26 722
Verbetering van een aantal wetten (Veegwet SZW 1999)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Algemeen deel

1.1 Inleiding

Bij deze wet worden in diverse wetten verbeteringen aangebracht. Het betreft hier met name taalkundige verbeteringen, het corrigeren van onjuiste verwijzingen, en het laten vervallen van artikelleden of onderdelen daarvan, die als gevolg van eerdere wetswijzigingen overbodig zijn geworden.

Daarnaast wordt voorzien in een wijziging die in vrijwel alle socialeverzekeringswetten gevolgen heeft. Het betreft het opschorten van het vervallen van het Besluit beslistermijnen sociale verzekeringswetten.

Bij het opstellen van deze wet is een strenge selectie gemaakt ten aanzien van de op te nemen wetswijzigingen. Beoogd wordt hiermee uitvoering te geven aan de toezegging van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gedaan tijdens de behandeling van de Veegwet SZW 1998 in de Eerste Kamer om geen inhoudelijke voorstellen meer te zullen opnemen in een voor louter technische onderwerpen bedoelde veegwet (Kamerstukken II 1998/99, 26 239 nr. 109a I en 109c I). Gevolg hiervan is echter dat er, naast deze wet, in de loop van het jaar nog een aantal kleinere, meer inhoudelijke wetten, bij de Kamer zal worden ingediend teneinde andere onvolkomenheden in wetten weg te nemen.

1.2 Opschorten intrekking Besluit beslistermijnen sociale verzekerings- wetten

In bijna alle socialeverzekeringswetten is geregeld dat bij algemene maatregel van bestuur (amvb) regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de termijn waarbinnen een beschikking op aanvraag dient te worden gegeven. Deze regels zijn neergelegd in het Besluit beslistermijnen sociale verzekeringswetten. Omdat het de bedoeling is de beslistermijnen in de formele wetten zelf op te nemen, is in de socialeverzekeringswetten telkens bepaald dat dit besluit op 1 januari 2000 vervalt.

De meeste nu geldende – in het besluit neergelegde – termijnen zijn langer dan de «redelijke termijn» (acht weken) uit de Algemene wet bestuursrecht. Het was de bedoeling bij het opnemen van termijnen in de socialeverzekeringswetten tegelijkertijd waar mogelijk de huidige termijnen te bekorten.

Inmiddels is echter gebleken dat een wijziging van beslistermijnen tot aanzienlijke automatiseringsaanpassingen bij de uitvoeringsinstellingen zal leiden. Om geen onnodige millenniumrisico's te lopen, is besloten de termijnen niet per 1 januari 2000 te wijzigen. Aangezien het weinig zinvol is per 1 januari 2000 de bestaande termijnen in de formele wetten op te nemen (waarna deze later dan weer bij wet ingekort zouden moeten worden), kan ook de vervaldatum van 1 januari 2000 voor het Besluit beslistermijnen sociale verzekeringswetten niet gehandhaafd worden.

Op zich zou het mogelijk zijn een nieuwe vervaldatum – bijvoorbeeld 1 januari 2001 – in de socialeverzekeringswetten op te nemen. Echter, zoals op te maken valt uit het kabinetsstandpunt «Structuur uitvoering werk en inkomen» (Kamerstukken II 1998/99, 26 448, nr. 1) is het kabinet voornemens de uitvoering van de werknemersverzekeringen (en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG)) over een aantal jaren ingrijpend te wijzigen. Indien ook het parlement zich in de voorgestelde wijzigingen kan vinden, zullen alle beslistermijnen opnieuw moeten worden bezien en zullen bovendien nieuwe beslistermijnen geregeld moeten worden. Om te voorkomen dat per 1 januari 2001 bij wet termijnen gesteld moeten worden die kort daarop weer gewijzigd moeten worden, is ervoor gekozen in de voorliggende bepalingen te regelen dat het besluit vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen datum. Dit geeft de meeste flexibiliteit: al naar gelang de (na 1 januari 2000 gelegen) datum waarop de nieuwe, kortere beslistermijnen kunnen worden ingevoerd en de datum waarop de wetgeving inzake de nieuwe uitvoeringsorganisatie werknemersverzekeringen gereed is, kan besloten worden de kortere termijnen tijdelijk te regelen via een aanpassing van het Besluit beslistermijnen sociale verzekerings-wetten, dan wel – indien deze data ver genoeg uit elkaar liggen – deze tijdelijk in de bestaande socialeverzekeringswetten op te nemen.

Om te voorkomen dat het Besluit beslistermijnen sociale verzekeringswetten toch op 1 januari 2000 vervalt, dienen de in voorliggend wetsvoorstel neergelegde wijzigingen voor 1 januari 2000 in te gaan.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Algemene bijstandswet (Abw)

Onderdeel A (artikel 50, derde lid, van de Abw)

In artikel 26 van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) zijn in artikel 113, eerste lid, van de Abw, de onderdelen e, f, en g, vervangen door twee nieuwe onderdelen, luidende: e. mee te werken aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding en aan een scholing of opleiding, die noodzakelijk wordt geacht; f. beschikbaar te zijn voor de voorzieningen van de WIW, mee te werken aan het verkrijgen van die voorzieningen, daarvan gebruik te maken en daartoe op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen. In verband hiermee wordt de in artikel 50, derde lid, onderdeel b, van de Abw thans nog voorkomende verwijzing naar artikel 113, eerste lid, onderdeel g, van de Abw, aangepast.

Onderdeel B (artikel 118, tweede lid, van de Abw)

In artikel 118 van de Abw is de verplichting van het gemeentebestuur opgenomen om elk kalenderjaar een plan en een beleidsverslag als bedoeld in artikel 110 van de Gemeentewet vast te stellen. Ingevolge artikel 110, derde lid, van de Gemeentewet geldt een verplichting tot het vaststellen van een plan of een beleidsverslag voor ten hoogste vier jaren, tenzij de bijzondere wet anders bepaalt. Zoals in de toelichting op artikel 118 van de Abw is aangegeven (Kamerstukken II, 1993/94 22 545, nr. 18) zal het kabinet bij de evaluatie van de Abw bezien of voortzetting van de in dat artikel opgenomen verplichting noodzakelijk is. Het is evenwel niet ondenkbaar dat de in artikel 110, derde lid, van de Gemeentewet opgenomen termijn van vier jaren is verstreken voordat het besluit over voortzetting van de in artikel 118 van de Abw opgenomen verplichting genomen is. Teneinde buiten twijfel te stellen, dat ook na het verstrijken van de periode van vier jaren, de in artikel 118 van de Abw opgenomen verplichting (in afwachting van de evaluatie van de Abw) van kracht blijft, wordt aan artikel 118, tweede lid, een zinsnede toegevoegd.

Onderdeel C (artikel 143, eerste lid, van de Abw)

Artikel XVI van de Wet van 9 april 1998 (terugvordering en verhaal in verband met herziening van het debiteurenbeleid; Stb. 278) beoogde in artikel 143, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) «de artikelen 14a, vierde lid, 65, vijfde lid, 86, tweede lid, 121 en 122» te vervangen door: de artikelen 14a, vierde lid, 65, vijfde lid, 86, tweede lid, 101, 121 en 122. De datum van inwerkingtreding van het hiervoor bedoelde artikel XVI was in het Besluit van 24 juni 1998 (Stb. 386) bepaald op 1 januari 1999. Door een tussentijdse vernummering van artikel 14a, vierde lid, van de Abw tot vijfde lid (Veegwet SZW 1998; datum inwerkingtreding: 31 december 1998) kon de wijziging (van artikel XVI van de Wet van 9 april 1998) strikt genomen niet meer plaatsvinden. Om elk misverstand ten aanzien van de vigerende tekst van artikel 143, eerste lid, van de Abw uit te sluiten wordt dit lid nu in zijn geheel vervangen.

Artikel 2 Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

artikel 5b van de AKW

Zie punt 1.2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.

Artikel 3 Algemene nabestaandenwet (ANW)

Onderdeel A (artikel 33, vijfde lid, van de ANW)

Zie punt 1.2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.

Onderdeel B (vernummering artikel 33a van de ANW)

In de wet van 26 maart 1998 tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten ten einde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland (Stb. 203), is in de ANW een nieuw artikel 33a opgenomen inzake de opschorting van de betaling van een ANW-uitkering indien degene aan wie een uitkering is toegekend een vreemdeling is die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt. Abusievelijk is dit artikel opgenomen in de afdeling betreffende het geldend maken van een uitkering in plaats van in de afdeling betreffende de betaling van de uitkering. Deze omissie wordt in dit onderdeel gecorrigeerd.

Onderdeel C (diverse leden in de artikelen 46a, 53, 54 en 55 van de ANW)

Dit onderdeel betreft een terminologische correctie. Als gevolg van een aantal recente wijzigingen van de ANW wordt in diverse artikelen van die wet de term «de Sociale Verzekeringsbank» gebruikt terwijl deze term in artikel 1, onderdeel c, van die wet al gedefinieerd is als «de Bank».

Onderdeel D (artikel 53, tweede lid, van de ANW)

Dit onderdeel betreft een taalkundige correctie die voor zich spreekt.

Onderdeel E (artikelen 67, vierde lid, en 68 van de ANW)

Bij de inwerkingtreding van de ANW is in artikel 68 een overgangsbepaling opgenomen. Deze bepaling is inmiddels uitgewerkt en kan om deze reden vervallen. In verband hiermee kan ook artikel 67, vierde lid, waarin wordt verwezen naar een uitkering op grond van artikel 68, vervallen.

Artikel 4 Algemene Ouderdomswet (AOW)

Onderdeel A (artikel 5 van de AOW)

Zie punt 1.2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.

Onderdelen B en C (artikel 9, elfde lid, en 12, eerste lid, van de AOW)

Zowel in artikel 9, negende lid, als in artikel 9, elfde lid, van de AOW wordt, weliswaar met andere woorden, de hoogte van de volledige bruto-toeslag bepaald. Het elfde lid kan derhalve, omdat het overbodig is, vervallen. Als gevolg hiervan kan ook de verwijzing in artikel 12, eerste lid, naar artikel 9, elfde lid, vervallen.

Onderdeel D (vernummering artikel 16a van de AOW)

In de wet van 26 maart 1998 tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten ten einde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland (Stb. 203), is in de AOW een nieuw artikel 16a opgenomen inzake de opschorting van de betaling van het ouderdomspensioen indien degene aan wie een ouderdomspensioen is toegekend een vreemdeling is die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt. Abusievelijk is dit artikel opgenomen tussen de artikelen betreffende het geldend maken van een uitkering in plaats van bij artikelen betreffende de betaling van de uitkering. Deze omissie wordt in dit onderdeel gecorrigeerd.

Onderdeel E (artikel 17a, eerste lid, van de AOW)

Dit onderdeel betreft een correctie van artikel 17a, eerste lid, onderdelen a en c, van de AOW. Gebleken is dat bij het opstellen van het nader gewijzigde voorstel van wet houdende wijziging van de sociale verzekeringswetten in verband met de nader vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en invordering daarvan (Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid) (Kamerstukken II 1994/95, 23 909, nr. 16), de tweede nota van wijziging op dat voorstel niet juist is verwerkt waardoor de verwijzing in artikel 17a van de AOW naar artikel 49 is vervallen. Dit onderdeel voorziet in een correctie hiervan.

Onderdeel F (artikel 17i, negende lid, van de AOW)

Dit onderdeel betreft een correctie van artikel 45, onderdeel C, van de Veegwet SZW 1998. Abusievelijk is in dat onderdeel een niet bestaand artikel 17j van de AOW gewijzigd.

Artikel 5 Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV)

Onderdeel A (artikel 3c van de CSV)

Zie punt 1.2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting

Onderdeel B (artikel 6, eerste en twaalfde lid, van de CSV)

Bij de Wet fiscale behandeling van pensioenen is verzuimd artikel 6, eerste lid, onderdeel e, onder 2° en twaalfde lid, van de CSV aan te passen. Het eerste en derde lid van dit onderdeel voorzien alsnog in deze aanpassing.

Abusievelijk is in artikel 6 van de CSV de fiscale term «inhoudingsplichtige» opgenomen in plaats van de sociale verzekeringsterm «werkgever». Het tweede lid van dit onderdeel corrigeert deze omissie.

Artikel 6 Invoeringswet herinrichting Algemene bijstandswet

(Artikel 16, eerste lid, van de Invoeringswet herinrichting Algemene bijstandswet)

Met deze bepalingen wordt bereikt, dat indien het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene bijstandswet in verband met de financiering van gemeentelijke toeslagen als bedoeld in artikel 33 van de Algemene bijstandswet (Kamerstukken II 1997/98, 25 761) niet op of voor 1 januari 2000 tot wet is verheven of wel tot wet is verheven maar op die datum niet in werking is getreden, de wijze van financiering door het Rijk van de door gemeenten toe te kennen toeslagen op grond van artikel 33 van de Algemene bijstandswet op de thans geldende wijze nog 1 jaar kan worden voortgezet.

Artikel 7 Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen (Invoeringswet Pemba)

Onderdeel A en B (artikel XIII, achtste lid, en LVII, tweede lid van de Invoeringswet Pemba)

Deze onderdelen betreft taalkundige correcties die voor zich spreken.

Artikel 8 Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (OSV 1997)

Onderdeel A (artikel 56, tweede lid, van de OSV 1997)

Dit onderdeel betreft een taalkundige correctie die voor zich spreekt.

Onderdeel B (artikel 114 van de OSV 1997)

Zie punt 1.2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.

Artikel 9 Toeslagenwet (TW)

(artikel 1a van de TW)

Zie punt 1.2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.

Artikel 10 Werkloosheidswet (WW)

(artikel 2a van de WW)

Zie punt 1.2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.

Artikel 11 Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

Onderdelen A en D (artikelen 3a en 55a van de WAZ)

In deze onderdelen worden de genoemde WAZ-artikelen, net als de andere artikelen van de WAZ, van een opschrift voorzien.

Onderdeel B (artikel 22, vijfde lid, van de WAZ)

Artikel 3, derde lid van de WAZ, is met ingang van 1 juli 1998 vernummerd tot vierde lid. Verzuimd is daarbij artikel 22 aan deze vernummering aan te passen. Tevens is verzuimd een verwijzing naar de op dat moment nieuwe delegatiebepaling in artikel 3, vijfde lid, op te nemen. Deze omissies worden in deze wet hersteld met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 1998.

Onderdeel H (artikel 95 van de WAZ)

Zie punt 1.2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.

Overige onderdelen (artikelen 23, tweede lid, 58, tweede lid, 75, vierde lid, 84, 86 en 99c van de WAZ)

De onderdelen betreffen taalkundige correcties die voor zich spreken.

Artikel 12 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG)

Onderdeel A (artikel 6a van de WAJONG)

In dit onderdeel wordt artikel 6a van de WAJONG, net als de andere artikelen van de WAJONG, van een opschrift voorzien.

Onderdeel B (artikel 50, eerste en tweede lid, van de WAJONG)

In artikel 50, eerste en tweede lid, van de WAJONG wordt verwezen naar de definitie van de term arbeid in artikel 2, vierde lid, van de WAJONG. Deze definitie staat echter in het vijfde lid van artikel 2 en niet in het vierde lid. Dit onderdeel corrigeert deze onjuiste verwijzing. De correctie werkt terug tot en met 1 januari 1998, de datum van inwerkingtreding van de WAJONG.

Onderdeel C (artikel 69 van de WAJONG)

Zie punt 1.2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.

Artikel 13 Wet financiering volksverzekeringen (WFV)

Onderdeel A (artikel 1 WFV)

Bij de Wet van 29 april 1998 tot wijziging van de Wet financiering volksverzekeringen houdende regels omtrent de maximering van het premiepercentage en de mogelijkheid van verstrekking van rijksbijdragen voor de algemene ouderdomsverzekering, alsmede omtrent de vorming van een Spaarfonds AOW (Stb. 262) is abusievelijk aan artikel 1 van de WFV een tweede onderdeel f, toegevoegd. In dit onderdeel wordt dit laatst toegevoegde onderdeel f, verletterd tot onderdeel g.

Onderdeel B (artikel 35, tweede lid, van de WFV)

Als gevolg van het inwerkingtreden van artikel 79 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten dienen de lasten die voortvloeien uit het toekennen van voorzieningen op grond van artikel 57 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) niet meer ten laste van het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds te komen.

Het vervallen van het tweede lid van artikel 35 van de WFV is hier een uitvloeisel van.

Artikel 14 Wet incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement

Dit onderdeel betreft een correctie van artikel LVII, eerste lid, van de Veegwet SZW 1997. In die wet was abusievelijk een nieuw onderdeel e (met dezelfde inhoud betreffende de onverenigbaarheid van de functies van bestuurder van het College van toezicht sociale verzekeringen, bestuurder van de Sociale Verzekeringsbank en bestuurder van het Landelijk instituut sociale verzekeringen met het lidmaatschap van de Staten-Generaal en het Europees Parlement) aan het eerste – in plaats van aan het tweede lid van artikel 1 van de Wet incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement toegevoegd. De correctie heeft terugwerkende kracht tot en met 31 december 1997, de datum van inwerkingtreding van de Veegwet SZW 1997.

Artikel 15 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeids- ongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Artikel 16 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeids- ongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)

Onderdelen A (artikelen 42, tweede lid, van de IOAW en 42, tweede lid van de IOAZ)

Voor de toelichting op deze onderdelen wordt verwezen naar de toelichting op de voorgestelde wijziging van artikel 118, tweede lid, van de Abw (artikel I, onderdeel B van deze wet).

Onderdelen B (artikelen 64a van de IOAW en 64a van de IOAZ)

In de artikelen 64a van de IOAW en 64a van de IOAZ wordt thans nog verwezen naar artikel 32 van de IOAW respectievelijk artikel 32 van de IOAZ. De artikelen 32 van de IOAW en 32 van de IOAZ zijn inmiddels (bij Wet van 25 april 1996 tot wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terug-vordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan, Stb. 248) komen te vervallen. In verband hiermee worden ook de artikelen 64a en de IOAW en 64a van de IOAZ geschrapt.

Artikel 17 Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag (WML)

(Artikel 6, eerste lid, van de WML)

Artikel 6, eerste lid, van de WML verwijst ten onrechte naar artikel 34a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. In dit onderdeel wordt dit gecorrigeerd.

Artikel 18 Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

Onderdeel A (artikel 9, onder 1°, van de WAO)

Bedoeld onderdeel g kan vervallen omdat het betreffende onderdeel g in artikel 4, eerste lid, waarnaar in artikel 9 wordt verwezen, is vervallen.

Onderdeel G (artikel 71a, zesde lid, en 75e, vijfde lid, van de WAO)

In de Veegwet 1998 is in artikel 29a van de WAO, onder vernummering van de daarop volgende artikelleden, een nieuw derde lid ingevoegd. Verzuimd is toen de verwijzing naar die vernummerde artikelleden in artikel 71a en 75e van de WAO aan te passen. Dit onderdeel voorziet daarin.

Onderdeel H (artikel 87 van de WAO)

Zie punt 2.1 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.

Overige onderdelen (artikelen 23, eerste lid, 29g, derde lid, 36a, eerste lid, 80 en aanduiding hoofdstuk IIA van de WAO)

Deze onderdelen betreffen taalkundige correcties die voor zich spreken.

Artikel 19 Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet Rea)

Onderdeel A (artikel 1, eerste lid, van de Wet Rea)

Bij het opstellen van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 is verzuimd artikel 1 van de Wet Rea aan te passen. Dit onderdeel voorziet hier alsnog in. De Arbeidsomstandighedenwet 1998 zal op een bij koninklijk besluit te bepalen datum inwerkingtreden. De inwerkingtreding van de wijziging van artikel 1 van de Wet Rea wordt daarom gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Arbeidsomstandighedenwet 1998.

Onderdelen B en F (artikel 43, eerste lid, en 81, eerste, tweede en derde lid, van de Wet Rea)

Deze onderdelen betreffen terminologische correctie. Als gevolg van een aantal recente wijzigingen van de Wet Rea wordt in diverse artikelen van die wet de term Ziektewet gebruikt terwijl deze term in artikel 1, eerste lid, van die wet al gedefinieerd is als ZW. Hetzelfde geldt ten aanzien van de aanduiding van de Wet sociale werkvoorziening die ook reeds in artikel 1 als WSW is gedefinieerd.

Onderdeel C (artikel 46, derde lid, van de Wet Rea)

Dit onderdeel betreft een correctie die voor zich spreekt.

Onderdeel D (artikel 49, vierde lid, van de Wet Rea)

Dit onderdeel betreft een taalkundige correctie.

Onderdeel E (artikel 50, eerste lid, van de Wet Rea)

Zie punt 2.1 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.

Artikel 20 Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen

(Wet TBA)

In artikel XI, vijfde lid, van de Wet TBA is geregeld dat de termijnen op grond waarvan beschikkingen op aanvraag van de stimuleringsuitkering als bedoeld in hoofdstuk II van de Wet TBA moeten worden gegeven, bij amvb worden geregeld. Deze amvb vervalt met ingang van 1 januari 2000. In diverse onderdelen van deze wet is voor de overige socialeverzekeringswetten geregeld dat deze amvb niet per 1 januari 2000 maar op een bij koninklijk besluit geregelde datum vervalt. (Voor de redenen van deze wijziging wordt verwezen naar punt 2.1 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.) Artikel XI, vijfde lid, van de Wet TBA hoeft echter niet op deze wijze te worden aangepast, aangezien inmiddels geen stimuleringsuitkeringen meer kunnen worden verstrekt. Met het oog hierop komt het betreffende artikellid (gelijktijdig met de bedoelde wijziging in de overige socialeverzekeringswetten) te vervallen.

Artikel 21 Ziektewet (ZW)

Onderdeel A (artikel 2b van de ZW)

Zie punt 2.1 van het algemeen gedeelte van deze toelichting.

Onderdeel B (artikel 7 van de ZW)

De verwijzing naar een Staatsblad is overbodig indien een wet, zoals in casu de Werkloosheidswet, een citeertitel heeft en kan daarom worden geschrapt.

Onderdeel C (artikel 8b, eerste lid, van de ZW)

Dit onderdeel betreft een correctie in artikel 8b van de ZW. De term «Onze Minister» is immers reeds in artikel 1, eerste lid, onderdeel a van de ZW gedefinieerd.

Onderdeel D (artikel 33b, tweede lid, van de ZW)

Dit onderdeel betreft een correctie van een onjuiste verwijzing naar artikel 36 in artikel 33b, tweede lid die per 1 januari 1999 ontstaan is.

Onderdeel E (artikel 38, vierde lid, en 38a, zesde lid, van de ZW)

In de Veegwet 1998 is in artikel 45a van de ZW, onder vernummering van de daarop volgende artikelleden, een nieuw derde lid ingevoegd. Verzuimd is toen de verwijzing naar die vernummerde artikelleden in artikel 38 en 38a van de ZW aan te passen. Dit onderdeel voorziet daarin.

Onderdeel F (artikel 39, derde lid, van de ZW)

Dit onderdeel betreft naast een taalkundige correctie nog een terminologische correctie.

Bij de inwerkingtreding van de OSV 1997 zijn de bedrijfsverenigingen opgeheven en vervangen door het Landelijk instituut sociale verzekeringen.

Onderdelen G en H (artikel 45, derde lid, en 45a, derde lid, van de ZW)

In de Veegwet 1998 is zowel aan artikel 45 als 45a een nieuw derde lid ingevoegd.

Daarin wordt bepaald dat in bepaalde gevallen waarin de mededelingsplicht van artikel 49 ZW is overtreden, kan worden volstaan met het geven van een waarschuwing in plaats van een maatregel of boete. Aangezien de mededelingsplicht van artikel 31, eerste lid, van de ZW grotendeels kan worden gezien als een verbijzondering van de inlichtingenplicht van artikel 49 van de ZW, werd beoogd dat aldus ook bij overtreding van de mededelingsplicht van artikel 31, eerste lid, van de ZW een waarschuwing kan worden opgelegd. Door artikel 31, eerste lid, nu ook met zoveel woorden in artikel 45, derde lid en 45a, derde lid op te nemen, wordt dit verduidelijkt.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt een andere onjuiste verwijzing in artikel 45, derde lid, van de ZW te corrigeren.

Onderdeel I (artikel 45g, derde lid, van de ZW)

Dit onderdeel bevat een taalkundige correctie en spreekt voor zich.

Onderdeel J (artikel 80, tweede lid, van de ZW)

Met de inwerkingtreding per 1 maart 1996 van de Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte, zijn de zogenaamde ziekengeldkassen opgeheven. Verzuimd is toen de verwijzing naar de afdelingskassen te schrappen. Dit onderdeel voorziet daar alsnog in.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Uitgangspunt is dat deze wet in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Voor zover er sprake is van een andere inwerkingtredingsdatum of inwerkingtreding met terugwerkende kracht, wordt voor een toelichting daarop verwezen naar de toelichting bij het betreffende onderdeel.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Naar boven