26 721
Financiële activiteiten provincie Zuid-Holland

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2000

In vervolg op mijn brief van 23 augustus 2000 (26 721, nr. 10) over het toezicht op de provinciale financiën deel ik u het volgende mee.

In mijn voornoemde brief heb ik u ook mededeling gedaan over de stand van zaken met betrekking tot het speciale toezichtsarrangement met de provincie Zuid-Holland. Daarbij heb ik onder meer melding gemaakt van het feit dat de portefeuille aan uitgezette leningen van de provincie geen risicovolle leningen meer bevatte, ook gezien vanuit het wetsontwerp financiering decentrale overheden. Dat laatste zou inhouden dat alle nog uitstaande leningen een rating hebben van tenminste single-A. Mij is inmiddels gebleken dat dit laatste niet helemaal juist is. De leningenportefeuille van de provincie bevat nog een drietal zogenaamde triple-B-leningen. Het misverstand is veroorzaakt door een interpretatieverschil tussen de provincie en mijn ministerie over het begrip «risicoloos». De provincie ging daarbij uit van een externe analyse (en de vigerende regelgeving) waarin aan triple-B-leningen een zeer gering risico wordt toegekend. Mijn ministerie gaat bij het begrip «risicoloos» uit van het wetsontwerp financiering decentrale overheden. De provincie acht het niet wenselijk deze leningen af te kopen omdat de kosten daarvan te hoog zijn in relatie tot het geringe risico dat met de leningen gepaard gaat.

Een en ander laat dan ook onverlet mijn standpunt dat ik mij kan vinden in de handelwijze van de provincie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven