26 705
Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde daarin een opvanginstrument voor levensverzekeraars op te nemen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 12 oktober 1999

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud, dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie hebben met waardering kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij juichen het toe, dat op deze manier een verdergaande verfijning van het toezichtstelsel tot stand komt. Over een aantal punten wensen deze leden de onderstaande nadere vragen te stellen.

De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat de opvangregeling een instrument van de toezichthouder is. Zij hechten aan helder te onderscheiden verantwoordelijkheden van de overheid en markt. Waarom speelt het Verbond van Verzekeraars een centrale rol als oprichter van de «opvang nv»? Waarom is met de rol van van het Verbond van Verzekeraars gekozen voor een vergaande vorm van zelfregulering en niet voor een grotere rol van de Verzekeringskamer, vooral gezien het feit dat de opvangregeling een instrument van die toezichthouder is? Door een cruciaal onderdeel van de uitvoering van de opvangregeling te delegeren aan de «opvang nv», waarvan de markt zelf de oprichter is, wordt de stap naar de operationele invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid wel erg groot, zo niet te groot. Waarom is de toezichthouder niet zelf de oprichter van de «opvang nv»? Wat zijn de voor- en nadelen van een model waarin de Verzekeringskamer de oprichter van de «opvang nv» zou worden?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom bij de verplichte overdracht van de portefeuille een gedeeltelijke overdracht niet mogelijk is, zoals bij herverzekering, maar de gehele portefeuille moet worden overgedragen. Deze leden kunnen in grote lijnen instemmen met de criteria ten aanzien van de benoeming van leden van de vertrouwenscommissie. Kunnen zij ervan uitgaan dat uitsluitend de Verzekeringskamer onafhankelijk de leden van de vertrouwenscommissie benoemt? Waarom wordt dit niet bij wet vastgelegd? Naar hun mening moet overigens worden uitgesloten dat personen benoemd worden die een direkte band hebben met een verzekeraar. Deelt de regering die mening?

Wanneer kan het te sluiten convenant tussen de Verzekeringskamer, het Verbond van Verzekeraars, en de minister tegemoet worden gezien? Kan de Tweede Kamer hier inzage in krijgen, alvorens de minister zijn goedkeuring verleent? Is er een onderscheid in de behandeling van een in problemen geraakte maatschappij die wel respectievelijk die geen lid is van het Verbond van Verzekeraars? Kan de regering garanderen dat het Verbond van Verzekeraars bij de bepaling of een verzekeraar nog levensvatbaar is geen rol zal spelen?

De regering stelt dat de bijdragende verzekeraars de aandelen van de opvanginstelling middellijk zullen houden. Kan de regering deze zinsnede verduidelijken? De leden van de PvdA-fractie hebben er twijfel over dat de bijdragende verzekeraars op die manier voldoende zeggenschap zullen hebben, zoals de regering stelt, en vragen de regering hierop in te gaan. Anderzijds vragen zij zich af, of het een goede zaak is dat verzekeraars zeggenschap hebben in de opvanginstelling, aangezien deze een concurrent van hen uit een moeilijke financiële situatie zou moeten helpen. Hier speelt weer de vraag op welke wijze de scheiding tussen de verantwoordelijkheden van de overheid en de markt gewaarborgd is. Kan de regering hierop ingaan? Ook vragen de leden van de PvdA-fractie een verduidelijking van de zinsnede dat de aandelen middellijk worden gehouden «naar rato van hun bijdrage».

Hoe wordt de bijdrage bij voorbeeld vastgesteld? Hoe wil de Verzekeringskamer de onder haar toezicht staande verzekeraars dwingen de aanslag ter bekostiging van de opvangregeling te laten betalen? Wat zijn de sancties als een verzekeraar dit niet doet? Wat betekent de vaststelling van een cumulatief maximum van 400 miljoen voor gevallen die optreden nadat dit maximum is overschreden? De leden van de PvdA-fractie vragen vervolgens of in het opvangplan ook beschreven dient te zijn op welke manier de verzekeraar weer financieel gezond zou moeten worden.

De regering stelt dat toepassing van het opvanginstrument zonder publiciteit dient plaats te vinden. De leden van de PvdA-fractie hebben daar veel begrip voor, maar vragen zich toch af of dat uitgangspunt niet op gespannen voet staat met een aantal andere belangen, zoals bij voorbeeld die van werknemers.

Op welke wijze wordt bij voorbeeld de ondernemingsraad bij een dergelijke situatie betrokken? Hoe zit het met de aandeelhouders? Hoe verhoudt een eventuele geheimhouding zich met opvattingen over meer transparantie en openheid? Bedrijven, althans die op de beurs genoteerd zijn, moeten toch een winstwaarschuwing geven? De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering hierop in te gaan en daarbij een onderscheid te maken tussen verplichte herverzekering en verplichte overdracht van de portefeuille.

In bepaalde gevallen wordt financiële steun verleend zonder dat deze hoeft te worden terugbetaald. Is hier sprake van een mogelijke spanning met het mededingingsrecht en Europees beleid ten aanzien van overheidssteun? Hoe zal de Tweede Kamer het functioneren van het opvanginstrument kunnen evalueren? Wat is de rol van de NMa en de Europese Commissie in de toepassing van het opvanginstrument?

De regering stelt dat snelheid van handelen van belang is. Hoe verhoudt dit zich met de mogelijkheid van beroep tegen de besluiten van de Verzekeringskamer, of van beroep in cassatie tegen de rechterlijke machtiging?

Het instrument heeft betrekking op levensverzekeraars. Wanneer kunnen de resultaten van het genoemde onderzoek ( blz. 9) naar de wenselijkheid van een opvangregeling in de schadesector verwacht worden?

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het opvanginstrument los staat van een eventuele garantieregeling. Bij een deconfiture hebben de verzekerden immers weinig aan het opvanginstrument. Deelt de regering deze mening? Indien er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de opvangregeling, zoals de regering in de memorie van toelichting stelt, pleit dat juist ook voor een garantieregeling. Er zouden dan immers relatief weinig kosten mee gemoeid zijn. Een garantieregeling maakt wat betreft de leden van de PvdA-fractie de zaak juist mooi rond, zeker gezien het feit dat in geval van een deconfiture de verzekerde er anders toch nog bij inschiet, zoals in de memorie van toelichting (blz. 11) ook wordt gesteld. De leden van de PvdA-fractie pleiten derhalve voor een garantieregeling en horen graag de visie van de regering in de vorm van een notitie. Een model hiervoor zou de Stichting Garantieregeling Reiswezen kunnen zijn. Voor de verzekeraars zelf is een garantieregeling weer een extra vorm van het uitstralen van soliditeit, die uitstraalt over de hele sector.

De regering stelt dat verzekeringscrediteuren recht zullen hebben op een aanmerkelijk percentage. Hoe hoog schat de regering dit gemiddelde percentage? Bijkantoren van verzekeraars in een andere EU-lidstaat vallen niet onder de regeling. Hoe is de situatie in andere EU-landen met betrekking tot opvangregelingen, ook in het licht van eerlijke concurrentieverhoudingen?

Betekent het in de memorie van toelichting gestelde omtrent steunmaatregelen (blz. 11) dat iedere keer ontheffing zal moeten worden gevraagd? De regering stelt voorts dat bij verplichte portefeuille-overdracht de vergunning wordt ingetrokken. Hoe verhoudt dit zich tot het als tijdelijk bedoelde karakter van de opvangregeling? Hoe vaak verwacht de regering dat de opvangregeling zal worden toegepast?

Kan de wet meteen na publicatie in het Staatsblad in werking treden? Zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden tot besluit.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstellingstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel en onderschrijven de beleidsvoornemens van het kabinet. Deze leden hechten eraan dat het opvanginstrument zodanig wordt ingezet, dat competitieve neutraliteit gewaarborgd wordt. Zij hechten aan een level-playing-field voor de verzekeringsmaatschappijen en vragen de regering dan ook, welke sancties ingezet kunnen worden als het level-playing-field toch verstoord dreigt te worden.

De voorzitter van de commissie,

Van Gijzel

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GL), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GL), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GL), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Van der Knaap (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GL), Vacature (PvdA), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA).

Naar boven