nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 april 2005
Deze week heeft uw Kamer de motie (29 454, nr. 8) aangenomen waarin
de regering wordt gevraagd een voorstel te doen over het mogelijk maken van
een leer/werkplicht voor jongeren tot 23 jaar. Het kabinet beschouwt de motie
als een ondersteuning van het beleid en zal de uitvoering ter hand nemen.
Hierbij wil ik u informeren over de wijze waarop de motie wordt uitgevoerd
en het tijdstip waarop u het voorstel kunt verwachten.
Er zullen diverse uitvoeringsmodaliteiten worden onderzocht, waarbij in
ieder geval de volgende aspecten worden betrokken:
– het rapport «Omdat iedereen nodig is» van de Raad
Werk en Inkomen;
– ervaringen die in de praktijk zijn/worden opgedaan met een vergelijkbare
aanpak zoals in Alkmaar, Amsterdam en Rotterdam;
– juridische en financiële consequenties;
– uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.
De uitwerking vindt plaats tesamen met in ieder geval de ministeries van
Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG) evenals andere relevante partijen zullen bij de uitwerking worden betrokken.
U zult deze uitwerking na het zomerreces ontvangen.
Overigens wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken u iets specifiekere
informatie te geven op twee punten van de brief die u op 18 april jl.
(BVE/BDenI/2005/17915) heeft ontvangen.
In deze brief wordt op blz. 2 gesproken over ruim 27 000 leerlingen
die jaarlijks zonder diploma het voortgezet onderwijs verlaten. Concreet gaat
het om 27 500 vo-leerlingen, waarvan 14 300 vmbo-leerlingen. Op
blz. 3 wordt gesproken over de leerplichtwet. Deze passage moet als volgt
worden gelezen: Jongeren zijn na afloop van de volledige leerplicht nog één
schooljaar partieel leerplichtig. Concreet betekent dit dat de partiële leerplicht geldt tot het einde van het schooljaar waarin zij 17 jaar
zijn geworden.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. J. A. van der Hoeven