nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 19 juli 1999
Zoals aangekondigd in mijn brief van 30 december 1998 (Kamerstuk 1998/99
25 078, nr. 8) bied ik u een kabinetsnota aan met een beschrijving
van de activiteiten en voornemens van alle ministeries inzake de bestrijding
van seksueel misbruik van en seksueel geweld tegen kinderen.
Inleiding
Seksueel misbruik van en seksueel geweld tegen kinderen zijn vormen van
zeer ernstige schendingen van de rechten van het kind. De maatschappelijke
verontwaardiging over deze vorm van aantasting van en ingrijpen in kinderlevens
is terecht zeer groot. Het kabinet deelt deze verontwaardiging en is van mening
dat het voorkomen en bestrijden van seksueel misbruik van en seksueel geweld
tegen kinderen hoge prioriteit verdient in het beleid van alle ministeries.
Daarbij zal aandacht worden besteed aan een versterking van het bewustzijn
dat kinderen er recht op hebben om onbezorgd en zonder bedreiging van hun
lichamelijke en geestelijke integriteit op te kunnen groeien.
Uitgangspunt van het beleid bij het voorkomen en het bestrijden van seksueel
misbruik van kinderen is de VN-conventie inzake de Rechten van het Kind die
op 8 maart 1995 in Nederland van kracht werd. Daarin ver- plichten alle
staten die partij zijn zich onder andere tot het nemen van maatregelen die
het kind beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld,
letsel, misbruik, verwaarlozing of nalatige behandeling.
In augustus 1996 vond te Stockholm een Wereldcongres tegen commerciële
seksuele exploitatie van kinderen plaats. Alle aanwezige landen, waaronder
Nederland, hebben zich toen gecommitteerd tot het opstellen van een Nationaal
Actieprogramma voor het jaar 2000.
Deze nota vormt een aanzet tot intensivering van de inspanningen die moeten
uitmonden in dit Nationale Actieprogramma. De nota biedt een uitgebreid overzicht
van de lopende en voorgenomen maatregelen en activiteiten ter bestrijding
van seksueel misbruik van en geweld tegen kinderen. Gegeven de diversiteit
van de problematiek en het grote aantal betrokkenen zijn activiteiten en voornemens
in dit stadium niet altijd even goed op elkaar afgestemd. Het vervolgtraject
van deze nota zal gericht zijn het vergroten van eenheid van beleid
en beleidsuitvoering op dit terrein.
Inhoud
Enkele aandachtspunten die uit de notitie naar voren komen zijn:
1. Registratie. Seksueel misbruik van kinderen is moeilijk in kaart te
brengen. Het speelt zich veelal af in het illegale en informele circuit. Op
het terrein van misbruik in de relationele sfeer is een aantal onderzoeken
verricht. Op basis daarvan worden voorzichtige uitspraken met betrekking tot
de omvang gedaan. Met betrekking tot misbruik in de commerciële sfeer
houden diverse overheidsinstanties en instellingen er verschillende wijzen
van registratie op na. Vele instanties registreren op eigen wijze en de benodigde
samenhang ontbreekt. Registratie in Nederland, maar ook in internationaal
verband is derhalve een belangrijk aandachtspunt;
2. Wetgeving. Het onlangs aanvaarde ILO-Verdrag inzake het verbod en de
onmiddellijke uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid zal de verdragspartijen
verplichten tot strafbaarstelling van het gebruik of het aanbieden van een
kind (een persoon onder 18) voor prostitutie, voor de productie van kinderporno
en voor pornografische voorstellingen. Het voornemen tot ratificatie van dit
verdrag zal dan ook gepaard gaan met het indienen van een wetsvoorstel tot
aanvullende strafwetgeving ter bestrijding van commerciële seksuele exploitatie
van kinderen;
3. Repressie. De aan de Kamer gerichte brief van 30 december 1998 (kamerstuk
25 078) beschrijft een tendens binnen de politie en het Openbaar Ministerie
naar een meer professionele en gestructureerde opsporing. Deze nota beschrijft
de ontwikkelingen op dit terrein uitgebreid:
4. Aandachtsgebieden. In de nota wordt een aantal aandachtsgebieden genoemd
die in het hierna beschreven vervolgtraject nadere uitwerking behoeven.
Vervolg
Gezien de uiteenlopende terreinen waarop de lopende en voorgenomen maatregelen
betrekking hebben, was het in de beschikbare voorbereidingstijd niet mogelijk
in de beschrijving alle benodigde verbindingen te leggen tussen de verschillende
onderdelen. Dit zal in het vervolgtraject gebeuren op basis van de gekozen
structuur voor de aanpak (preventief, hulpverlening, repressief, wetgeving
en internationaal) en de benoemde aandachtgebieden. In dit vervolgtraject
is voorzien in een projectmatige interdepartementale aanpak van de problematiek.
Het project heeft o.a. tot doel:
– Het opstellen van het Nationaal Actieplan met een samenhangend
interdepartementaal activiteitenplan.
– Het tot stand brengen van verbindingen en communicatie tussen
de diverse actoren en activiteiten.
– De vervulling van een stimulerende, signalerende en een monitorrol.
Tot slot
De gezamenlijke inspanningen van de overheden en maatschappelijke organisaties
zijn erop gericht om de bescherming van het kind te verbreden en te intensiveren
en meer in het algemeen in de samenleving de bewustwording van de unieke positie
van het kind te bevorderen. Dit vraagt een uitdrukkelijke gemeenschappelijke
betrokkenheid die wij mede inhoud geven door een voort te zetten projectmatige
aanpak. Wij zijn voornemens u periodiek over de ontwikkelingen te rapporteren.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals