26 730 (R 1640)
Wijzigingen van het op 3 september 1976 te Londen totstandgekomen Verdrag en de Exploitatie-overeenkomst inzake de Internationale Organisatie voor Mobiele Satellieten (Inmarsat); Londen, 24 april 1998

nr. 330a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 6 mei 1999 en het nader rapport d.d. 26 juli 1999, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 16 februari 1999, no. 99.000667, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt wijzigingen van het op 3 september 1976 te Londen totstandgekomen Verdrag en de Exploitatieovereenkomst inzake de Internationale Organisatie voor Mobiele Satellieten (Inmarsat); Londen, 24 april 1998, met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 16 februari 1999, nr. 99.000667, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake de bovenvermelde verdragswijzigingen rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 mei 1999, nr. W09.99.0056/V/K, bied ik U hierbij aan.

1. In de toelichtende nota, onder Algemeen, wordt aangegeven dat Inmarsat een algehele herstructurering heeft ondergaan die is ingegeven door het feit dat die organisatie in de loop der tijd haar werkterrein en bevoegdheden heeft uitgebreid van maritieme naar mobiele satellietcommunicatie ten behoeve van land- en luchtvaartverkeer. Voorts wordt gesteld dat het door de toegenomen concurrentie in het aanbod van mobiele satellietdiensten noodzakelijk wordt geacht dat de Inmarsat-satellietsystemen worden geëxploiteerd via een privaatrechtelijke onderneming en niet langer via een intergouvernementele organisatie (voorgestelde zesde preambule Verdrag). Die conclusie kan de Raad van State van het Koninkrijk zonder verdere uiteenzetting op grond van de hiervoor gegeven argumenten niet trekken. Bovendien is het het college zonder die nadere uiteenzetting niet duidelijk dat, zoals in de toelichting wordt opgemerkt, op die manier wordt gewaarborgd dat deze satellietsystemen commercieel levensvatbaar blijven en dat de mondiale maritieme satellietcommunicatiediensten ten behoeve van het door de Internationale Maritieme Organisatie opgerichte Wereldomvattend Maritieme Systeem voor Noodgevallen en Veiligheid (GMDSS) worden gecontinueerd.

De Raad adviseert de toelichting op beide punten te verduidelijken.

1. Overeenkomstig 's Raads advies is de tweede alinea van het hoofdstuk Algemeen aangepast.

2. De hiervoor genoemde privatisering brengt mee dat ervoor is gekozen in de verdragsbepalingen geen nadere bepalingen meer op te nemen met betrekking tot de aanpak van een aantal hierna te noemen aangelegenheden door de nieuwe onderneming. In plaats daarvan wordt een en ander overgelaten aan die onderneming, zij het dat die verplicht is dat te doen met inachtneming van de in de preambule en in met name de voorgestelde artikelen 3 en 4 vermelde uitgangspunten en doelstellingen en het toezicht van de organisatie. Ter voorkoming van onduidelijkheid over de aanpak en uitvoering van een aantal taken en over de financiering van de onderneming beveelt de Raad aan in de toelichting een uiteenzetting op te nemen over de volgende aangelegenheden.

a. Het voorgestelde artikel 13 vervangt artikel 27 en is sterk bekort door weglating van het gedeelte waarin was opgenomen met welke bijzondere regelgeving de organisatie rekening diende te houden bij het verrichten van haar taken. Gelet op de aard van die regelgeving acht het college het noodzakelijk dat in de toelichtende nota wordt uiteengezet waarom dat gedeelte achterwege is gelaten. De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

b. De voorgestelde wijziging van artikel XVII, tweede lid, van de Exploitatieovereenkomst heeft tot gevolg dat die overeenkomst, zoals ook in de toelichtende nota is aangegeven, geacht wordt te zijn beëindigd op het moment dat de wijziging van het verdrag betreffende het vervallen van de daarin opgenomen verwijzingen naar exploitatieovereenkomst van kracht wordt. Daarmee vervalt ook artikel III van de Exploitatieovereenkomst waarin is geregeld op welke wijze de ondertekenaars van het verdrag in de kapitaalbehoefte en de exploitatiekosten van de Intergouvernementele organisatie dienen te voorzien. In het voorgestelde verdrag is een vergelijkbare bepaling niet opgenomen, De Raad acht het van belang dat in de toelichting wordt uiteengezet op welke wijze de ondertekenaars als nieuwe investeerders in de financiële behoeften van de onderneming, bedoeld in het voorgestelde artikel 1, zullen voorzien. Daarbij ware tevens te betrekken de mogelijke rol die de in het voorgestelde artikel 4 genoemde Algemene-dienstenovereenkomst en de daaraan te geven goedkeuring door de organisatie spelen, alsmede de mogelijke invloed die de ondertekenaars kunnen uitoefenen op de exploitatiekosten van de onderneming en daarmee op de hoogte van de financiële bijdragen.

c. Als gevolg van de privatisering is het niet mogelijk om ook de ondernemingen (artikel 1, onder b, «The Company») onder de werking te brengen van artikel 15, inzake de geschillenbeslechting.

De vraag rijst met welke rechtsmiddelen de beslechting plaats kan hebben waarbij een «company» is betrokken. De Raad adviseert in de toelichtende nota aan dit onderwerp aandacht te besteden.

2.a. In de artikelsgewijze toelichting wordt thans een uitleg gegeven van de bekorting in artikel 13;

2.b. de toelichting is uitgebreid met een uiteenzetting over de kapitaalbijdrage aan de privaatrechtelijke onderneming en de mogelijke invloed op de exploitatiekosten van die onderneming; en

2.c. de toelichting op artikel 15 is uitgebreid met een passage over het beslechten van geschillen waarbij de privaatrechtelijke onderneming betrokken is.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde wijzigingen worden overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

P. J. Boukema

Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen de verdragswijzigingen vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

E. L. Herfkens

Naar boven