26 701
Wijziging van artikel 2 van de Infectieziektenwet

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING1

1. onderdelen 1. en 2.

De Infectieziektenwet voorziet in melding van ziekten behorende tot de groepen A en B door de arts, met vermelding van een aantal persoonsgegevens van de betrokken persoon, waaronder diens naam en adres. Bij ziekten behorende tot groep C daarentegen voorziet de Infectieziektenwet in melding van de vaststelling van de verwekker van de ziekte gemeld door het hoofd van het laboratorium, zonder vermelding van naam en adres van de betrokken persoon, maar met vermelding van de naam van de arts die het onderzoek had aangevraagd. Melding vindt in beide gevallen plaats aan de gemeentelijke gezondheidsdienst.

Een gemeentelijke gezondheidsdienst die een persoon, die besmet is met een tot groep C behorende ziekte, in een brononderzoek wil betrekken kan diens naam en adres dus alleen achterhalen via de arts die het onderzoek had aangevraagd. De arts kan deze gegevens, ingevolge artikel 6, derde lid, Infectieziektenwet, uitsluitend verstrekken indien de betrokkene daarvoor toestemming geeft. Het is duidelijk dat deze werkwijze enige tijd kost. Voor deze procedure is destijds gekozen met het oog op de bescherming van de grondrechten van de besmette persoon.

De Infectieziektenwet plaatst legionellose in artikel 2 in groep C.

De legionellose die zich in maart 1999 op de West-Friese Flora manifesteerde was bijzonder ernstig, ook overigens gezonde personen werden getroffen. Als zich in de toekomst vergelijkbare situaties zouden voordoen is het van levensbelang dat de gemeentelijke gezondheidsdienst zo vroeg mogelijk beschikt over naam en adres van besmette personen. Zij kan dan bij ieder nieuw geval snel een onderzoek instellen naar de bron van de besmetting en naar aanleiding van de resultaten daarvan zo nodig maatregelen nemen en waarschuwingen laten uitgaan.

Om die reden acht ik het aangewezen om legionellose in artikel 2 van de Infectieziektenwet te verplaatsen van groep C naar groep B. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de besmette persoon is bij ziekten van groep B weliswaar iets geringer dan bij ziekten van groep C, maar het bovenbeschreven medisch belang vermag deze wijziging naar mijn oordeel te rechtvaardigen.

2. onderdeel 3.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om ziekte veroorzaakt door enterohaemorrhagische E. coli onder de werking van de Infectieziektenwet te brengen. Dit is een ernstige aandoening van de ingewanden, die met name bij jonge kinderen en bij ouderen voorkomt. Zij kan in zeer ernstige gevallen leiden tot blijvende nierinsufficiëntie of de dood.

Gekozen is voor plaatsing in groep C. Daarmee zal de vaststelling van positieve isolaten van deze bacterie behoren tot de meldingsplicht van het hoofd van het laboratorium.

Redenen voor het toevoegen van deze ziekte zijn enerzijds de ernstige gevolgen waartoe de desbetreffende infecties kunnen leiden en dus het belang van het zo spoedig mogelijk bekend worden van de bron ervan en anderzijds de constatering door de Hoofdinspecteur voor de Gezondheidszorg dat vrijwillige melding door artsen en laboratoria onvoldoende werkt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven