B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 2 augustus
1999 en het nader rapport d.d. 23 augustus 1999, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief
afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 7 juni 1999, no. 99.002505, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging
van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering (systematische aanpassingen).
Blijkens mededeling van de Plv. Directeur van uw Kabinet van 7 juni 1999,
99.002505, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies betreffende
het bovenvermelde wetsvoorstel met toelichting rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Het advies van de Raad van State, gedateerd 2 augustus 1999, W03.99.0274/I,
doe ik u hierbij toekomen.
De termijn van 60 dagen in het voorgestelde artikel 72, vierde lid, van
het Wetboek van Strafvordering brengt het artikelonderdeel in lijn met het
in 1998 gewijzigde artikel 75, derde lid, aldus de memorie van toelichting.
Volgens de toelichting ligt aanpassing van deze termijn aan de duur van de
verlenging na de uitspraak in eerste aanleg voor de hand. De eerste bepaling
betreft de opheffing van de voorlopige hechtenis (op termijn) bij de einduitspraak,
als de opgelegde vrijheidsstraf minder dan 30 dagen de reeds ondergane voorlopige
hechtenis overtreft. De tweede bepaling betreft het bevel tot gevangenneming
of -houding als hoger beroep is ingesteld.
Het is de Raad van State niet duidelijk waarom de termijn in beide gevallen
gelijk moet zijn en waarom de kortere termijn van 30 dagen moet worden omgezet
in de langere van 60 dagen. Hierop dient in de memorie van toelichting nader
te worden ingegaan.
1. Aan het verzoek van de Raad van State is voldaan. Er bleek sprake van
een misslag. De toelichting op dit onderdeel is gewijzigd.
2. Na de toezending aan de Raad is nog de noodzaak van vijf wijzigingen
van geheel ondergeschikte en technische aard gebleken; deze zijn toegevoegd.
Het betreft in artikel I de onderdelen D, L en M, in artikel II het onderdeel
I en artikel IV.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge u verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals