26 721
Financiële activiteiten provincie Zuid-Holland

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 augustus 2000

Naar aanleiding van de behandeling in uw Kamer van de financiële activiteiten van de provincie Zuid-Holland heb ik een aantal toezeggingen gedaan ten aanzien van de uitvoering van het wettelijk toezicht op de provinciale financiën. U zie mijn brief van 27 januari 2000 (26 721, nr. 9). Gaarne vermeld ik hieronder de stand van zaken met betrekking tot deze toezeggingen.

Ten aanzien van de uitoefening van het financiële toezicht op de provincies heb ik in bovengenoemde brief de volgende toezeggingen gedaan:

1. Er komt een nieuw beleidskader toezicht.

2. Er komt een (nieuwe) beschrijving van de administratieve organisatie met betrekking tot het financiële toezicht op de provincies.

3. Er zal een jaarlijks toezichtsverslag aan uw Kamer worden verzonden.

Tevens zal ik hieronder de stand van zaken melden met betrekking tot het speciaal toezichtsarrangement dat ik met de provincie Zuid-Holland heb getroffen.

Ad 1. Nieuw beleidskader toezicht

In mijn brief van 27 januari 2000 heb ik gemeld dat een werkgroep (de werkgroep «Inzicht in toezicht») de taak heeft interbestuurlijke afstemming te bewerkstelligen ten aanzien van het te voeren toezichtsbeleid door het rijk (op de provincies) en de provincies (op de gemeenten). Deze werkgroep heeft het rapport «Toezicht op schrift» opgesteld dat onder meer een minimum-beleidskader voor het financiële toezicht bevat. Over het rapport heb ik bestuurlijk overleg gehad met de gedeputeerden die het financiële toezicht in hun portefeuille hebben. Over de uitkomsten daarvan zal ik u één dezer dagen berichten. Het rapport van de werkgroep zal ik daarbij meezenden.

Op basis van het rapport «Toezicht op schrift» is op mijn ministerie een nieuw beleidskader voor het financiële toezicht op de provincies opgesteld. Een exemplaar van het beleidskader, gedateerd 30 juni 2000, voeg ik als bijlage bij deze brief bij1. Het beleidskader is begin juli aan alle provincies en gemeenschappelijke regelingen, waaraan provincies deelnemen, gestuurd.

De belangrijkste aspecten in het nieuwe beleidskader zijn de volgende:

• Eén van de centrale begrippen in het toezicht is een sluitende begroting. Wat daaronder moet worden verstaan is opnieuw, na uitgebreide discussie met de provincies, vastgesteld. In de nieuwe definitie komt de financiële positie van een provincie meer tot haar recht dan in de oude, wat starre definitie.

• Er wordt uitgebreid aandacht besteed (en gevraagd) voor de informatie-uitwisseling die moet plaatsvinden om het toezichtsproces goed te laten verlopen. Daaronder vallen onder anderen de inzendverplichtingen ten aanzien van diverse besluiten.

• Heel expliciet is gesteld dat de toezichthouder er zich van zal vergewissen of aan de kwaliteitseisen voor de financiële processen wordt voldaan. Dit aan de hand van de desbetreffende in te zenden verordeningen en de accountantsverslagen. Hoge kwaliteit van die processen kan immers de kans dat er «financiële ongelukken» gebeuren tot een minimum beperken.

• De proef met de zogenaamde zelftoets, waarbij provinciale staten zelf vaststelde of de begroting (of de meerjarenraming) sluitend was en dus of er op die grond al dan niet sprake zou zijn van preventief of repressief toezicht, wordt niet meer vervolgd.

Met het rapport «Toezicht op schrift» en dit beleidskader toezicht is de ambitie van het toezicht, binnen de bestaande wettelijke kaders, opnieuw vormgegeven:

• Eigen verantwoordelijkheid van de toezichthouder.

• Focus blijft hoofdzakelijk gericht op de sluitendheid van de begroting of meerjarenraming, maar er komt daarnaast meer aandacht voor de kwaliteit van de financiële functie.

Overigens verwijs ik u naar de één dezer dagen te verzenden brief waarbij ik u het rapport «Toezicht op schrift» toezend.

Ten slotte wijs ik er in dit verband op dat, indien het wetsvoorstel Financiering decentrale overheden tot wet wordt verheven, het beleidskader zal worden aangepast in verband met de (wijziging van de) toezichtstaak, die daaruit voortvloeit.

Ad 2. Nieuwe beschrijving van de administratieve organisatie

Nu er een nieuw beleidskader is geformuleerd kan worden begonnen met het beschrijven van de administratieve organisatie die hoort bij de daadwerkelijke uitvoering van dit beleidskader. Ik verwacht dat deze beschrijving oktober/november a.s. gereed zal zijn.

Een van de bepalingen in die beschrijving zal zijn dat van de werkoverleggen die mijn ambtenaren met die van de provincies jaarlijks hebben, verslagen zullen worden gemaakt die door beide partijen zullen worden vastgesteld. Dat is inmiddels gebeurd voor de overleggen die het afgelopen voorjaar zijn geweest. De verslagen zijn toegestuurd aan de betreffende colleges van gedeputeerde staten.

Ad 3. Jaarlijks toezichtsverslag aan de Tweede Kamer

Een dergelijk verslag is dit voorjaar voor het eerst gemaakt en heb ik u bij mijn brief van 19 mei 2000, IFLO2000/U69 486, doen toekomen.

Ten slotte meld ik u het volgende ten aanzien van het speciale toezichtsarrangement dat ik met de provincie Zuid-Holland heb getroffen.

Bij mijn genoemde brief aan u van 27 januari 2000 was gevoegd een afschrift van mijn brief van 27 januari 2000, IFLO99/U99 425, aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland. In die brief is de inhoud van het speciale toezichtsarrangement beschreven. Kort gesteld komt die er op neer dat ik nauwgezet de maatregelen volg die ertoe moeten leiden:

• dat het treasurydossier wordt afgebouwd;

• dat een verbetering van het financiële beheer wordt gerealiseerd.

Voor die twee onderwerpen waren bij de provincie twee bestuurlijke stuurgroepen ingesteld.

De stuurgroep afhandeling treasurydossier heeft inmiddels een eindrapport uitgebracht. Daaruit blijkt dat de leningenportefeuille geen risicovolle leningen meer bevat. Deze zijn inmiddels afgelost, afgekocht of verkocht. Vanwege aangegane verplichtingen zal het nog enige jaren duren alvorens de, thans apart geadministreerde, leningenportefeuille geheel is afgewikkeld. Versnelling van dat proces brengt extra kosten met zich, hetgeen het provinciebestuur niet wenselijk acht. Gezien het feit dat de resterende leningen als «risicoloos» kunnen worden beschouwd (ook gezien vanuit het wetsontwerp Financiering decentrale overheden) kan ik mij hierin vinden.

Voor de verbetering van het financiële beheer zijn veel voorbereidende activiteiten verricht. De stuurgroep «Verantwoord beter», die zich hiermee bezighoudt, is nu zover dat concept-stukken door haar kunnen worden vastgesteld en de reguliere vaststellingsprocedures kunnen gaan starten. De provincie verwacht dat in oktober de desbetreffende verordeningen door provinciale staten kunnen worden vastgesteld. Tot zolang zal ook het speciale toezichtsarrangement in werking blijven, hetgeen inhoudt dat ik in mijn toezichthoudende functie, zo dat nodig zou zijn, invloed kan uitoefenen op de inhoud van de vast te stellen verordeningen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven