerking van de geïnventariseerde voornemens verdient aandacht. Ik zal daarbij streven naar verdere verbeteringen op de punten die de Rfv aandraagt.

Op verschillende plaatsen maakt de Rfv opmerkingen over afzonderlijke dossiers, te weten de gemeentelijke investeringen in rioleringen, het rekentarief OZB in het gemeentefonds, de jeugdzorg en de maatstaf warmtekrachtkoppeling in het provinciefonds. Op laatstgenoemd onderwerp wordt in de navolgende paragraaf ingegaan. De opmerkingen over de andere onderwerpen zullen bij de afhandeling van de afzonderlijke dossiers worden betrokken. Overigens wijst de Rfv terecht op een omissie in de agenda van het PORgf2000, te weten het ontbreken van het onderwerp rekentarief OZB. Dat onderwerp hoort inderdaad in de agenda thuis.

De opmerkingen van de Rfv over zijn werkprogramma geven mij geen aanleiding tot een reactie.

Vervanging maatstaf elektriciteitsverbruik door warmtekrachtkoppeling in het provinciefonds

Op 12 juli 1999 heb ik de Rfv advies gevraagd over de voorgenomen vervanging van de maatstaf elektriciteitsverbruik door de maatstaf warmtekrachtkoppeling, gecombineerd met de maatstaf inwoners. De reden voor deze vervanging is ook uitgebreid aan de orde geweest in het bovengenoemde PORpf2000. De Rfv heeft op 14 september 1999 geadviseerd.

In zijn advies heeft de Rfv samengevat het volgende geconcludeerd:

1) De vervanging van de maatstaf elektriciteitsverbruik door de maatstaf warmtekrachtkoppeling is op korte termijn wenselijk.

2) Op langere termijn zijn er een aantal factoren die vraagtekens kunnen zetten bij de vervanging. Dit zijn de ontwikkelingen op milieu- en energiegebied in hun algemeenheid, en de ontwikkelingen van de warmtekrachtkoppeling in het bijzonder. De dynamiek van de maatstaf warmtekrachtkoppeling zou wel eens groter kunnen zijn dan die van het cluster water en milieu, waar de maatstaf elektriciteitsverbruik en dus de maatstaf warmtekrachtkoppeling deel van uitmaken. Hierdoor kan de relatie tussen de kosten die provincies voor milieubeleid maken en warmtekrachtkoppeling een te globale zijn. Daarom is het raadzaam op korte termijn het hele ijkpunt water en milieu te herijken. Bij deze herijking kunnen dan ook andere maatstaven, zoals het aantal bedrijfsvestigingen naar grootte en/of typeklasse worden overwogen.

3) De wijze waarop de fondsbeheerders de maatstaf warmtekrachtkoppeling van de beschikbare data hebben geconstrueerd is goed.

4) De maatstaf elektriciteitsverbruik wordt vervangen door de maatstaf warmtekrachtkoppeling, maar een deel wordt ook overgenomen door de maatstaf inwoners. Dit is een goede keuze, maar de verhouding waarin dit gebeurt: 50% via warmtekrachtkoppeling en 50% via inwoners kan beter worden veranderd in 40% via warmtekrachtkoppeling en 60% via inwoners. Voordeel van deze verhouding is de geringere herverdeeleffecten en het ondervangen van de relatief grote dynamiek van de maatstaf warmtekrachtkoppeling.

Ik kan mij goed vinden in het advies van de Rfv.

Ik ben mij bewust van de grote dynamiek die de maatstaf warmtekrachtkoppeling kent, evenals van de ontwikkelingen op milieu- en energiebeleid in het algemeen. Ik zal daarom in het komende PORpf uitgebreid aandacht besteden aan de nieuwe maatstaf en het cluster water en milieu.

De Rfv adviseert de maatstaven warmtekrachtkoppeling en inwoners in de verhouding 40%–60% in te voeren in plaats van de door mij voorgenomen 50%–50%. De eerste reden die de Rfv hiervoor geeft is dat de herverdeeleffecten dan minder zijn. Herverdeeleffecten kunnen echter op diverse wijzen worden bezien. Behalve het minimaliseren van de herverdeeleffecten in guldens per inwoner kan bijvoorbeeld ook worden gekeken naar het minimaliseren van het negatieve herverdeeleffect voor de afzonderlijke provincies. Het tweede argument van de Rfv voor de verhouding 40% – 60% is dat de verwachte hoge dynamiek van de maatstaf zo beter ondervangen kan worden. Zoals gezegd, ben ik mij bewust van deze dynamiek. Ik kan er mee instemmen een iets hoger gewicht aan de dynamiek te geven. Ik zal het advies van de Rfv om een verhouding 40% – 60% te hanteren opvolgen. Wel merk ik daarbij op dat deze verhouding ook in het PORpf geëvalueerd zal worden.

Concluderend zal per 1 januari 2001 de maatstaf elektriciteitsverbruik worden vervangen door de maatstaf warmtekrachtkoppeling, in combinatie met de maatstaf inwoners. In de meicirculaire van 2000 zal ik hier verder over berichten, evenals in het PORpf2001.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven