Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26733 nr. 14 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26733 nr. 14 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 4 maart 2002
De beleidsreactie Variëteit in de basis van het voortgezet onderwijs van 14 december jl. (Kamerstuk 26 733, nr. 13) verwoordt het kabinetsstandpunt op het advies van de Onderwijsraad over de basisvorming. In deze notitie is aangegeven dat het kabinetsstandpunt tegelijkertijd verzonden is naar de onderwijsorganisaties.
Over de beleidsreactie is overleg gevoerd met besturenorganisaties, personeelvakorganisaties, vakinhoudelijke verenigingen, de VVO, de Groep Educatieve Uitgeverijen, ouderorganisaties en het LAKS. Ook is gesproken met de Inspectie van het onderwijs. Deze brief is een weerslag van hun reacties. Eén van de thema's in de gesprekken was de invulling van de betrokkenheid van de organisaties en hun achterban bij het ontwikkelingstraject volgend uit de beleidsreactie.
De opbouw van deze brief is als volgt. Eerst wordt een korte samenvatting gegeven van de voorstellen in Variëteit in de basis van het voortgezet onderwijs (1). Vervolgens wordt een weergave gegeven van de gesprekken die zijn gevoerd met de onderwijsorganisaties over de inhoud (2) en het ontwikkelingsproces (3).
1. Variëteit in de basis van het voortgezet onderwijs
Kort worden hier de voornaamste voorstellen in de beleidsreactie Variëteit in de basis van het voortgezet onderwijs genoemd, die ook de basis vormden voor het overleg met de organisaties.
• Het voorstel van de Onderwijsraad om onderscheid te maken tussen een kerncurriculum en een differentieel curriculum wordt overgenomen, evenals het voorstel om het kerncurriculum in tijdsbeslag te normeren op tweederde van twee jaar.
• Ook de keuze voor de vakken in het kerncurriculum (Nederlands, Engels, wiskunde, geschiedenis/staatsinrichting, aardrijkskunde, lichamelijke opvoeding, de kunstvakken en het leergebied science) wordt overgenomen. Het leergebied science wordt echter niet al in 2004 verplicht in het kerncurriculum opgenomen. Gelet op het ingrijpende karakter van de invoering wordt gekozen voor een ontwikkelingstraject en een gefaseerde invoering van science. De ontwikkeling van verschillende varianten voor dat leergebied wordt ter hand genomen, waarin aspecten van veilig en gezond gedrag worden opgenomen. De voor science geschetste werkwijze wordt ook gekozen voor andere leergebieden.
• De keuzevrijheid van scholen met betrekking tot de invulling van het differentieel curriculum wordt ingeperkt door de opdracht aan de school om zorg te dragen voor doorlopende leerlijnen naar de bovenbouw van het vmbo en de tweede fase, door de eisen die in het Inrichtingsbesluit W.V.O. zijn opgenomen voor de moderne vreemde talen en Latijn en Grieks, en door de voor het voortgezet onderwijs geldende verplichtingen uit het Europees Handvest voor streektalen of talen van minderheden ten behoeve van de Friese taal in de provincie Fryslân.
• ICT maakt integraal onderdeel uit van de vakken van het kerncurriculum.
• Er komt geen verplicht, centraal programma van toetsing en afsluiting (PTA) voor de basisvorming, zoals de Onderwijsraad dat voorstelt.
• Het Kabinet kiest ervoor meer niveaus aan te brengen in de basisvorming dan de drie niveaus die de Onderwijsraad adviseerde, door de kerndoelen te relateren aan de examenprogramma's in het voortgezet onderwijs. Voorgesteld wordt de kerndoelen van de vakken die niet voor iedereen examenvakken zijn, voor het vmbo te concretiseren in een leerstandaard op het niveau van de theoretische/gemengde/ kaderberoepsgerichte leerweg.
• Aangegeven is dat onderwijsvernieuwingen tijd en energie kosten en dat in het kader van schoolbudgetten en een financiële impuls voor schoolontwikkeling een betekenisvolle stap gezet is. Het is van belang voor het succes en het vertrouwen van de scholen dat deze inzet de komende jaren wordt doorgezet. Uiteraard is één en ander afhankelijk van de keuzes die het nieuwe Kabinet maakt.
• In het ontwikkel- en invoeringsproces zal een koppeling worden gelegd tussen schoolontwikkeling en Integraal Personeelsbeleid.
• Een commissie zal met een welomschreven opdracht worden gevraagd om in nauw overleg met de scholen uitwerkingsvoorstellen te ontwikkelen.
• De mogelijke personele consequenties van de veranderingen zullen worden geïnventariseerd en besproken met de organisaties.
De organisaties hebben op hoofdlijnen instemmend gereageerd op het onderwijskundige, inhoudelijke deel van de beleidsreactie. Naar aanleiding van het overleg is de invulling van het vervolgtraject nader geconcretiseerd.
Met de voorstellen voor de basisvorming in de beleidsreactie Variëteit in de basis van het voortgezet onderwijs is een balans gezocht tussen horizontale en verticale doorstroommogelijkheden, tussen de positie van de basisvorming in relatie tot de beroepskolom en de profielen in de tweede fase, tussen algemene vorming en doorstroming. De organisaties ondersteunen die inzet. Ook zij benadrukken dat aanpassingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs worden beïnvloed door en invloed hebben op de andere onderdelen van het stelsel.
Door de organisaties is opgemerkt dat de voorgestelde maatregelen gericht op het wegnemen van de knelpunten in de basisvorming geen belemmering moeten vormen voor de gewenste ontwikkelingen voor de langere termijn naar competenties als ordeningsprincipe voor leerstof in met name het vmbo. Tegelijkertijd zou aangesloten moeten worden bij oplossingen die in de praktijk door scholen voor de knelpunten zijn ontwikkeld.
De voorstellen in Variëteit in de basis van het voortgezet onderwijs bieden hiervoor ruimte. Bij het ontwikkelings- en invoeringstraject worden scholen betrokken. In de commissie die de kerndoelen gaat herordenen en herformuleren zal worden voorzien in deskundigheid op het terrein van schoolontwikkeling en op het terrein van competenties.
Voor het beperken en actualiseren van de huidige set kerndoelen tot een set kerndoelen die aangeboden kan worden in 2/3 van de genormeerde tijdsduur van twee jaar, bestaat breed draagvlak. De kerndoelen van het kerncurriculum van het voortgezet onderwijs worden beschouwd als een pakket van kennis, vaardigheden en attituden dat onderdeel moet zijn van het onderwijsprogramma van alle leerlingen. Ze vormen de basis voor het maatschappelijk en beroepsmatig functioneren en zijn een essentiële schakel in de doorlopende leerlijn van primair onderwijs naar de bovenbouw van het voortgezet onderwijs.
De organisaties delen de gedachte achter het kerncurriculum en differentieel curriculum, zoals voorgesteld door de Onderwijsraad. Het onderscheid geeft scholen de ruimte een programma samen te stellen dat beter is toegesneden op hun leerlingenpopulatie(s), meer mogelijkheden biedt tot schoolprofilering en minder te kampen heeft met overladenheid en versnippering. Ook de keuze voor de vakken in het kerncurriculum kan op instemming rekenen. De beleidsinzet voor ICT wordt zo geformuleerd dat de doelen voor ICT binnen het kerncurriculum in samenhang worden gerealiseerd. Hierdoor kunnen scholen keuzen maken in de uitvoering: of als onderdeel van (een deel van) de vakken of als afzonderlijk vak, of beide.
Er is draagvlak voor de stelling dat leergebieden met name voor het vmbo een pedagogisch – didactische meerwaarde kunnen hebben. De concrete invulling van verschillende modaliteiten van leergebieden en de schoolsoorten waar deze leergebieden kunnen worden ingezet, zal in het ontwikkel- en invoeringstraject worden uitgewerkt.
In het overleg is benadrukt dat keuzevrijheid van scholen plaatsvindt binnen een aantal kaders, en dat dit ook helder gecommuniceerd moet worden naar het onderwijsveld en ouders en leerlingen. De keuze van vakken in het differentieel curriculum moeten scholen relateren aan de leerlijnen van (groepen) leerlingen. Dat betekent dat scholen worden uitgedaagd de differentiële ruimte voor (groepen van) leerlingen zó in te vullen, dat doorstroom naar leerwegen of profielen wordt bevorderd.
Invoering van een kerncurriculum en een differentieel curriculum (in meerdere varianten), vraagt het één en ander van scholen. Keuzes op schoolniveau ten aanzien van inhoud en vormgeving van het differentieel curriculum, onderwijsduur en leergebieden moeten weloverwogen keuzes van professionals zijn, gebaseerd op onderwijsinhoudelijke en/of pedagogisch-didactische argumenten. Dit stelt eisen aan het beleidsvoerend vermogen van scholen. Het (toenemend) belang van medezeggenschap van zowel personeel als van ouders en leerlingen is evident. Met de organisaties is afgesproken dat beide thema's: medezeggenschap en het beleidsvoerend vermogen van scholen, in het invoeringsproces een plaats krijgen en dat aandacht gegeven zal worden aan de communicatie daarover.
In dit verband is tevens naar voren gebracht dat aandacht gegeven moet worden aan het derde leerjaar, met name in het havo/vwo. Toegezegd is met scholen in projectverband handreikingen te ontwikkelen over de invulling van verschillende modellen voor dit derde jaar, waarbij goede aansluiting op de tweede fase uitgangspunt is.
Het belang van horizontale en verticale doorstroming en doorlopende leerlijnen voor groepen van leerlingen én voor individuele leerlingen wordt door alle gesprekspartners onderkend. In Variëteit in de basis van het voortgezet onderwijs wordt ervoor gekozen meer niveaus aan te brengen in de basisvorming dan de drie niveaus die de Onderwijsraad adviseerde, door de kerndoelen te relateren aan de examenprogramma's van de verschillende schoolsoorten in het voortgezet onderwijs. In het programma worden de kerndoelen ingevuld binnen het systeem van schoolsoorten en dakpanconstructies. Dit bevordert de flexibiliteit en de mogelijkheden tot tussentijdse wisselingen van schoolsoort. De organisaties staan achter deze benadering.
Het formuleren van leerstandaarden heeft in de gesprekken met de organisaties bijzondere aandacht gekregen. Onder leerstandaard wordt hier verstaan een concretisering van de kerndoelen op één niveau – namelijk dat van de theoretische/gemengde/kaderberoepsgerichte leerweg – voor vakken die niet voor alle leerlingen examenvakken zijn (wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis/staatsinrichting en de natuurwetenschappelijke en technische vakken). Leerstandaarden zijn bedoeld als concreet oriëntatiepunt in het leerstofaanbod om scholen te stimuleren zo veel mogelijk kinderen zo ver mogelijk te brengen. Verder vormen leerstandaarden het uitgangspunt voor het inspectietoezicht en de richtlijn voor methodeontwikkeling. Ten slotte wordt met leerstandaarden beoogd de horizontale en verticale doorstroom te bevorderen. Deze uitgangspunten worden door de organisaties onderschreven. Een deel van de organisaties vreest dat het instrument zich ontwikkelt tot een toetsinstrument waarbij leerlingen de maat wordt genomen. Dat wijzen zij af. Het wordt in de Kabinetsvoorstellen ook niet beoogd. Alle organisaties konden zich vinden in de benadering dat leerstandaarden als norm fungeren voor scholen wat betreft het aanbod en de verantwoording daarover aan inspectie en ouders/leerlingen.
In de beleidsreactie is eerder aangegeven dat nader bezien zal worden of voor de basisberoepsgerichte leerweg leerstandaarden zinvol zijn. In het overleg met de organisaties is opgemerkt dat voor de basisberoepsgerichte leerweg vooral ingezet moet worden op een pedagogisch-didactisch concept dat leerlingen bij de les houdt en motiveert voor verder onderwijs. Toegezegd is dit in het ontwikkeltraject en als opdracht aan de commissie voor de kerndoelen mee te geven.
3. Voorstel voor het vervolgtraject
Naast inhoudelijke reacties op Variëteit in de basis van het voortgezet onderwijs, is in de gesprekken met de onderwijsorganisaties nader ingegaan op het ontwikkelings- en implementatieproces volgend uit de beleidsreactie. Daarbij is ook ingegaan op de gewenste en mogelijke invulling van de betrokkenheid van de organisaties en hun achterban. Deze reacties hebben geleid tot een aanscherping van het ontwikkelingsproces, zoals hieronder wordt beschreven.
Afhankelijk van de besluitvorming in de Tweede Kamer zal vanaf maart 2002 een ontwikkelings- en implementatietraject gestart worden. Begonnen wordt met het instellen van een onafhankelijke commissie van generalisten. Daarin zal in ieder geval deskundigheid worden gezocht op het terrein van schoolontwikkeling en -organisatie, op competenties en leergebieden, op leermiddelenontwikkeling en -productie, op het opleiden van leraren en op de deelterreinen van het onderwijsstelsel en onderwijsontwikkelingen.
Zoals is aangegeven in Variëteit in de basis van het voortgezet onderwijs behoort tot de opdracht van de commissie het ontwikkelen van een vernieuwde set kerndoelen voor het kerncurriculum en het doen van voorstellen en het ontwikkelen van modaliteiten van leergebieden. Ook zal de commissie gevraagd worden leerstandaarden te ontwikkelen vanuit de uitgangspunten die eerder in deze brief zijn genoemd.
Het overleg met de organisaties leidt tot de volgende aanscherpingen:
• het schetsen van doorlopende leerlijnen naar de bovenbouw van het vmbo en de 2e fase havo/vwo (ook ten aanzien van het derde leerjaar);
• het geven van handreikingen voor invoering van bovengenoemde producten en processen in concrete schoolsituaties – inclusief de positie van de medezeggenschap hierin en met name ten aanzien van leergebieden;
• de consequenties voor de methodeontwikkeling;
• het doen van aanbevelingen voor een aansprekend pedagogisch en didactisch concept voor de basisberoepsgerichte leerweg;
• het rekening houden met mogelijke consequenties uit het advies van de Commissie-Wijnen inzake de kerndoelen voor het primair onderwijs.
Om het draagvlak voor vernieuwing zo groot mogelijk te laten zijn en recht te doen aan de professionaliteit in de scholen, worden de verschillende geledingen betrokken bij de werkzaamheden van de commissie: leraren, schoolleiding, ouders en leerlingen. Te denken valt aan (groepen van) scholen, docentenpanels, ouderpanels en leerlingenpanels. In elk geval zullen de personeelvakorganisaties, het platform van vakinhoudelijke verenigingen VVVO, de VSWO en de VVO betrokken worden.
De Onderwijsraad bepleit de invoering van de «basisvorming nieuwe stijl» in 2004. Gezien de complexiteit van de veranderingen en de wens aan te sluiten bij bestaande ontwikkelingen in de scholen, en vanwege randvoorwaarden met betrekking tot onder meer leermiddelenontwikkeling wordt gekozen voor een meer vloeiende ontwikkeling. Binnen dit traject wordt ernaar gestreefd in 2004 het wettelijk kader gereed te hebben. Verwacht wordt dat de invoering van leergebieden vooral na 2004 plaats heeft. Datzelfde kan voor sommige vakken gelden indien de kerndoelen van dat vak ingrijpend gewijzigd worden.
Er wordt voorzien in een communicatiemodel richting onderwijsveld, ouders en leerlingen. Onderdeel daarvan zal onder meer zijn de opdracht aan de commissie en de wijzigingen in de wettelijke kaders rondom de basisvorming.
Van de zijde van de organisaties is er tenslotte nadrukkelijk op gewezen dat de invoering van de voorgestelde maatregelen staat of valt met voldoende beschikbaarheid van middelen en/of tijd voor scholen om zaken vorm te geven. Men vindt dat dit bij de komende coalitiebesprekingen een belangrijk thema zou moeten zijn. Dat sluit aan bij de opmerkingen hierover in Variëteit in de basis van het voortgezet onderwijs.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26733-14.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.