26 700
Wijziging van de Waterleidingwet in verband met de richtlijn betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 13 oktober 1999

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

De leden van de PvdA-fractie zien de wetswijziging ter implementatie van deze Europese richtlijn als een noodzakelijke en welkome veiligstelling van de waterkwaliteit voor de consument, door eisen te stellen aan diverse systemen die voorafgaan aan de tapkraan.

Deze leden vragen of de implementatie van de richtlijn naar de Woningwet, Waterleidingwet respectievelijk Warenwet een consistente aanpak mogelijk maakt gelet op de systematiek van deze afzonderlijke wetten.

Op welke wijze zijn bij de nu voorgestelde verruimde reikwijdte het toezicht, de handhaving en de daarbij te hanteren sancties geregeld?

Aangezien de richtlijn ook door de overige lidstaten van de EU moet worden geïmplementeerd, vragen de leden van de PvdA-fractie of bij de import en export van voor de consument bedoeld water ook momenteel al voldaan wordt dan wel na implementatie voldaan zal zijn aan de kwaliteitseisen die door dit het wetsvoorstel voor de binnenlandse situatie worden vastgelegd.

Met interesse lazen de leden van de VVD-fractie het wetsvoorstel. Zij hebben nog een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie stemmen in met de hoofdlijnen van het wetsvoorstel waar het gaat om de bescherming tegen risico's voor de volksgezondheid die kunnen voortvloeien uit gebreken bij de levering van drinkwater. Toch hebben zij nog een aantal vragen wat betreft de uitvoering en de financiën.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat de Waterleidingwet aanpast ter implementatie van de Europese richtlijn betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (98/83/EG). Deze leden hebben nog wel enkele vragen over het wetsvoorstel.

Nooddrinkwater dat als verpakt water op de markt wordt gebracht, moet voldoen aan de kwaliteitseisen zoals die zijn gesteld in de Warenwet. De leden van de fractie van D66 vragen of deze eisen hetzelfde zijn als de eisen die op grond van de Waterleidingwet aan de kwaliteit van het drinkwater gesteld worden.

De leden van de GPV-fractie en de RPF-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn betreffende de kwaliteit van drinkwater. Deze leden menen dat bij de levering van warm tapwater in woonwijken – een opkomend verschijnsel in nieuwbouwwijken – een schemergebied kan ontstaan in de verantwoordelijkheid voor gezond drinkwater. Het water wordt niet meer verwarmd in een particuliere installatie, maar dat sluit niet uit dat bijvoorbeeld legionellabacterieën zich binnen de woning ontwikkelen in stilstaand water. Hoe is de risicoverdeling geregeld en bij wie ligt de bewijslast indien er problemen ontstaan bij de levering van warm tapwater in woonwijken?

Financiële en personele consequenties van het wetsvoorstel

Het is onbevredigend dat de regering op geen enkele wijze kan schatten wat de financiële en administratieve consequenties zijn van het wetsvoorstel waar het gaat om de afzonderlijke watervoorziening en de particuliere installaties. De leden van de CDA- fractie achten het van belang om de uitkomsten van het onderzoek bij de discussie over dit wetsvoorstel te betrekken en verzoeken de regering met een indicatie hiervoor te komen.

De regering stelt dat het op dit moment niet mogelijk is een schatting te geven van de financiële en personele consequenties van het wetsvoorstel (memorie van toelichting, bladzijde 3). Voor drijvers van afzonderlijke watervoorzieningen en eigenaren van particuliere instanties (vallen nu nog niet onder de Waterleidingwet) zal het onder meer afhangen van hoeveel inspanningen zij op dit moment al verrichten ten einde een goede waterkwaliteit te bereiken, te waarborgen en te bewaken. De leden van de D66-fractie vragen of er een compensatieregeling zal komen voor drijvers voor wie de financiële gevolgen groot zullen zijn; immers wegens de snelle invoering van de wijzigingen hebben zij ook minder tijd om op de veranderingen in te spelen.

II. ARTIKELEN

Artikel 1

Onderdeel A

Op grond van de huidige inzichten is het aannemelijk dat huishoudwater, voor zover dit bestemd is voor toiletspoeling en gebruik in de wasmachine, van de reikwijdte van de richtlijn kan worden uitgezonderd. Voor toepassing van huishoudwater bij de buitenkraan ligt dit minder duidelijk, wegens betrekkelijk grote kans op bewust of onbewust verkeerd gebruik (memorie van toelichting, bladzijde 9). Indien een bepaald soort leidingwater niet van de reikwijdte wordt uitgezonderd, houdt dit in dat het aan de kwaliteitseisen voor drinkwater moet voldoen. De leden van de D66-fractie vragen wat voor gevolgen dit heeft voor projecten met huishoudwater, zoals bij de Leidsche Rijn en in Houten?

Onderdeel B

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat een aantal methoden en chemicaliën wordt verboden of is verboden bij de reiniging van het water. Welke zijn dat precies en wordt chloreren onder alle omstandigheden verboden? Welke stoffen die niet meer in het drinkwater mogen voorkomen, zullen bij name worden genoemd? Welke kwaliteitsverbeteringen worden beoogd, ook daar, waar het gaat om smaak en hardheid van het water?

De leden van de PvdA-fractie stemmen ermee in dat met het nu voorliggende wetsvoorstel de wettelijke basis wordt geboden voor het opstellen van een ministeriële regeling ter beperking van gezondheidsrisico's in relatie tot de recente uitbraak van de veteranenziekte te Bovenkarspel.

Aangezien het hier om een onderwerp gaat waarvoor de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) de verantwoordelijke bewindpersoon is, ontgaat het de leden van de CDA-fractie waarom de minister van VWS niet betrokken is bij het onverwijld voorzieningen treffen door een ministeriële regeling. Ook de Raad Van State heeft hierop gewezen. De reactie van de zijde van de minister van VROM hierop overtuigt deze leden onvoldoende, aangezien zij van mening zijn dat het beoordelen van volksgezondheidsrisico's een zaak is van VWS. Een aanpassing van het betrokken artikellid door middel van de toevoeging van «in overleg treden met» staat het treffen van maatregelen en het voorkomen van gebreken door de minister van VROM niet in de weg.

De minister van VROM kan met het oog op het voorkomen of beperken van (dreigend) ernstig gevaar voor de volksgezondheid bij wijze van een onverwijlde voorziening een ministeriële regeling vaststellen. In het nader rapport van de Raad van State suggereert deze dat het voor de hand ligt de minister van VWS daarbij te betrekken. Echter, de minister van VROM vindt gezien het doel en de strekking van de Waterleidingwet dat de VROM minister primair verantwoordelijk is en volgt daarom de suggestie van de Raad om de afstemming met VWS te formaliseren niet op. De legionella-kwestie laat echter zien dat VWS voluit betrokken moet worden bij de zorg voor de waterkwaliteit. Voldoet de afstemming op dit gebied? De leden van de fractie van D66 vragen toch of geformaliseerde verantwoordelijkheid niet een meerwaarde oplevert voor de volksgezondheid.

Onderdeel E

Op welke wijze wordt voorzien in uitbreiding van particuliere distributienetten, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zijn er, behalve de kwaliteitseisen, nog verder eisen, waaraan een dergelijk particuliere installatie moet voldoen? Wie mogen een particuliere installatie aanleggen en waar mag dat, en waar beslist niet? Op welke wijze en door wie wordt het afgenomen water afgerekend?

Op welke wijze, zo vragen de leden van de VVD-fractie, wordt de controle van de kwaliteit gekoppeld aan benchmarking? Is die methode inzichtelijk genoeg voor de consument? Welke mogelijkheden heeft de consument, indien bij controle het leidingwater niet aan de gestelde criteria voldoet?

De melding dat er nog onvoldoende zicht is op de soorten en de omvang van de afzonderlijke watervoorzieningen is volgens de leden van de CDA-fractie onvoldoende argument om de keuze voor het toezichthouderschap vooruit te schuiven. Uit het wetsvoorstel wordt niet duidelijk wie de toezichthoudende taak in de toekomst gaat vervullen. Deze leden dringen er bij de regering op aan hier duidelijkheid over te verschaffen en spreken de voorkeur uit voor één toezichthouder. Dit om administratieve rompslomp en bureaucratie te voorkomen.

Artikel 15a, derde lid, biedt mogelijkheden om voorzieningen uit te sluiten van de reikwijdte van de wet. De kwaliteit van het water is toch maatgevend? Waarom wordt de grens dan bij kwantitatieve eenheden (minder dan 10 m3 of 50 personen) gelegd?

Het is nog niet mogelijk in de Waterleidingwet zelf vast te leggen door wie het toezicht op de afzonderlijke watervoorzieningen en de particuliere instanties zal worden uitgeoefend. Er is een inventariserende studie gestart naar de soorten en aantallen afzonderlijke watervoorzieningen en particuliere instanties, welke een belangrijke basis zal vormen bij het beantwoorden van de vraag welke toezichthouders waarop toezicht zullen houden. De leden van de D66-fractie vragen wanneer deze studie wordt afgerond, zodat de regering een beslissing kan nemen?

De voorzitter van de commissie,

Reitsma

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Reitsma (CDA), voorzitter, Van Middelkoop (GPV), Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Crone (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Eisses-Timmerman (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Luchtenveld (VVD), Van Wijmen (CDA), Kortram (PvdA), Van der Knaap (CDA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GL), Van Gent (GL), Oplaat (VVD), Van der Staaij (SGP), Vacature (PvdA), Schoenmakers (PvdA), Udo (VVD).

Plv. leden: Leers (CDA), Stellingwerf (RPF), Dijksma (PvdA), Valk (PvdA), Essers (VVD), De Wit (SP), Van Heemst (PvdA), De Boer (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Van Beek (VVD), Geluk (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Blok (VVD), Biesheuvel (CDA), Bos (PvdA), Van den Akker (CDA), Giskes (D66), M. B. Vos (GL), Halsema (GL), Niederer (VVD), Van 't Riet (D66), Waalkens (PvdA), Spoelman (PvdA), Voorhoeve (VVD).

Naar boven