A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD
I. VOORSTEL VAN WET
Artikel III, de onderdelen H en I ontbraken en de onderdelen J tot en
met M waren oorspronkelijk genummerd H tot en met K.
Artikel VI luidde:
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel
IV, onderdelen E, G, H, I, J, K, en artikel V, die in werking treden op een
bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
II. MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Algemeen
1.2.a HET EU-verdrag inzake de verkorte procedure
In de een na laatste alinea, in de opsomming van landen, ontbraken Portugal
en Finland.
1.2.b Het EU-uitleveringsverdrag
In de eerste alinea, in de opsomming van landen, ontbraken Portugal en
Finland.
Uitlevering in geval van samenspanning of deelneming aan een criminele
organisatie (artikel 3)
In de eerste alinea luidde de derde volzin: Dit werd niet langer aanvaardbaar
geacht, met name niet in die gevallen waarin de criminele organisatie zodanig
actief is, dat gesproken kan worden van georganiseerde criminaliteit (eerste
lid, onder b).
De eerste alinea vanaf de vijfde volzin luidde: Het resultaat als neergelegd
in artikel 3, biedt de lidstaten twee alternatieven. Hetzij men accepteert
een inbreuk op het beginsel van de dubbele strafbaarheid in de hierboven beschreven
gevallen (eerste lid), hetzij men accepteert die inbreuk niet en draagt er
in de eigen nationale wetgeving anderszins zorg voor dat uitlevering mogelijk
is (derde en vierde lid). Die laatste oplossing is vooral van belang voor
die lidstaten die in hun wetgeving reeds een strafbaarstelling voor deelneming
aan een criminele organisatie kennen. Gelet op de artikelen 140 en 46 van
het Wetboek van Strafrecht, achten wij het vanzelfsprekend dat Nederland opteert
voor de tweede oplossing. Wij verwijzen naar het voorbehoud opgenomen in het
voorgestelde artikel 111, onderdeel 1.
Uitlevering van onderdanen (artikel 7)
In de zin «Inmiddels hebben Spanje, Portugal en Finland een voorbehoud
van die strekking gemaakt.» ontbrak: Finland
Na deze zin ontbrak: Voor de uitleg van het begrip «onderdaan»,
verwijst artikel 7, eerste lid, van het EU-uitleveringsverdrag naar artikel
6 van het Europees uitleveringsverdrag, dat de mogelijkheid bevat dit begrip
zelf te definiëren.
In de eerste alinea ontbrak de zin luiddende: Voor de goede orde merken
wij hier op dat de Nederlandse uitleg van het begrip «onderdaan»,
in tegenstelling tot de verklaringen van de Scandinavische lidstaten, waarover
hierna meer, tijdens de onderhandelingen geen bezwaren heeft ontmoet.
De tweede alinea luidde: Voorts wordt met betrekking tot de bij artikel
7 behorende verklaringen het volgende opgemerkt. Uit de eenzijdige verklaring
van Denemarken, Finland en Zweden blijkt dat de door deze lidstaten in het
kader van de Raad van Europa gehanteerde ruime uitleg van het begrip onderdaan
in Uniekader niet zullen hanteren. Zij komen daardoor in dezelfde positie
als de overige lidstaten.
Het tweede gedeelte van de vierde alinea luidde: Voorts wordt met betrekking
tot de bij artikel 7 behorende verklaringen het volgende opgemerkt. Uit de
eenzijdige verklaring van Denemarken, Finland en Zweden blijkt dat de door
deze lidstaten in het kader van de Raad van Europa gehanteerde ruime uitleg
van het begrip onderdaan in Uniekader niet zullen hanteren. Zij komen daardoor
in dezelfde positie als de overige lidstaten.
1.5 De Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen
Achter Artikel 66a, was vermeld: tweede lid
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel II
Gebruik van telefax (artikel 13)
De laatste twee volzinnen ontbraken.
Artikel IV
Onderdeel E
De laatste volzin luidde: Van deze gelegenheid wordt tevens gebruik gemaakt
om de in het derde en vierde lid genoemde termijnen voor inverzekeringstelling
aan te passen aan die van artikel 58 van het Wetboek van Strafvordering.
Onderdelen H en I
Deze toelichting ontbrak.
Onderdelen J tot en met M waren genummerd onderdelen H tot en met K.
Onderdeel J
De tweede volzin luidde: De wijziging van het tweede lid betreft een aanpassing
aan het bij wet van 22 april 1998 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering
in verband met de verlengingsprocedure van voorlopige hechtenis en de termijn
van de uitspraak van het schriftelijke vonnis van de alleensprekende rechter
(Stb. 250), ingevoerde en per 15 mei 1998 in werking getreden artikel 66a,
tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Artikel VI
De toelichting luidde: Ingevolge dit artikel treden de artikelen I, II
en III met betrekking tot de verdragen en de in artikel IV, onderdelen A,
B, C, D en F opgenomen, bijbehorende wijzigingen van de Uitleveringswet meteen
in werking. Aangezien de verdragen nog dienen te worden geratificeerd en er
vervolgens nog drie maanden verlopen voor deze van toepassing worden, levert
de onmiddellijke inwerkingtreding van de genoemde onderdelen van de wet geen
problemen voor de praktijk op.
De in artikel IV, onderdelen E, G, H, J en K en in artikel V voorgestelde
wijzigingen behoeven nog enige administratieve uitvoeringsmaatregelen, reden
waarom inwerkingtreding van deze bepalingen bij koninklijk besluit is voorzien.