26 711
Wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen)

nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID SCHIMMEL

Ontvangen 20 april 2000

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I komt onderdeel F als volgt te luiden:

F

Artikel 32a komt als volgt te luiden:

Artikel 32a

Een pensioenfonds is voor zover zijn statuten en reglementen en reglementen dat mogelijk maken bevoegd pensioen of aanspraken op pensioen met instemming van de rechthebbende af te kopen, indien

a. die afkoop ertoe strekt de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van de afkoopsom bij hetzelfde fonds of elders pensioen of aanspraken op pensioen te verwerven;

b. in de gevallen waarin het pensioen of de aanspraken op pensioen worden verworven jegens een andere instelling de afkoopsom rechtstreeks wordt overgedragen aan die instelling

c. het pensioen of de aanspraken op pensioen worden verworven jegens een instelling:

1°. waarop de Verzekeringskamer toezicht houdt;

2°. die bij ministeriële regeling is aangewezen;

3°. die heeft voldaan aan de ingevolge de artikelen 37 of 38 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in Nederland; dan wel

4°. die heeft voldaan aan de vereiste procedure als bedoeld in de artikelen 111, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of tweede lid 113, eerste of vierde lid, 116 eerste lid, onderdelen a tot en met c, of derde lid, of 118, tweede of vijfde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 indien het aldaar bedoelde dienstverrichting naar Nederland betreft;

d. het voornemen tot afkoop uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van afkoop schriftelijk wordt gemeld aan de Verzekeringskamer in die gevallen waarin er sprake is van groepsgewijze afkoop en de Verzekeringskamer binnen die periode niet van eventuele bezwaren heeft doen blijken;

e. met de pensioenbelangen van de echtgenoot of gewezen echtgenoot op redelijke wijze rekening is gehouden en

f. het pensioen of de aanspraak op pensioen door de instelling jegens welke het pensioen of de aanspraak op pensioen wordt verworven, aldus wordt vastgesteld, dat de actuariële waarde ervan ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende actuariële waarde van het af te kopen pensioen of de af te kopen aanspraken op pensioen,

een en ander met dien verstande dat ingeval het pensioen of de aanspraak op pensioen wordt verworven jegens een verzekeraar het bepaalde bij of krachtens deze wet met betrekking tot het geval aan een toezegging uitvoering wordt gegeven door het treffen van een voorziening als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van overeenkomstige toepassing is op dat pensioen of die aanspraak op pensioen.

Toelichting

Met dit amendement beoogt de indiener het verbod op pensioenshoppen terug te draaien.

Schimmel

Naar boven