26 686
Vaststelling van een kader voor de vereenvoudiging en de vernieuwing van het militaire pensioenstelsel (Kaderwet militaire pensioenen)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 7 oktober 1999

De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, brengt als volgt verslag van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit voorstel van wet voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Valk

De griffier voor dit verslag,

Jonker

INHOUD

I Algemeen

II Memorie van toelichting

III Artikelsgewijze behandeling

IV Overige opmerkingen

I Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de noodzaak om te komen tot modernisering van het huidige militaire pensioenstelsel. Dat geldt ook voor de beoogde vereenvoudiging van regels. Het is logisch dat als gevolg van de komst van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (OOW) de gelegenheid is aangegrepen een pensioenstructuur op te zetten waarin de aanspraken op invaliditeits- en daaruit volgend nabestaandenpensioen onder vredesomstandigheden voor militairen identiek zullen zijn aan die voor de burgers en onder oorlogs- of daarmee vergelijkbare omstandigheden kunnen worden toegekend tot de thans gebruikelijke niveaus.

II Memorie van toelichting

§ 1.

Uitgangspunt is de ook voor het burgerlijk overheidspersoneel gevolgde weg van een onder de beschermende werking van de PSW functionerend privaatrechtelijk pensioenreglement. De PSW schrijft een stelsel van kapitaaldekking dwingend voor. De leden van de CDA-fractie willen graag een nadere toelichting op de financiële consequenties en onderbouwing van dit voorstel. Uit de tekst van de Memorie van toelichting blijkt dat de benodigde middelen «niet zonder meer binnen de defensiebegroting kunnen worden vrijgemaakt». In de Memorie van toelichting staat welke middelen voorhanden zijn. Deze leden willen weten hoeveel middelen er feitelijk nodig zijn en op welke manier hierin wordt voorzien. Vervolgens willen deze leden willen ook weten op welke wijze wordt gegarandeerd dat lopende en nieuwe pensioenen inderdaad kunnen worden uitbetaald. Het kan niet zo zijn dat de over te dragen financiële middelen niet voldoende zijn om de lopende en komende verplichtingen te dekken. Tevens willen deze leden worden geïnformeerd over de op dit punt gedane consultatie van de Verzekeringskamer.

§ 5.

Betekenen de financiële gevolgen een extra bezuiniging op defensie of worden deze op een andere wijze gefinancierd, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

§ 6.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de laatste zin, «gezien ..... t/m ..... behoren», van paragraaf 6 betekent? Welke gevolgen kunnen uit deze zin voortvloeien?

§ 8.

Vallen oud-militairen, als zij als waarnemer optreden, in geval van overlijden of het oplopen van invaliditeit, ook onder de extra regelingen voor militairen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

§ 10.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom militaire pensioenen niet volledig onder het ABP vallen – vergelijk het burgerpersoneel. Dan zou alleen een aanvullende regeling voor extra voorzieningen zoals voor pensioen, optredende invaliditeit en overlijden ten gevolge van oorlogshandelingen?

Is een voordeel van een dergelijke regeling ook niet dat in dat geval de ABP-premie voor het volledige reguliere pakket vaststaat en daar niet apart over onderhandeld hoeft te worden?

III Artikelsgewijze behandeling

Artikel 3 vierde lid

Een uitzondering wordt gemaakt voor de bijzondere militaire pensioenrechten namelijk pensioenvoorzieningen die beogen om bij het optreden van de met de taak samenhangende bijzondere risico's van invalidering en overlijden de inkomens- en pensioenschade zo goed mogelijk te compenseren. Deze regelingen blijven terecht publiekrechtelijk. Tot nu toe werden ze vastgesteld bij formele wet. Het voorstel is om dit in de toekomst te doen bij AMvB. Dat oogt weliswaar flexibel, maar wordt eigenlijk alleen maar onderbouwd vanuit die flexibiliteit. De leden van de CDA-fractie hechten aan een nadere onderbouwing van de noodzaak om over te gaan tot het regelen bij AMvB.

Artikel 3 vijfde lid

De belanghebbenden krijgen zo spoedig mogelijk na de conversie een overzicht waarin de overstap van oud naar nieuw wordt uiteengezet. De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat niemand er tengevolge van die conversie op achteruit gaat. Niet nu, maar ook niet in een latere fase van het toegekende pensioen. Is hierin voorzien?

Artikel 7

In de opsomming «intrekking bestaande wetgeving» komen de luchtmacht en de marechaussee niet voor. De leden van de VVD-fractie vragen of dit betekent dat alle pensioenregelingen m.b.t. deze twee krijgsmachtonderdelen geregeld worden in de Algemene Militaire Pensioenwet?

In dit artikel wordt aangegeven dat er nog een aantal AMvB's nodig zullen zijn. De leden van de CDA-fractie vragen welke AMvB's hier worden bedoeld? Is het wel juist om te stellen dat deze AmvB's kunnen worden ingevoerd met terugwerkende kracht? In hoeverre zijn hier ook AmvB's bij die een belastende werking kunnen hebben? In dit artikel wordt ook de welvaartsvastheid van de huidige militaire pensioenwetten gememoreerd. Deze leden vragen of de garantie in het nieuwe systeem formeel en materieel dezelfde is?

IV Overige opmerkingen

Een aantal wetten, besluiten en regelingen moeten nog gewijzigd worden of een andere grondslag krijgen. Waarom is dat niet direct meegenomen in dit wetsvoorstel en op welke termijn is dat alsnog te verwachten, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de fractie va het CDA hebben uit de voorliggende stukken niet kunnen opmaken of en zo ja op welke wijze er overleg heeft plaatsgevonden met de belangenorganisaties over de tekst en ruikwijdte van deze wet. De aan het woord zijnde leden stellen het op prijs hieromtrent te worden geïnformeerd

De rechten op het ouderdoms- en nabestaandenpensioen worden voor de militair dezelfde als voor de burgerambtenaar. Wat zijn hiervan de consequenties voor het functioneel leeftijdsontslag op 55 jaar, zo vragen deze leden tot besluit?


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van den Berg (SGP), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), voorzitter, Hessing (VVD), ondervoorzitter, Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Stellingwerf (RPF), Essers (VVD), Verhagen (CDA), M.B. Vos (GL), Van 't Riet (D66), Van den Doel (VVD), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GL), Niederer (VVD), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Oplaat (VVD), Albayrak (PvdA), Balemans (VVD), Herrebrugh (PvdA).

Plv. leden: Dittrich (D66), Swildens-Rozendaal (PvdA), Arib (PvdA), Leers (CDA), Van Oven (PvdA), Weisglas (VVD), Eurlings (CDA), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (GPV), Passtoors (VVD), Van der Hoeven (CDA), Vendrik (GL), Lambrechts (D66), Blaauw (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Hindriks (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GL), E. Meijer (VVD), Dijksma (PvdA), Marijnissen (SP), Voorhoeve (VVD), Van Gijzel (PvdA), Wilders (VVD), Apostolou (PvdA).

Naar boven