nr. 37
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 16 februari 2000
Middels uw stenogram d.d. 15 februari jl. mocht ik kennis nemen van het
verzoek van uw Kamer geïnformeerd te worden over de inhoud van enkele
op 14 februari jl. door mij gedane uitspraken met daarbij een toelichting
op het waarom van die uitspraken.
In antwoord op het eerste deel van dit verzoek mag ik u verwijzen naar
de bijlage van dit schrijven waarin de meest relevante passages uit de door
mij op 14 februari jl. gehouden toespraak zijn opgenomen.
Omtrent het waarom van mijn uitspraken kan ik kort zijn.
Zowel noodzakelijke investeringen in de kwaliteit van onze samenleving
als een reductie van onze nationale schuld en, daarmee verbonden, de rentelasten
zijn ondersteunend bij het beantwoorden van vragen waarvoor de voortgaande
vergrijzing ons nu en in de toekomst stelt. De gunstiger economische ontwikkeling
die zich aftekent biedt ons reëel perspectief op het boeken van voortgang
op beide sporen.
De Minister-President,
De Minister van Algemene Zaken,
W. Kok
BIJLAGE Passages uit toespraak van minister-president
W. Kok t.g.v. presentatie PvdA-discussienota «De Kleur van Grijs»,
Pulchri Studio, 14 februari 2000
Deze nota nodigt uit tot discussie. Een discussie die extra reliëf
krijgt tegen de achtergrond van uitzicht op een verdwijnend EMU-tekort enerzijds
en een nog altijd veel te hoge staatsschuld.
Nieuwe inzichten laten zien dat de huidige verwachtingen met betrekking
tot economische groei, begrotingstekort en werkgelegenheid in sterk gunstige
zin afwijken van de behoedzame aannames van het regeerakkoord. We staan voor
nieuwe afwegingen, met de afgesproken spelregels als uitgangspunt.
Ik verzeker u dat het kabinet bij het maken van die afwegingen niet alleen
de korte termijn zal betrekken, maar dat het ook en vooral de vereisten waaraan
onze samenleving op de langere termijn moet voldoen, daarin volop een plaats
zal geven.
De arbeidsparticipatie onder onze potentiële beroepsbevolking zal
nog verder moeten toenemen.
Het succes van de laatste jaren zal met behulp van nieuwe instrumenten
kunnen worden voortgezet als we opleidingen verbeteren en ouderen langer de
kans geven én aanmoedigen aan het werk te blijven, mits hun gezondheid
het toelaat natuurlijk.
De kosten van gezondheidszorg zullen uit de aard der zaak gestaag toenemen
en vragen om budgettaire inpassing, met alle aandacht die daarbij ook voor
de organisatie en het aanbod van de zorg nodig is.
En tot slot – voor dit moment – zal moeten worden voorkomen
dat de economische ontwikkeling in haar eigen staart bijt. Alle aandacht moet
dus uitgaan naar een hoogwaardig arbeidsaanbod, door innovatie, scholing en
opleiding, naar een moderne infrastructuur en naar niet aflatende prioriteit
voor het milieu.
Want een deel van de antwoorden op de sleutelvragen in deze nota bestaat
uit het voortzetten en versterken van het effectieve beleid van de afgelopen
jaren.
Bij het verdelen van de meevallers van nu gaat het niet in de eerste plaats
om de wedstrijd tussen òf «meer uitgaven» òf «minder
schuld». Het lijkt een beetje een digitaal dual: òf het een òf
het ander.
Voor beide is ruimte binnen de huidige mogelijkheden en beide zijn nodig
voor de kwaliteit van onze gezamenlijke toekomst.
Kiezen voor die gezamenlijke toekomst is belangrijker – dat heeft
ook ons verleden bewezen – dan korte termijn gewin voor wie de neiging
heeft wel heel erg aan de portemonnee van vandaag te denken.
Als we de vruchten die we nu oogsten langs het spoor van noodzakelijke
uitgaven in combinatie met dat andere spoor, het spoor van schuldvermindering
(ook via het AOW-fonds), inzetten voor later, zullen we de opgaven die alle
kleuren grijs ons straks stellen beter aankunnen.