26 712
Protocol inzake gecombineerd vervoer over binnenwateren bij de Europese Overeenkomst inzake belangrijke internationale gecombineerde vervoerslijnen en daarmee samenhangende installaties (AGTC) van 1991, met Bijlagen; Genève, 17 januari 1997

nr. 320
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 1 september 1999

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 3 september 1999.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 3 oktober 1999.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 17 januari 1997 te Genève tot stand gekomen Protocol inzake gecombineerd vervoer over binnenwateren bij de Europese Overeenkomst inzake belangrijke internationale gecombineerde vervoerslijnen en daarmee samenhangende installaties (AGTC) van 1991, met Bijlagen (Trb. 1998, 25 en 1999, 94)1.

Een toelichtende nota bij dit protocol treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Het onderhavige Protocol bij de op 1 februari 1991 te Genève tot stand gekomen Europese Overeenkomst inzake belangrijke internationale gecombineerde vervoerslijnen en daarmee samenhangende installaties (Trb. 1992, 13) is voorbereid door de «Working Party on Combined Transport» van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties. Het geeft een nadere invulling aan bestaande binnenvaartregels in Europa. Zo wordt in de bijbehorende bijlagen een overzicht gegeven van de vaarwegen en van de terminals in havens die voor het internationaal gecombineerd vervoer van belang zijn. Dit overzicht is nuttig om aan te geven welke voorzieningen een rol kunnen spelen bij het stimuleren van intermodaal vervoer vanuit Nederland.

Het protocol is voor het Koninkrijk der Nederlanden ondertekend en marge van de Regionale Conferentie voor Transport en Milieu die van 12 tot en met 14 november 1997 in Wenen heeft plaatsgevonden in het kader van de Verenigde Naties. Het protocol, dat ook voor elf andere Europese staten1 is ondertekend, treedt in werking negentig dagen na de datum waarop vijf staten een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding hebben neergelegd, op voorwaarde dat een of meer waterwegen van het internationale waterwegennet voor gecombineerd vervoer als een doorlopende waterweg de grondgebieden van ten minste drie staten verbinden.

Het is de bedoeling dat alle lidstaten van de Europese Unie die bij het protocol partij worden, bij de ondertekening of de bekrachtiging een verklaring afleggen. Deze verklaring bevestigt, door verwijzing naar artikel 17 van de Overeenkomst van 1991, dat de bepalingen van het protocol niet kunnen prevaleren boven de bepalingen die sommige staten gehouden zijn toe te passen in hun onderlinge betrekkingen in overeenstemming met andere multilaterale verdragen. Met deze verklaring, die in overleg met de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot stand is gekomen, wordt eventuele strijdigheid met het Gemeenschapsrecht vermeden. Een dergelijke verklaring is door het Koninkrijk bij de ondertekening afgelegd.

Protocol

De structuur van het protocol is vergelijkbaar met die van de Europese Overeenkomst van 1991. In artikel 1 worden de definities gegeven van de in het protocol gebruikte termen, te weten gecombineerd vervoer, netwerk van vaarwegen die voor internationaal gecombineerd vervoer van belang zijn, en gekoppelde voorzieningen.

Artikel 2 bevat voor de partijen de verplichting om het protocol te beschouwen als een gecoördineerd internationaal plan voor de ontwikkeling van een netwerk van binnenwateren, dat van belang is voor internationaal gecombineerd transport en voor terminals in havens.

Ingevolge artikel 3 dienen de partijen de nodige maatregelen te treffen om te voldoen aan de in bijlage III van het protocol vermelde technische en operationele minimumeisen voor de Europese binnenwateren die voor internationaal gecombineerd vervoer van belang zijn.

In artikel 10 worden de grenzen van de toepassing van het protocol aangegeven. Dit artikel is opgenomen om de partijen te vrijwaren voor het verwijt van schending van het protocol in gevallen waarin zij genoodzaakt zijn om maatregelen te nemen die voor hun in- en externe veiligheid nodig worden geacht. Te denken valt aan maatregelen naar aanleiding van een aanvaring waarbij een schip betrokken is dat stoffen vervoert die bij het vrijkomen een gevaar voor de omgeving opleveren. In theorie kunnen ook onlusten of (dreigend) oorlogsgeweld aanleiding zijn om een beroep op dit artikel te doen.

Artikel 13 bevat de procedure voor de wijziging van het protocol. Met betrekking tot een wijziging, die hier te lande parlementaire goedkeuring zal behoeven, dient de nationale procedure te zijn afgerond binnen 12 maanden na de mededeling van de Verenigde Naties, volgend op de aanneming binnen de Economische Commissie voor Europa. Indien geen parlementaire goedkeuring wordt verkregen, zal tegen de wijziging uiteraard bezwaar worden gemaakt. Indien door geen enkel land tijdens de 12 maanden een bezwaar wordt gemaakt, treedt de wijziging voor alle partijen in werking. Een eventueel hier te lande nog lopende procedure behoeft in dat geval niet meer te worden voortgezet en de wijziging, die dan ook voor het Koninkrijk zal gelden, komt tot stand door middel van een besluit in de zin van artikel 92 van de Grondwet.

Bijlagen

Bij het protocol behoren drie bijlagen. Bijlagen I en II bevatten een opsomming van de vaarwegen en van de terminals in havens welke voor het internationaal gecombineerd vervoer van belang zijn. Bijlage III bevat de technische en operationale minimumeisen die gesteld worden aan de Europese vaarwegen die voor internationaal gecombineerd vervoer van belang zijn.

De artikelen 14 en 15 van het protocol bevatten de besluitvormingsprocedures met betrekking tot het wijzigen van de bijlagen. Bijlagen I en II kunnen bij meerderheidsbesluit van de «Working Party on Combined Transport» worden gewijzigd. De staat op wiens grondgebied de toe te voegen of te schrappen vaarweg of terminal is gelegen, heeft echter een vetorecht. Wijziging van de in bijlage III vermelde technische en operationele minimumeisen kan op dezelfde manier geschieden, zij het dat hier een blokkerende minderheid van één vijfde van de partijen nodig is om een wijziging tegen te houden.

De bijlagen maken een integrerend onderdeel uit van het protocol en zijn gelet op hun inhoud aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlagen behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht van goedkeuring terzake voorbehouden.

Koninkrijkspositie

Het protocol zal, evenals de Europese Overeenkomst van 1991, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Tsjechië, Zwitserland.

Naar boven