26 722
Verbetering van een aantal wetten (Veegwet SZW 1999)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 november 1999

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 (Algemene bijstandswet) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

De artikelen 128 en 137a vervallen.

B

Na artikel 14 wordt een nieuw artikel 14a ingevoegd, luidende:

Artikel 14a Wet inkomensvoorziening kunstenaars

Artikel 32 van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars komt te luiden:

Artikel 32

De artikelen 121 tot en met 127 van de Algemene bijstandswet zijn van overeenkomstige toepassing.

C

Aan artikel 15 (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

De artikelen 51 en 59a vervallen.

D

Aan artikel 16 (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

De artikelen 51 en 59a vervallen.

E

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Deze wet treedt, met uitzondering van de artikelen 1, onderdeel D, 6, 14a, 15, onderdeel C, 16, onderdeel C, en 19, onderdeel A, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

2. Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. De artikelen 1, onderdeel D, 14a, 15, onderdeel C, en 16, onderdeel C, treden in werking met ingang van 1 januari 2000.

Toelichting

Bij brief van 1 oktober 1999 is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Voorzitter van de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal aangeboden het ontwerp-Besluit houdende vaststelling van het tijdstip waarop de verplichte inkoop van dienstverlening bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie wordt afgeschaft (SOZA-99–740). Aanbieding van genoemd ontwerp-besluit was noodzakelijk ingevolge artikel 33, vierde lid, van de Invoeringswet Arbeidsvoorziening. Genoemde wet bepaalt, dat het ontwerp-besluit niet wordt vastgesteld dan nadat vier weken zijn verstreken na kennisgeving van het voornemen tot afschaffing van de verplichte inkoop aan de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Deze brief is door de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 12 oktober jl. voor kennisgeving aangenomen.

De Eerste Kamer heeft, door genoemde datum te laten expireren, eveneens met het voornemen ingestemd.

Genoemd ontwerp-besluit bepaalt de afschaffingsdatum van de verplichte inkoop op grond van onder andere de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) op 1 januari 2000. Met ingang van 1 januari 2000 gaan de genoemde inkoopgelden, zoals in de nota van toelichting bij het ontwerp-besluit is aangegeven, op in het scholings- en activeringsbudget van de Wet inschakeling werkzoekenden.

In het genoemde ontwerp-besluit is aangekondigd dat zo mogelijk via de Veegwet SZW 1999 de bepalingen die betrekking hebben op de inkoop van dienstverlening door gemeenten bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of derden met ingang van 1 januari 2000 uit de Abw, IOAW en IOAZ worden gehaald. Met deze nota van wijziging wordt dit voornemen uitgevoerd.

De Wet inkomensvoorziening kunstenaars is tenslotte aangepast om er voor de zorgen dat niet meer naar het, met dit wetsvoorstel, vervallen artikel 128 van de Abw wordt verwezen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Naar boven